Parsja Wajeesjew 5781

Rabbi Sacks: Onwaarschijnlijke eindes en de nederlaag van de wanhoop

Bereesjiet/Genesis 37:1-40:23

We leven het leven terwijl we vooruit kijken, maar we begrijpen het alleen als we terugkijken.

Terwijl we van dag tot dag leven, kan ons leven lijken op een zinloze opeenvolging van willekeurige gebeurtenissen, een reeks voorvallen en toevalligheden die geen vorm of innerlijke logica hebben. Een file zorgt ervoor dat we te laat zijn voor een belangrijke vergadering. Een verdwaalde opmerking die we maken, beledigt iemand op een manier die we nooit hadden bedoeld. Op een haar na slagen we er niet in de baan te vinden die we zochten. Het leven zoals we het ervaren, kan soms aanvoelen als Joseph Hellers definitie van de geschiedenis: “een vuilniszak van willekeurige toevalligheden die in een windvlaag wordt opengeblazen.”

Maar terugkijkend begint het logisch te worden. De kans die we hier hebben gemist, leidde elders tot een nog betere. De schaamte die we voelden over onze onbedoeld aanstootgevende opmerking, maakt ons voorzichtiger met wat we in de toekomst zeggen. Onze mislukkingen, vele jaren later in retrospectief gezien, blijken onze diepste leerervaringen te zijn. Onze wijsheid achteraf is altijd gevoeliger dan onze vooruitziendheid. We leven het leven met uitzicht op de toekomst, maar we begrijpen het leven pas als het ons verleden is geworden.

Nergens wordt dit duidelijker uiteengezet dan in het verhaal van Joseef in de parsja van deze week. Het begint op een hoge toon: “Israël hield meer van Joseef dan van al zijn zonen, want hij was een zoon van zijn oude dag, en hij maakte een rijk geborduurd gewaad.” Maar met een dramatische snelheid blijken die liefde en dat geschenk Joseefs ondergang te zijn. Zijn broers begonnen hem te haten. Toen hij hun zijn droom vertelde, haatten ze hem nog meer. Zijn tweede droom beledigde zelfs zijn vader. Toen hij later zijn broers ging opzoeken die hun kudden hoedden, bedachten ze eerst een plan om hem te doden en verkochten hem uiteindelijk als slaaf.

Aanvankelijk scheen hem, in Potifars huis, het lot gunstig geschikt te zijn. Maar toen probeerde de vrouw van zijn meester hem te verleiden en toen hij niet op haar avances inging, beschuldigde ze hem van een poging tot verkrachting en werd hij naar de gevangenis gestuurd zonder dat hij zijn onschuld kon bewijzen. Hij scheen zijn dieptepunt te hebben bereikt. Hij kon nergens dieper vallen.

Toen kwam er een onverwacht sprankje hoop. Hij interpreteerde de droom van een medegevangene, die ooit de schenker van de farao was geweest, en voorspelde zijn vrijlating en terugkeer naar zijn vroegere verheven rol. En zo gebeurde het. Joseef vroeg maar één ding in ruil: ‘Denk aan mij als het goed met je gaat, en betoon me alsjeblieft vriendelijkheid: noem me bij Farao en haal me uit deze plaats. Want ik ben met geweld weggevoerd uit het land van de Hebreeën, en ook hier heb ik niets gedaan dat het verdient om in deze hel te worden geplaatst. “

De laatste regel van de parsja is een van de wreedste lotgevallen in de Tora: “De opperste schenker herinnerde zich Joseef niet; hij vergat hem.” Blijkbaar is zijn enige kans om naar de vrijheid te ontsnappen nu verloren. Joseef, de geliefde zoon in zijn prachtige gewaad, is Joseef geworden, de gevangene zonder hoop. De Tora komt hier dicht bij een Griekse tragedie. Het is een verhaal over Joseefs hoogmoed die stap voor stap naar zijn ondergang leidt. Al het goede dat hem overkomt, blijkt slechts de opmaat naar een of ander nieuw en onvoorzien ongeluk.

Maar amper twee jaar later, aan het begin van de sidra van volgende week, ontdekken we dat dit alles heeft geleid tot Joseefs hoogste verheffing. De farao maakt hem onderkoning over Egypte, het grootste rijk van de antieke wereld. Hij geeft hem zijn eigen zegelring, laat hem gekleed gaan in koninklijke gewaden en een gouden keten, en laat hem paraderen in een wagen tot bijval van de menigte. Hij is amper dertig jaar oud en de op een na machtigste man ter wereld geworden. Vanuit de diepste kuil is hij tot duizelingwekkende hoogten gestegen. Hij is van de ene op de andere dag van een nul naar een held gegaan.

Het verbazingwekkende aan de manier waarop dit verhaal in de Tora wordt verteld, is dat het is geconstrueerd om ons, als lezers, precies in de verkeerde richting te leiden. Parsjat Wajeesjew heeft de vorm van een Griekse tragedie. Mikeets komt dan en laat ons zien dat de Tora een totaal ander wereldbeeld belichaamt. Het Jodendom is niet Athene. De Tora is niet Sophocles. De menselijke conditie is niet per definitie tragisch. Helden zijn niet gedoemd om te vallen.

De reden is fundamenteel. Het oude Israël en het Griekenland van de oudheid – de twee grote invloeden op de westerse beschaving – hadden een totaal verschillend begrip van tijd en omstandigheden. De Grieken geloofden in moira of ananke, het blinde lot. Ze dachten dat de goden vijandig of op zijn best onverschillig stonden tegenover de mensheid, dus was er geen manier om een tragedie te vermijden als het lot dat had bepaald. Joden geloofden, en geloven nog steeds, dat G-d met ons is terwijl we door de tijd reizen. Soms hebben we het gevoel dat we verloren zijn, maar dan ontdekken we, net als Joseef, dat Hij al die tijd onze stappen heeft geleid.

Aanvankelijk had Joseef gebreken in zijn karakter. Hij was ijdel over zijn uiterlijk;[1] hij bracht zijn vader slechte berichten over zijn broers;[2] zijn narcisme leidde rechtstreeks tot de avances van Potifars vrouw.[3] Maar het verhaal, waarvan hij deel uitmaakte, was geen Griekse tragedie. Tegen het einde – de dood van Joseef in het laatste hoofdstuk van Bereesjiet – was hij een totaal ander mens geworden, iemand die zijn broeders de misdaad vergaf die ze tegen hem hadden begaan, de man die een hele regio van honger en hongerdood had gered, degene die de Joodse traditie “de tsaddiek” noemt.[4]

Denk niet dat je het verhaal van je leven halverwege begrijpt. Dat is de les van Joseef. Op de leeftijd van negenentwintig zou hij terecht zijn leven als een bittere mislukking hebben beschouwd: gehaat door zijn broers, bekritiseerd door zijn vader, verkocht als slaaf, gevangengezet op basis van een valse beschuldiging en met zijn enige kans op vrijheid vervlogen.

De tweede helft van het verhaal laat ons zien dat Joseefs leven helemaal niet zo was. Dit werd een verhaal van ongekend succes, niet alleen politiek en materieel, maar ook moreel en spiritueel. Hij werd de eerste persoon in de opgetekende geschiedenis die vergaf. Door de regio van hongersnood te redden, werd hij de eerste in wie de belofte van G-d aan Awraham in vervulling ging: “Door jou zullen alle geslachten van het land gezegend worden” (Bereesjiet – Gen. 12:3). Er was geen manier om te voorspellen hoe het verhaal zou eindigen op basis van de gebeurtenissen die in Parsjat Wajeejsew werden verteld. Het keerpunt in zijn leven was een hoogst onwaarschijnlijke gebeurtenis die niet had kunnen worden voorspeld, maar die al het andere veranderde, niet alleen voor hem maar voor grote aantallen mensen en voor het uiteindelijke verloop van de Joodse geschiedenis. G-ds hand was aan het werk, zelfs toen Joseef zich in de steek gelaten voelde door ieder mens die hij was tegengekomen.

We leven vooruit, maar we zien de rol van de Voorzienigheid in ons leven alleen als we terugblikken. Dat is de betekenis van G-ds woorden tot Mosjé: “Je zult Mijn rug zien” (Sjemot – Ex. 33:23), wat betekent: “Je zult Mij alleen zien als je terugkijkt.”

Joseefs verhaal is een precieze omkering van de narratieve structuur van Sophocles’ Oedipus. Alles wat Laius en zijn zoon Oedipus doen om het tragische lot af te wenden dat door het orakel werd aangekondigd, brengt het in feite dichter bij de vervulling, terwijl in het verhaal van Joseef elke episode die tot een tragedie lijkt te leiden achteraf gezien een noodzakelijke stap blijkt te zijn om levens te redden en voor de vervulling van Joseefs dromen.

Jodendom is het tegenovergestelde van tragedie. Het vertelt ons dat elk slecht lot kan worden afgewend (vandaar ons gebed op de Hoge Feestdagen dat “berouw, gebed en weldadigheid het slechte decreet afwenden”) – terwijl elke positieve belofte van G-d nooit ongedaan zal worden gemaakt.[5]

Vandaar het levensveranderende idee: wanhoop is nooit gerechtvaardigd. Zelfs als je leven getekend is door ongeluk, verscheurd door pijn, en je kansen op geluk voor altijd lijken te zijn verdwenen, is er nog steeds hoop. Het volgende hoofdstuk van je leven kan vol zegeningen zijn. Je kunt, in Wordsworths mooie frase, “verrast worden door vreugde.”

Al het slechte dat je tot dusver is overkomen, kan de noodzakelijke opmaat zijn voor de goede dingen die op het punt staan te gebeuren, omdat je gesterkt bent door lijden en moed hebt gekregen door je mogelijkheid om te overleven. Dat is wat we leren van de helden met het weerstandsvermogen van Joseef tot de overlevenden van de Holocaust van vandaag, die door bleven gaan, geloof hadden, weigerden te wanhopen en bevoorrecht waren om een ​​nieuw en ander hoofdstuk te schrijven in het boek van hun leven.

Gezien door het oog van het geloof, kan de vloek van vandaag het begin zijn van de zegen van morgen. Dat is een gedachte die een leven kan veranderen.

[1] Beresjiet Rabbah 84:7; zie Rasji op Gen. 37:2.

[2] Gen. 37:2, en zie Beresjiet Rabbah 84: 7.

[3] Tanchoema, Wajésjev, 8.

[4] Joma 35b.

[5] Sjabbat 55a.

Reacties zijn gesloten.