Parsja Pinchas 5781

Opperrabbijn Mr. Drs. Evers

Bemidbar/Numeri 25:10-30:1

Mannelijk en vrouwelijk schiep Hij hen

“En zie een man van de kinderen Israëls kwam en bracht nader tot zijn broeders de Midjanietische ten aanzien van Mosjé en de hele gemeente van de kinderen Israëls. En zij huilden aan de ingang van de Tent der Samenkomst. Toen Pinchas, de zoon van Elazar, de zoon van Aharon, de Priester, zag, stond hij op vanuit het midden van de gemeente en nam een speer in zijn hand. Hij ging de man uit Israël achterna en doorboorde hen beiden, de man van Israël en de vrouw in haar buik. Toen hield de sterfte op bij de kinderen Israëls. En de gestorvenen door de sterfte waren 24.000. G’d sprak toen tot Mosjé: “Pinchas, de zoon van Elazar, de zoon van Aharon, de Priester, heeft Mijn woede afgewend van de kinderen Israëls doordat hij Mijn ijverzucht heeft geoefend in hun midden” (Bemidbar 25:6-11).

Oorspronkelijk één wezen

De zenoet, de ontucht van Zimri ben Saloe en Kozbi, de Midjanietische heeft een hoge tol geëist van het Joodse volk. De aantrekkingskracht tussen man en vrouw vindt zijn oorsprong in het scheppingsverhaal: “Toen schiep G’d de mens naar Zijn beeld, naar het beeld van G’d schiep Hij hem, mannelijk en vrouwelijk schiep Hij hen” (Bereesjiet 1:27). Daarna liet G’d Adam in coma raken, waarna de eerste operatie onder verdoving in de menselijke geschiedenis plaatsvond. De rib vormde het fundament waaruit de vrouw werd opgebouwd. De vrouw werd tot mens gebracht. “Mannelijk en vrouwelijk schiep Hij hen en Hij zegende hen en Hij noemde hen mens” (Bereesjiet 5:3). De aantrekkingskracht tussen man en vrouw heeft te maken met het feit dat zij in één werden geschapen, als één wezen aan elkaar vastgeklonken waren. Daarna werden ze in twee helften gesplitst en sindsdien is de man doorlopend op zoek naar zijn verloren ‘wederhelft’. Ontucht is een perversie en verdraaiing van de G’ddelijke intentie bij de scheiding tussen mannelijk en vrouwelijk. De zondeval zorgde ervoor dat die oorspronkelijke éénheid verbroken werd. De harmonie tussen de ‘vrouwelijke wateren’ en de ‘mannelijke wateren’ werd verstoord. Zachar en Nekewa, mannelijk en vrouwelijk zijn in getallenwaarde gelijk aan Sjamajiem, de Hemel. Wanneer de mannelijke en vrouwelijke elementen van de Schepping in harmonie leven, hebben we een Hemel op aarde. Wanneer dit niet het geval is, is er een breuk met de oorspronkelijke scheppingsbedoeling.

De oorsprong van het kwaad

In de Kabbala worden deze mannelijke en vrouwelijke krachten in de Sefirot uitgewerkt. De begrippen mannelijk en vrouwelijk nemen in de mystiek een belangrijke plaats in als kosmische, tegengestelde krachten, die overigens niet zoveel te maken hebben met de man en vrouw hier op aarde.

Mannelijke en vrouwelijke hebben voornamelijk te maken met vraag waar het kwaad vandaan komt. Volgens de mystieke leer ontstaat het kwaad doordat de mannelijke en vrouwelijke elementen in de Schepping van elkaar gescheiden werden. Dit wordt in de eerste hoofdstukken van de Tora aan de orde gesteld in de symboliek van de zondeval. De scheiding die tussen het lichaam en ziel is ontstaan, is debet aan het kwaad. Oorspronkelijk was de mens een éénheid, één lichtende energiebundel (Or). Maar nadat de eerste mens gegeten had van de Boom van kennis van goed en kwaad verviel deze eenheid tot een scheiding tussen lichaam en ziel. De ziel is de kern van de menselijke persoonlijkheid die het lichaam met kracht inspireert om te leven. Daarom wordt de ziel als inspirator “mannelijk” genoemd. Het lichaam is als een omhulsel en wordt daarom gezien als ontvangend en vrouwelijk, terwijl de ziel gevend is, inspireert en leidt waardoor het als mannelijk wordt gekenmerkt. Wanneer beide krachten in harmonie opereren, houden ze elkaar in evenwicht. Maar wanneer het lichaam zich gaat verzelfstandigen, verliest het contact met de kern en verwordt het tot kwaad.

De rol van de handelende mens

Hoge en lagere werelden zijn constant met elkaar in interactie. Deze wisselwerking wordt wel eens vergeleken met communicerende vaten. Er moeten doorlopend keuzes gemaakt worden in ons leven. Telkens weer moeten wij kiezen tussen de linkerkant, de Sitra Achra en het goede. Kiezen we voor het lichamelijke, het ontvangende principe, dan hebben we geen aandacht meer voor de innerlijke aspecten van het leven. Wanneer wij los van de ziel zijn, dan vervallen wij tot materialisme. Dan verliezen wij het contact met de G’ddelijke wereld. Hoe kunnen we de oorspronkelijke éénheid herstellen? Dit zeggen we altijd in de ‘lesjeem Jichoed’: zuivere naleving van de ge- en verboden uit de Tora zijn een remedie tegen de scheiding tussen uiterlijk en innerlijk. Hoe aards de geboden soms overkomen, toch hebben zij duidelijke verbanden met de Hemelse structuur, waaruit zij ontspruiten.

Het Joodse huwelijk

Hetzelfde geldt voor het huwelijk. Voordat de ziel hier op aarde in het lichaam treedt, wordt zij gesplitst in mannelijke en vrouwelijke elementen. Dit verklaart de wederzijdse bestemming van mannen en vrouwen en het onderlinge verlangen. Het aardse huwelijk is een weerspiegeling van de betrekking tussen G’d en de mens. Daar het vrouwelijke in de Schepping wordt gesymboliseerd in het lichaam, moge het niet verwonderen dat het lichaam, van zowel man als vrouw, een reiniging moet ondergaan. Bij de man is dat de Briet-mila (besnijdenis), bij de vrouw is dat het Mikwe. Hier kunnen ze weer in contact komen met hun oorspronkelijke éénheid, die gold in het Paradijs.

Huwelijk is heiliging

Het huwelijk heeft daarom een sacraal karakter omdat het de harmonie tussen de mannelijke en vrouwelijke scheppende kracht voorstelt. De éénwording tussen de Sefira Chogma (wijsheid) en het vrouwelijke principe Bina (begrip), leidt tot een vrucht, Da’at, kennis. Wanneer het huwelijk is gericht op het verinnerlijken van de harmonieuze relatie tussen het mannelijke en vrouwelijke in de wereld, is er sprake van Kidoesjien, een heilige éénheid. Wanneer het gericht is op het voortbrengen van een vrucht, is dit óók heiligheid. Maar wanneer de vereniging van het mannelijke en vrouwelijke in deze wereld slechts het genot dient, is er geen sprake van harmonie maar juist het tegendeel. Deze vorm van relatie creëert een breuk in de innige relatie tussen de gevende en ontvangende aspecten in de wereld.

Pinchas, dat is Elijahoe

Pinchas wordt vereenzelvigd met de voorloper van de Messiaanse tijden, de profeet Elijahoe. In de ballingschap komt de nadruk te liggen op het lichamelijke element, de bron van disharmonie en het kwaad. Indien de spirituele kracht van rechts en links, mannelijk en vrouwelijk niet meer in evenwicht zijn, verliezen wij de band met de essentie van ons bestaan. Ballingschap, Galoet, vertoont stamverwantschap met het woord ‘golem’, een dode klomp aardsheid, een lichaam zonder ziel. De Ge’oela, de verlossing, kent dezelfde letters als Galoet, alleen tussen de ‘g’ en de ‘l’ staat nu een alef, dat in getalswaarde staat voor de G’ddelijke éénheid, de Essentie achter de uiterlijke verschijningsvorm. Ge’oela, verlossing ontstaat wanneer wij ondanks de aardse verleidingen overal de Hemelse betekenis en diepere oorsprong in herkennen. De eindige materie zal dan veranderen in een doorlopende bron van inspiratie.

Materie wordt essentie

Heeft u zich wel eens afgevraagd waarom de Masjie’ach de “Gezalfde” heet? Het staat in verband met de zalfolie die ooit eens door Mosjé Rabbenoe in de woestijn werd geproduceerd. Deze zalfolie was “oneindig”. Het was ongeveer vijf liter, die Mosjé Rabbenoe zelf, ongeveer 3314 jaar geleden, geproduceerd heeft. Deze vijf liter werden gebruikt gedurende 700 jaar voor de meest uiteenlopende zaken als het inwijden van de Tabernakel, de inauguratie van de dienstvoorwerpen in de Tempel en het inaugureren van Hoge Priesters en Koningen. De Talmoed vertelt dat de zalfolie, de sjemen hamisjcha, niet in kwantiteit verminderde door alle zalvingen waarvoor het gebruikt werd. Het bleef hetzelfde, veranderde niet en was ook niet onderhevig aan veroudering of bederf. Het bleef eeuwig bestaan totdat de zalfolie door Koning Josjijahoe verborgen werd in de geheime catacomben, die door Koning Salomo gebouwd waren, omdat hij de verwoesting van de Tempel voorzag en de heiligheden veilig wilde stellen. Deze eeuwige materie duidt op éénwording van uiterlijke vorm en essentie. In onze ogen is de wereld vergankelijk omdat het materie is. Wanneer we de G’ddelijke vonk in alle materie zien, zal ook de vergankelijkheid van de materie opgeheven zijn. Dit verklaart waarom er ook een techiat hametiem (herleving der doden) zal plaatsvinden in de tijd van de Masjie’ach. De gebroken materie zal zijn geestelijke oorsprong hervinden en dus ook herleven. Groot zal de vreugde zijn wanneer men weer de harmonieuze éénheid tussen de mannelijke en de vrouwelijke, de gevende en de ontvangende elementen zal kunnen waarnemen met ogen van vlees en bloed.

Mixed marriage

Pinchas drukt ons weer met de neus op de vraag naar de Joodse identiteit. De laatste tijd werd hierover weer een emotionele discussie gevoerd in de media. Waar komt dit vandaan, dat de moeder de identiteit bepaalt? De pasoek, waar het om draait staat in Dewariem 7:3 e.v. :”Met hen (niet-Joden) zult gij geen huwelijk aangaan, uw dochter zult gij niet geven aan zijn zoon en zijn dochter zult gij niet nemen voor uw zoon; want hij zou Uw zoon van Mij doen afwijken en zij zouden andere goden dienen en de woede van G’d zou tegen U ontbranden en Hij zou U spoedig verdelgen”. De Talmoed (B.T. Kiddoesjien 68b) stelt naar aanleiding hiervan: “Uw zoon, die komt uit een Joodse moeder, heet Uw zoon maar de zoon van een niet-Joodse vrouw heet niet Uw zoon maar haar zoon”.

De Gemara komt tot deze conclusie omdat de woorden “want hij zou Uw zoon van Mij doen afwijken” nooit op de uit te huwelijken zoon kan slaan – omdat de Toratekst dan had moeten zeggen “want zij (de nieuwe schoondochter) zou Uw zoon van Mij doen afwijken”. De `zoon` uit de pasoek slaat op de zoon van een Joodse dochter (en een niet-Joodse man). De angst van de Tora is nu, dat de Joodse kleinzoon door de niet-Joodse schoonzoon tot afgoderij wordt verleid, hetgeen inderdaad een bedreiging vormt omdat de zoon – halachisch – Joods is.

Bouwer van vormen

Een meer filosofisch getinte verklaring van dit voorschrift ligt in de gedachte, dat in het voortplantingsproces de mannelijke kracht dynamisch is, terwijl het vrouwelijke element vooral de bouwer van vormen is. Vormen is begrenzen.  De moeder is de toegangspoort tot de materie en via haar wordt het leven in vormen bezield. Geen enkele vorm kan oneindig blijven of eeuwig zijn. Vader en moeder worden in de kabbalistische denkwereld in de intellectuele sfeer weergegeven door de sefirot (sferen) Chogma – de bezielende flits, Aha-Erlebnis – en Bina (van de stam bone=bouwen), die aan elkaar zijn geklonken als  biologische tegengestelden. Het zijn niet alleen typen maar ook tijdsgebeurtenissen. In de geschiedenis maakt men perioden van activiteit en passiviteit mee, opbouw en afbraak. Het begrip mannelijkheid wordt in de Kabbala gezien als een dynamische kracht. Het begrip vrouwelijkheid staat voor een statische, latente of potentiële kracht. Deze blijft inert totdat de stimulus van buiten gegeven wordt. De kabbala heeft het over kosmische principes en gaat niet over individuele personen, mannen of vrouwen in het dagelijkse leven. Het Jodendom richt zich op de aardse vormen. Een soeka moet aan die en die afmetingen voldoen, een etrog moet die en die vorm en kleur hebben, anders is hij niet kosjer. Daarbij wordt de Hemelse, achterliggende structuur zeker niet verwaarloosd maar de halacha focust zich op de fysieke verschijningsvormen van de dingen, zoals ze zich hier op aarde aan ons openbaren. Voor de ontwikkeling van de mensvorm zorgt de vrouw. Daarom is zij identiteitsbepalend voor de halacha, de joodse wet.

Reacties zijn gesloten.