De goede samenleving
Rabbi Lord Jonathan Sacks z.l.
Dewariem/Deuteronomium 11:26-16:17
Mosjé, die de proloog en inleiding van het verbond en zijn brede leidende principes heeft uiteengezet, gaat nu in op de details die het grootste deel van het boek Dewariem beslaan, van hoofdstuk 12 tot hoofdstuk 26. Maar voordat hij begint met de details, vermeldt hij een voorstel dat het meest fundamentele in het boek is, en een die eindeloos door de profeten van Israël zou worden herhaald:
Zie, vandaag stel ik jullie zegen en vloek voor: de zegen, als jullie luisteren naar de geboden van de Eeuwige, jullie G-d, die ik jullie heden opleg; en de vloek, als jullie niet luisteren naar de geboden van de Eeuwige, jullie G-d, maar afdwalen van de weg die ik jullie vandaag beveel door andere goden te volgen, die je niet hebt ervaren. (Dewariem, Deut. 11:26-28)
Als jullie je goed gedragen, gaat het goed. Als jullie slecht handelen, zullen de zaken slecht aflopen. Zich goed gedragen betekent ons verbond met G-d eren, trouw aan Hem zijn, acht slaan op Zijn woorden en handelen in overeenstemming met Zijn geboden. Dat was het fundament van de natie. Het had op unieke wijze G-d als zijn bevrijder en wetgever, zijn soeverein, rechter en verdediger. Andere naties hadden hun goden, maar geen van hen had een verbond met een van hen, laat staan met de Schepper van hemel en aarde.
En ja, zoals we vorige week hebben gezien zijn er momenten waarop G-d handelt uit chessed en ons vriendelijkheid bewijst, ook al verdienen we dat niet. Maar verlaat je daar niet op. Er zijn dingen die Jisraeel moet doen om te overleven. Daarom, waarschuwde Mosjé, pas op voor elke verleiding om te handelen als de volkeren om je heen, door hun goden, verering of praktijken over te nemen. Hun weg is niet die van jullie. Als jullie je als hen gedragen, zullen jullie net als hen omkomen. Om te overleven, laat staan te gedijen, blijf trouw aan je geloof, geschiedenis en bestemming, je missie, roeping en taak als “een Koninkrijk van Priesters en een heilige natie.”
Zoals jullie handelen, zo zal het jullie vergaan. Zoals ik het in mijn boek Moraliteit heb vermeld, is een vrije samenleving een morele prestatie. De paradoxale waarheid is dat een samenleving sterk is wanneer ze zorgt voor de zwakken, rijk als ze zorgt voor de armen, en onkwetsbaar als ze zorgt voor de kwetsbaren. Historisch gezien is de enige ultieme garantie hiervoor een geloof in Iemand groter dan deze tijd en plaats, groter dan alle tijd en plaats, die ons leidt op het pad van gerechtigheid, die alles ziet wat we doen, en ons aanspoort de wereld als Zijn werk te zien, en mensen als Zijn beeld, en daarom voor beiden te zorgen. Been adam le-Makom en been adam le-chawerò – de plichten die we hebben jegens G-d en die we onze medemensen verschuldigd zijn – zijn onafscheidelijk. Zonder een geloof in G-d zouden we onze eigen belangen nastreven, en uiteindelijk zouden degenen aan de onderkant van de maatschappij, met weinig macht en minder rijkdom, verliezen. Dat is niet het soort samenleving die Joden worden verondersteld te bouwen.
De goede samenleving ontstaat niet zomaar. Ze wordt ook niet gecreëerd door de markt of de staat. Ze wordt gemaakt op basis van de morele keuzes van ieder van ons. Dat is de basisboodschap van Deuteronomium: zullen we kiezen voor de zegen of de vloek? Zoals Mosjé aan het eind van het boek zegt:
Heden roep ik de hemel en de aarde als getuigen tegen jullie, dat ik jullie leven en dood, zegen en vloek voorleg. Kies nu voor het leven, zodat jij en je kinderen mogen leven. (30:15, 19)
De test van een samenleving is niet militair, politiek, economisch of demografisch. Het is moreel en spiritueel. Dat is wat revolutionair is aan de bijbelse boodschap. Maar is dat echt zo? Had het oude Egypte niet het concept van ma’at: orde, evenwicht, harmonie met het universum, sociale stabiliteit, rechtvaardigheid en waarheid? Gaven de Grieken en Romeinen, en Aristoteles in het bijzonder, niet een centrale plaats aan de deugdzaamheid? Hebben de Stoïcijnen geen invloedrijk moreel systeem gecreëerd, zoals uiteengezet in de geschriften van Seneca en Marcus Aurelius? Wat is er anders aan de weg van de Tora?
Die oude systemen waren in wezen manieren om de staat te vereren, die een kosmische betekenis kreeg in het faraonische Egypte en een heroïsche betekenis in Griekenland en Rome. In het Jodendom dienen we de staat niet; we dienen alleen G-d. De unieke ethiek van het verbond, waarvan de sleuteltekst het boek Dewariem is, legt op ieder van ons een enorme dubbele verantwoordelijkheid, zowel individueel als collectief.
Ik ben verantwoordelijk voor wat ik doe. Maar ik ben ook verantwoordelijk voor wat jij doet. Dat is één betekenis van het gebod in Kedosjiem: “Je zult zeker protesteren bij je naaste en geen zonde dragen vanwege hem.” Zoals Maimonides schreef in zijn Sefer ha-Mitswot: “Het is niet goed dat iemand van ons zegt: ‘Ik zal niet zondigen, en als iemand anders zondigt is dat een kwestie tussen hem en zijn G-d’. Dit is het tegenovergestelde van de Tora.” [1] Met andere woorden, het is niet de staat, de regering, het leger of de politie die de primaire hoeder van de wet is, hoewel deze nodig kunnen zijn (zoals aangeduid in het begin van de parsja van volgende week: “Je zult rechters en gerechtsbeambten voor je stammen aanstellen”). Het is ieder van ons en wij allemaal tezamen. Dat is wat de ethiek van het verbond uniek maakt.
We zien dit in een zin die centraal staat in de Amerikaanse politiek en überhaupt niet bestaat in de Britse politiek: “Wij, de mensen.” Dit zijn de openingswoorden van de preambule bij de Amerikaanse grondwet. Groot-Brittannië wordt niet geregeerd door “Wij, het volk.” Het wordt geregeerd door Hare Majesteit de Koningin wier loyale onderdanen wij zijn. Het verschil is dat Groot-Brittannië geen verbondsmaatschappij is, terwijl Amerika dat wel is: de vroegste sleutelteksten, het Mayflower Compact van 1620 en de toespraak van John Winthrop aan boord van de Arbella in 1630, waren beide verbonden, gebouwd op het model van Deuteronomium.[2] Verbond betekent dat we de morele verantwoordelijkheid niet kunnen delegeren aan de markt of de staat. Wij – ieder van ons, afzonderlijk en tesamen – maken of breken de samenleving.
Stoïcisme is een ethiek van uithoudingsvermogen en heeft enige verwantschap met de wijsheidsliteratuur van het Jodendom. Aristoteles’ ethiek gaat over deugd, en veel van wat hij te zeggen heeft is van blijvende waarde. Rambam had er enorm veel respect voor. Maar ingebed in zijn visie was een hiërarchische mentaliteit. Zijn portret van de “man met een grote ziel” is van een persoon met een aristocratische uitstraling, onafhankelijke rijkdom en een hoge sociale status. Aristoteles zou de verklaring van Abraham Lincoln over een nieuwe natie niet hebben begrepen: “gewijd aan de bewering dat alle mensen gelijk zijn geschapen.”
De Grieken waren gefascineerd door structuren. Vrijwel alle termen die we tegenwoordig gebruiken – democratie, aristocratie, oligarchie, tirannie – zijn van Griekse oorsprong. De boodschap van Sefer Dewariem is, ja, structuren creëren – rechtbanken, rechters, gerechtsbeambten, priesters, koningen – maar wat er echt toe doet, is hoe ieder van jullie je gedraagt. Ben je zo getrouw aan onze collectieve missie dat “Alle volkeren op aarde zullen zien dat jullie worden genoemd met de naam van de Eeuwige en zij zullen ontzag voor jullie hebben” (Dewariem, Deut. 28:10)? Een vrije samenleving ontstaat niet zozeer door structuren als wel door persoonlijke verantwoordelijkheid voor de moreel-spirituele orde.
Dit werd ooit volledig begrepen door de sleutelfiguren die verband hielden met de opkomst (op hun verschillende manieren) van de vrije samenlevingen van Engeland en Amerika. In Engeland maakte Locke onderscheid tussen liberteit, de vrijheid om te doen wat je mag, en licentie, de vrijheid om te doen wat je wilt. [3] Alexis de Tocqueville schreef in Democracy in America dat “Vrijheid niet kan worden gevestigd zonder moraliteit, noch moraliteit zonder geloof.” [4] In zijn afscheidsrede schreef George Washington: “Van alle strategieën en gewoonten die tot politieke welvaart leiden zijn religie en moraliteit onmisbare dragers.”
Waarom is dat zo? Wat is het verband tussen moraliteit en vrijheid? Het antwoord werd gegeven door Edmund Burke:
“Mensen komen in aanmerking voor burgerlijke vrijheid in precies dezelfde mate als hun geneigdheid is om morele ketenen aan hun eigen lusten te leggen … De samenleving kan niet bestaan, tenzij er ergens een controlerende macht op wil en lust wordt geplaatst; en hoe minder er van binnen is, hoe meer er van buiten moet zijn. Het is verordineerd in de eeuwige constitutie van de dingen, dat mensen met een onmatige geest niet vrij kunnen zijn. Hun hartstochten smeden hun ketenen.”[5]
Met andere woorden, hoe minder de wetshandhaving afhankelijk is van toezicht of politie, en hoe meer van geïnternaliseerde gewoonten van gezagsgetrouwheid, hoe vrijer de samenleving is. Dat is de reden waarom Mosjé, en later Ezra, en nog later de rabbijnen zoveel nadruk legden op het leren van de wet, zodat het gewoon werd om de wet te houden.
Wat triest is, is dat deze hele constellatie van overtuigingen – de bijbelse grondslagen van een vrije samenleving – bijna volledig verloren is gegaan bij de liberale democratieën van het Westen. Tegenwoordig wordt aangenomen dat moraliteit een private aangelegenheid is. Het heeft niets te maken met het lot van de natie. Zelfs het concept van een natie is in een mondiaal tijdperk twijfelachtig geworden. Nationale culturen zijn nu multi-culturen. Elites horen niet langer “ergens”; ze zijn “overal” thuis. [6] De kracht van een land wordt nu afgemeten aan de omvang en groei van zijn economie. Het Westen is teruggevallen op het hellenistische idee dat vrijheid te maken heeft met structuren – tegenwoordig: democratisch gekozen regeringen – in plaats van met de geïnternaliseerde moraal van “Wij, het volk.”
Ik geloof dat Mosjé gelijk had toen hij ons iets anders leerde: dat de grote keuze is tussen de zegen en de vloek, tussen het volgen van de stem van G-d of de verleidelijke roep van instinct en verlangen. Vrijheid wordt alleen in stand gehouden wanneer een natie een morele gemeenschap wordt. En elke morele gemeenschap bereikt een grootsheid die ver uitgaat boven haar aantal, als wij anderen opbeuren en zij ons.
[1] Rambam, Sefer ha-Mitswot, positief gebod 205.
[2] Zie het recente onderzoek: Meir Soloveichik, Matthew Holbreich, Jonathan Silver en Stuart Halpern, Proclaim liberty throughout the land: the Hebrew Bible in the United States, a sourcebook, 2019.
[3] John Locke, The Second Treatise of Civil Government (1690), hoofdstuk 2.
[4] Alexis de Tocqueville, Democracy in America, introduction.
[5] Edmund Burke, Letter to a Member of the National Assembly (1791).
[6] David Goodhart, The Road to Somewhere, Penguin, 2017.