Wajikra/Leviticus 21:1-24:23
Rabbi Lord Jonathan Sacks
Rabbi Sacks: Drie versies van Sjabbat Emor
Er is iets unieks aan de manier waarop Parsjat Emor over de Sjabbat spreekt. Ze wordt een mo’eed en een mikra kodesj genoemd, terwijl het in de conventionele zin van deze woorden geen van beide is. Mo’eed betekent een vastgestelde tijd met een vaste datum op de kalender. Mikra kodesj betekent ofwel een heilige samenkomst, een tijd waarop het volk bijeen kwam in het centrale heiligdom, of een dag die heilig werd gemaakt door een proclamatie, dat wil zeggen door de vaststelling van de kalender door de aardse rechtbank. Sjabbat is geen van deze dingen. Ze heeft geen vaste datum op de kalender. Het is geen tijd van een nationale samenkomst. En het is geen dag die heilig is gemaakt door de uitroeping van de aardse rechtbank. Sjabbat was de dag die aan het begin der tijden door G-d Zelf werd geheiligd.
De verklaring ligt in de context waarin de passage die deze termen bevat voorkomt: de hoofdstukken van de Tora waarvan het primaire thema heiligheid is (Vajikra – Lev. 18-27). De radicale bewering die in deze hoofdstukken wordt gedaan, is dat heiligheid, een term die normaal gesproken wordt gereserveerd voor G-d, door mensen kan worden verworven wanneer ze handelen als G-d. De feestdagen staan voor Sjabbat zoals het Heiligdom staat voor het universum. Beide zijn door mensen geschapen domeinen van heiligheid, geconstrueerd naar het model van de G-ddelijke schepping en heiliging zoals ze aan het begin van Genesis verschijnen. Door mensen uit te nodigen om een heiligdom te creëren en de maandelijkse en jaarlijkse kalender vast te stellen, geeft G-d ons de waardigheid van een heiligheid die we niet alleen passief als een geschenk hebben ontvangen, maar actief hebben verworven als mede-scheppers met G-d.
Mikra kodesj en mo’eed zoals ze in Vajikra verschijnen, hebben een extra betekenis die ze nergens anders hebben, omdat ze het openingsvers van het boek oproepen: “Hij riep [Vajikra] tot Mosjé, en de Eeuwige sprak tot hem in de tent-der-samenkomsten [Ohel mo’eed], zeggende… ” (Vajikra – Lev. 1:1). De focus ligt op mikra als “oproep” en mo’eed als “samenkomst.” Wanneer de Tora deze woorden in dit hoofdstuk op unieke wijze gebruikt om zowel op Sjabbat als op de feestdagen van toepassing te zijn, concentreert zij zich op de ontmoeting tussen G-d en de mensheid in de arena van de tijd. Of het nu G-ds oproep tot ons is of de onze tot Hem, of G-d de samenkomst nu initieert of wij dit doen, de heilige tijd wordt een ontmoetingsplaats voor geliefden, een stilstaand punt in de veranderende wereld waar minnaar en geliefde, Schepper en schepping, “tijd maken” voor elkaar en elkaar kennen in de speciale vorm van kennis die we liefde noemen. Als dit zo is, wat vertelt Parsjat Emor ons dan over de Sjabbat dat we nergens anders leren? Het antwoord wordt duidelijk als we naar twee andere passages kijken, de twee versies van de decaloog, de tien geboden, zoals ze in Exodus en Deuteronomium voorkomen. Het is bekend dat de formulering van de twee versies verschilt. Het Exodus-verslag begint met het woord Zachor, onthoud. Het verslag van Deuteronomium begint met Sjamor, “in acht nemen, behoeden, beschermen”. Maar ze verschillen nog meer in hun begrip van de aard en betekenis van de dag. Hier is de Exodus-tekst:
Gedenk de Sjabbatdag door deze te heiligen. Zes dagen zul je werken en al je werk doen, maar de zevende dag is een sjabbat voor de Eeuwige, je G-d. Daarop zul je generlei werk doen…. Want in zes dagen maakte de Eeuwige de hemel en de aarde … maar Hij rustte op de zevende dag. Daarom zegende de Eeuwige de Sjabbatdag en maakte die heilig. (Sjemot – Ex. 20:8-11)
Ingevolge dit is de Sjabbat een herinnering aan de schepping. De tekst in Devariem – Deuteronomium geeft een heel ander verslag:
Zes dagen zul je werken en al je werk doen, maar de zevende dag is een sjabbat voor de Eeuwige, je G-d. Daarop zul je generlei werk doen, noch jij, noch je zoon of dochter, noch je mannelijke of vrouwelijke dienaar … Denk eraan dat jullie slaven waren in Egypte en dat de Eeuwige, jullie G-d, jullie daaruit heeft gevoerd … Daarom heeft de Eeuwige, jullie G-d, jullie bevolen de Sjabbatdag te vieren. (Deut. 5:13-15)
Hier is geen verwijzing naar de schepping. In plaats daarvan spreekt de Tora over een historische gebeurtenis: de Exodus, de uittocht. We houden de Sjabbat niet omdat G-d op de zevende dag rustte, maar omdat Hij onze voorouders uit Egypte heeft gehaald, uit slavernij naar vrijheid. Daarom is de Sjabbat een dag van vrijheid, zelfs voor bedienden, en zelfs voor huisdieren. Eén op de zeven dagen is niemand een slaaf.
Beide zijn natuurlijk waar, en we integreren beide verslagen in de tekst van de Kiddoesj die we op vrijdagavond maken. We noemen Sjabbat zowel een herinnering aan de schepping (zikaron lema’ase bereesjiet) als een herinnering aan de Exodus (zecher litsiat Mitsrajim). Maar als we het Vajikra-Leviticus-verslag eenmaal in de context van deze andere twee plaatsen, komt er een rijker patroon naar voren.
Als we goed opletten, kunnen we drie primaire stemmen in de Tora horen: die van Koningschap, Priesterschap en Profetie. Dit zijn de drie fundamentele leiderschapsrollen en ze hebben onderscheiden manieren van kennis.
Priesters, profeten en de heersende elite (de wijzen, de oudsten, koningen en hun hoven) hebben elk hun eigen manier van denken en spreken. Koningen en hoven gebruiken de taal van chochma, “wijsheid.” Priesters onderwijzen de Tora, het woord van G-d voor alle tijden. Profeten hebben visioenen. Ze hebben “het woord” van G-d niet voor altijd maar voor deze keer. Profetie gaat over geschiedenis als de interactie tussen G-d en de mensheid.
Is het louter toevallig dat er drie uitdrukkingen zijn, terwijl er vier, of twee of één zouden kunnen zijn geweest? Het antwoord is nee. Er zijn drie uitdrukkingen omdat, axiomatisch voor de Joodse religie het geloof is dat G-d op drie manieren wordt ontmoet: in de schepping, de openbaring en de verlossing. [1]
Wijsheid is het vermogen om G-d te zien in de schepping, in de ingewikkelde complexiteit van het natuurlijke universum en de menselijke geest. In hedendaagse termen is chochma een combinatie van natuurwetenschappen en de geesteswetenschappen: dit alles stelt ons in staat het universum te zien als het werk van G-d en de mensheid als het beeld van G-d. Het wordt samengevat in een vers uit de Psalmen (104:24): “Hoe veel zijn Uw werken, Eeuwige; U hebt ze allemaal met wijsheid gemaakt.”
Openbaring, Tora, de specialiteit van de priester, is het vermogen om G-d te horen in de vorm van de gebiedende stem, het meest kenmerkend in de vorm van de wet: “En G-d zei,” “En G-d sprak,” “En G-d gebood.” Openbaring is niet een kwestie van zien, maar van luisteren, in de diepe zin van horen en acht slaan op, opletten en reageren. Wijsheid vertelt ons hoe de dingen zijn. Openbaring vertelt ons hoe we moeten leven. Profetisch bewustzijn is altijd gericht op verlossing, de lange en kronkelige weg naar een samenleving gebaseerd op gerechtigheid en mededogen, liefde en vergeving, vrede en menselijke waardigheid. De profeet weet waar we vandaan kwamen en waar we naar toe gaan, welk stadium we op de reis hebben bereikt en welke gevaren er in het verschiet liggen. Het profetische woord is altijd gerelateerd aan de geschiedenis, aan het heden in relatie tot het verleden en de toekomst: niet de geschiedenis als louter een opeenvolging van gebeurtenissen, maar als een benadering van of afdwaling van de goede samenleving, het Beloofde Land en het Messiaanse tijdperk.
Schepping, openbaring en verlossing vertegenwoordigen de drie fundamentele relaties waarbinnnen het Jodendom en het menselijk leven zich afspelen. De schepping is G-ds relatie met de wereld. De openbaring is G-ds relatie met ons. Wanneer we openbaring toepassen op de schepping, is het resultaat verlossing: de wereld waarin G-ds wil en die van ons samenvallen.
We begrijpen nu waarom de Tora drie verschillende verslagen van de Sjabbat bevat. Het verslag in de eerste versie van de Tien Geboden, “Want in zes dagen heeft de Eeuwige de hemelen en de aarde gemaakt”, is de Sjabbat van de schepping. Het verslag in de tweede versie, “Denk eraan dat jullie slaven waren in Egypte en dat de Eeuwige, jullie G-d, jullie heeft uitgevoerd”, is de Sjabbat van de verlossing. Het Parsjat Emor-verslag, gesproken met de priesterlijke stem, is de Sjabbat van de openbaring. In de openbaring roept G-d de mensheid op. Daarom begint het middelste boek van de Tora (dat meer dan enig ander Torat Kohanim, “de wet van de priesters”, vertegenwoordigt) met het woord Vajikra, “en Hij riep.” Het is ook de reden waarom Sjabbat, uniek hier, is opgenomen in de dagen “die u zult verkondigen (tikre’oe) als heilige samenkomsten (mikra’é kodesj),” met de dubbele nadruk op het werkwoord k-r-a, “roepen, verkondigen, bijeenroepen.” Sjabbat is de dag waarop we, in de stasis [(stil)staan, vert.] van rust en de stilte van de ziel, de Roep van G-d horen.
Vandaar ook het woord mo’eed, wat in het algemeen “vastgestelde tijden” betekent, maar hier “bijeenkomst” betekent. Judah Halevi, de elfde-eeuwse dichter en filosoof, zei dat het op Sjabbat is alsof G-d ons persoonlijk had uitgenodigd om als dinergasten aan Zijn tafel te komen.[2] De Sjabbat van de openbaring kijkt niet terug naar de geboorte van het universum of vooruit naar de toekomstige verlossing. Ze viert het huidige moment als onze privétijd met G-d. Ze vertegenwoordigt “de kracht van nu.”
Deze drievoudige structuur is niet alleen uiteengezet in de Tora, het wordt ook uitgedrukt in de gebeden van de Sjabbat zelf. Sjabbat is de enige dag van het jaar waarop de avond-, ochtend- en middaggebeden van elkaar verschillen. In de Amida op vrijdagavond verwijzen we naar de Sjabbat van de schepping: Atta kidasjta – “U hebt de zevende dag ter wille van Uw naam geheiligd als het hoogtepunt van de schepping van hemel en aarde.” Op Sjabbat-ochtend spreken we over het allerhoogste moment van de openbaring: Jismach Mosje – “Mosjé verheugde zich over de gave van zijn deel … Hij bracht in zijn handen twee stenen tafelen naar beneden, waarop de inachtneming van de Sjabbat was gegraveerd.” Op Sjabbat-middag kijken we uit naar de uiteindelijke verlossing, wanneer de hele mensheid zal erkennen: Atta echad – “U bent EEN, uw naam is EEN, en wie is als Uw volk Jisraeel, EEN volk op aarde.” [3]
Schepping, openbaring en verlossing vormen de basis triade van het Joodse geloof. Ze zijn ook het meest fundamentele structurerende principe van het Joodse gebed. Nergens is dit duidelijker dan in de manier waarop de Tora de Sjabbat verstaat: een dag met drie dimensies, achtereenvolgens beleefd in de ervaringen van avond, ochtend en middag. Wat in de seculiere cultuur is gefragmenteerd in wetenschap, religie en politieke ideologie, is hier verenigd in de transformerende ervaring van G-d Die het universum heeft geschapen, Wiens aanwezigheid onze huizen met licht vult en Die ons eens naar een wereld van vrijheid, gerechtigheid en vrede zal leiden.
[1] Rabbi Sjimon ben Tzemach Duran (1366–1441) voerde aan dat alle Dertien Geloofspunten van Maimonides tot deze drie konden worden teruggebracht. Zie Menachem Kellner, Dogma in Medieval Jewish Thought (Oxford: Littman Library Of Jewish Civilization; New Edition, 22 juli 2004). In de moderne tijd wordt dit idee vooral geassocieerd met Franz Rosenzweig.
[2] Judah Halevi, The Kuzari, II:50.
[3] De uitdrukking goi echad ba’arets, die driemaal in Tenach voorkomt, heeft twee betekenissen: “een volk dat enig is op aarde” (2 Sam. 7:23, 1 Kron. 17:21), en “een herenigd volk” na zijn interne verdeeldheid (Ezech. 37:22). Het omvat hier beide betekenissen.