Op sjabbat 7 november is Rabbi Lord Jonathan Sacks (Londen, 1948) overleden. Sacks wordt beschouwd als de grootste joodse denker en vertolker van het joodse gedachtengoed gedurende de laatste vijfentwintig jaar. Wekelijks publiceerde Jonathan Sacks zijn uiteenzetting over de Sidra van de week, het gedeelte van de Tora dat wekelijks wordt gelezen. Het Nederlands-Israëlitisch Kerkgenootschap bracht zijn uiteenzetting op de Tora de laatste jaren in het NIK Weekbericht. Als een eerbetoon aan Rabbi Sacks gaan we daar de komende tijd mee door.
Rabbi Sacks: Jitschak en Esav
Het is een obsederende vraag. Waarom hield Jitschak van Esav? Het vers zegt zo expliciet: “Jitschak, die een voorliefde had voor wild, hield van Esav, maar Rivka hield van Ja’akov” (Bereesjiet – Gen. 25:28). Hoe we deze zin ook lezen, het is verwarrend. Als we het letterlijk lezen, suggereert het dat Jitschaks genegenheid werd beheerst door niet meer dan een voorkeur voor een bepaald soort voedsel. Dat is beslist niet de manier waarop liefde wordt verdiend of gegeven in de Tora.
Rasji, die een midrasj citeert, suggereert dat de uitdrukking die is vertaald als “die een voorliefde had voor wild” en verwijst naar Jitschak, in feite verwijst naar Esav en moet worden gelezen als “er was de jacht in zijn mond”, wat betekent dat hij gewend was om zijn vader in de val te lokken en te misleiden door zijn woorden. Esav bedroog Jitschak door hem te laten denken dat hij vromer en spiritueler was dan in feite het geval was.
Sommigen ondersteunen deze interpretatie en suggereren dat Jitschak, opgegroeid in het gezin van Avraham en Sara, nog nooit eerder met bedrog was geconfronteerd en dus in zijn onschuld werd misleid door zijn zoon. Rivka, die was opgegroeid in het gezelschap van Lawan, herkende dit heel goed, en daarom gaf ze de voorkeur aan Ja’akov, en daarom was ze er later zo op tegen dat Jitschak’s zegen naar Esav zou gaan.
Toch suggereert de tekst ontegenzeglijk dat er een echte liefdesband bestond tussen Esav en Jitschak. De Zohar zegt dat niemand ter wereld zijn vader eerde zoals Esav Jitschak eerde.[1] Evenzo blijkt Jitschaks liefde voor Esav uit zijn verlangen hem te zegenen. Merk op dat Avraham Jitschak niet zegende. Alleen op zijn sterfbed zegende Ja’akov zijn kinderen. Mosje zegende de Joden op de laatste dag van zijn leven. Toen Jitschak Esav probeerde te zegenen, was hij oud en blind, maar nog niet op zijn sterfbed: “Ik ben nu een oude man en ken de dag van mijn dood niet” (Bereesjiet – Gen. 27:2). Dit was een daad van liefde.
Jitschak, die van Esav hield, liet zich niet misleiden door de aard van zijn oudste zoon. Hij wist wat hij was en wat hij niet was. Hij wist dat hij een man van het veld was, een jager met een grillig temperament, een man die gemakkelijk toe kon geven aan geweld, snel opgewonden raakte, maar even snel kon worden afgeleid en het kon vergeten.
Hij wist ook dat Esav niet het kind was om het verbond voort te zetten. Dat komt tot uiting in het verschil tussen de zegen die Jitschak aan Ja’akov gaf in Bereesjiet 27 (in de overtuiging dat hij Esav was), en de zegen in Bereesjiet 28 die hij Ja’akov gaf, wetende dat hij Ja’akov was.
De eerste zegen, bedoeld voor Esav, gaat over rijkdom – “Moge G-d je geven van de dauw van de hemel en het vette van de aarde” – en de macht: “Laten volkeren je dienen en naties voor je buigen.” De tweede zegen, bedoeld voor Ja’akov toen hij het huis verliet, gaat over kinderen – “Moge de Almachtige G-d je zegenen en je vruchtbaar maken en je aantal vergroten totdat je een gemeenschap van volkeren wordt” – en een land – “Moge Hij jou en je nakomelingen de zegen geven die aan Avraham is gegeven, zodat je bezit kunt nemen van … het land dat G-d aan Avraham gaf.” De patriarchale zegeningen gaan niet over rijkdom en macht; ze gaan over kinderen en het land. Jitschak wist dus al die tijd dat het verbond door Ja’akov zou worden voortgezet; hij werd niet bedrogen door Esav. Waarom hield hij dan van hem, moedigde hij hem aan, wenste hem te zegenen?
Het antwoord ligt geloof ik in drie buitengewone stiltes. De meest opvallende is de vraag: wat is er met Jitschak gebeurd na de Akeda? Kijk naar de tekst in Bereesjiet 22 en je zult zien dat zodra de engel Avraham ervan weerhoudt zijn zoon te offeren, Jitschak volledig uit beeld verdwijnt. De tekst vertelt ons dat Avraham terugkeerde naar de twee dienaren die hen onderweg vergezelden, maar over Jitschak wordt niets vermeld.
Dit is een opvallend mysterie dat de commentatoren heeft gekweld. Sommigen gaan zelfs zo ver om te zeggen dat Jitschak daadwerkelijk stierf bij de Akeda en weer tot leven werd gewekt. Ibn Ezra citeert deze interpretatie en verwerpt ze weer.[2] The Last Trial van Shalom Spiegel is een behandeling van dit idee dat een heel boek vergt.[3] Waar was Jitschak na de beproeving van de Akeda?
De tweede stilte is de dood van Sara. We lazen dat Avraham kwam om voor Sara te rouwen en voor haar te wenen. Maar de voornaamste rouwende in het Jodendom is traditioneel het kind. Het had Jitschak moeten zijn die de rouw leidde. Maar hij wordt in het hele hoofdstuk 23 dat betrekking heeft op Sara’s dood en de gevolgen daarvan niet genoemd.
De derde [stilte] is in het verhaal waarin Avraham zijn knecht opdroeg een vrouw voor zijn zoon te zoeken. Er staat geen vermelding in de tekst dat Avraham zijn zoon Jitschak raadpleegde, of hem zelfs maar op de hoogte bracht. Avraham wist dat er voor Jitschak een vrouw werd gezocht; Avrahams knecht wist het; maar we hebben geen idee of Jitschak het wist, en of hij enige gedachten over het onderwerp had. Wilde hij trouwen? Had hij een bepaalde voorkeur ten aanzien van hoe zijn vrouw zou moeten zijn? De tekst zwijgt hierover. Pas als de bediende terugkeert met zijn aanstaande vrouw, Rivka, komt Jitschak uiteindelijk het verhaal binnen.
De tekst zelf is veelbetekenend: “Jitschak was afkomstig van Be’er Lachai Roi.” Wat was dit voor plaats? We zijn deze maar één keer eerder tegengekomen. Het is waar de engel aan Hagar verscheen toen, zwanger zijnde, ze vluchtte voor Sara, die haar ongevoelig behandelde (Bereesjiet – Gen. 16:14). Een ingenieuze Midrasj zegt dat toen Jitschak hoorde dat Avraham zijn knecht had gestuurd om een vrouw voor hem te zoeken, hij bij zichzelf zei: “Kan ik met een vrouw leven terwijl mijn vader alleen woont? Ik zal Hagar naar hem terugbrengen.”[4] Een latere tekst zegt ons dat “Na Avrahams dood G-d zijn zoon Jitschak zegende, die toen in de buurt van Be’er Lachai Roi woonde” (Bereesjiet – Gen. 25:11). Hierover zegt de Midrasj dat Jitschak zelfs na de dood van zijn vader in de buurt van Hagar woonde en haar met respect behandelde.[5]
Wat betekent dit allemaal? We kunnen alleen maar speculeren. Maar als de stiltes iets betekenen, suggereren ze dat zelfs een tegengehouden offer nog steeds een slachtoffer heeft. Jitschak is misschien niet fysiek gestorven, maar de tekst lijkt hem letterlijk te laten verdwijnen door middel van drie scènes waarin zijn aanwezigheid centraal stond. Hij had daar moeten zijn om de twee bedienden te begroeten en begroet te worden bij zijn veilige terugkeer van de berg Moria. Hij had daar moeten zijn om te rouwen om zijn overleden moeder Sara. Hij had erbij moeten zijn om in ieder geval met zijn vader en de dienaar van zijn vader, zijn toekomstige vrouw te bespreken. Jitschak stierf niet op de berg, maar het lijkt alsof er iets in hem stierf, om pas weer tot leven te komen toen hij trouwde. De tekst vertelt ons dat Rivka “zijn vrouw werd en hij haar beminde; en Jitschak werd getroost na de dood van zijn moeder.”
Dat lijkt de boodschap te zijn van de stiltes. De betekenis van Beer Lachai Roi lijkt te zijn dat Jitschak nooit vergat hoe Hagar en haar zoon – zijn halfbroer Jisjma’el – waren weggestuurd. De Midrasj zegt dat Jitschak Hagar met Avraham herenigde na Sara’s dood. De Tora-tekst vertelt ons dat Jitschak en Jisjma’el samen bij het graf van Avraham stonden (Bereesjiet – Gen.25:9). Op de een of andere manier werd het verdeelde gezin herenigd, schijnbaar op instigatie van Jitschak.
Als dit zo is, wordt Jitschaks liefde voor Esav eenvoudig verklaard. Het is alsof Jitschak had gezegd: ik weet wat Esav is. Hij is sterk, wild, onvoorspelbaar, mogelijk gewelddadig. Het is onmogelijk dat hij de persoon zou zijn aan wie het verbond en de geestelijke eisen ervan zijn toevertrouwd. Maar dit is mijn kind. Ik weiger hem te offeren, zoals mijn vader mij bijna offerde. Ik weiger hem weg te sturen, zoals mijn ouders Hagar en Jisjma’el wegstuurden. Mijn liefde voor mijn zoon is onvoorwaardelijk. Ik negeer niet wie of wat hij is. Maar ik zal hoe dan ook van hem houden, ook al houd ik niet van alles wat hij doet – want zo houdt G-d van ons, onvoorwaardelijk, zelfs als Hij niet van alles houdt wat we doen. Ik zal hem zegenen. Ik zal hem stevig vasthouden. En ik geloof dat die liefde hem op een dag een beter mens zal maken dan hij anders misschien geweest zou zijn.
In deze ene daad van het liefhebben van Esav, vergoedde Jitschak de pijn van twee van de moeilijkste momenten in het leven van zijn vader Avraham: het wegzenden van Hagar en Jisjma’el en Akedat Jitschak.
Ik geloof dat de liefde zowel de minnaar als de beminde helpt genezen.
[1] Zohar 146b.
[2] Ibn Ezra, Commentaar op Gen. 22:19.
[3] Shalom Spiegel, The Last Trial, Schocken, 1969.
[4] Midrasj Hagadol op Gen. 24:62.
[5] Midrasj Aggadah en Beresjiet Rabbati ad loc.