De Hakol Jodoecha-overgang

De Hakol Jodoecha-overgang is voor de regelmatige sjabbatochtendsjoelbezoeker altijd weer even een kleine schok. “O ja, de chazzan is gestopt met het om en om met de gemeente zeggen van de zinnen in Hakol Jodoecha”, het stuk direct na Barachoe op sjabbatochtend. Op deze sjabbat kan het weer gebeuren: de chazzan zegt de eerste zin, gemeenteleden zeggen de tweede zin, maar dan houdt de chazzan zijn mond, in plaats van zoals hij de laatste maanden heeft gedaan, het om en om zeggen van de zinnen voort te zetten.
Vanaf de sjabbat voor Pesach is hij er mee begonnen en dan, als de zomer eindigt en Rosj Hasjana nadert, stopt het, dan wordt het stuk zacht gezegd. Deze sjabbat voor het eerst weer. Het is de sjabbat voor Rosj Hasjana, of nauwkeuriger, het is de eerste sjabbat nadat de selichot zijn aangevangen. Want dat is de grens. Vanaf dan zeggen de chazzan en de gemeente Hakol Jodoecha niet meer om en om, vers om vers of zoals het in sjoel wordt genoemd: posoek om posoek. Bij het maken van de sidoer Chemdat Jamiem voor sjabbat heb ik geprobeerd de instructies zo duidelijk mogelijk te formuleren. Dit is een uitleg over de instructie bij Hakol Jodoecha.

Ruben Vis

Bloemendal
Het is gebruikelijk om in het zomerhalfjaar in sjachariet (ochtendgebed) van sjabbat het stuk Hakol Jodoecha zin om zin door chazzan en gemeente te zeggen. Hans Bloemendal heeft er een vertolking van gegeven op een van zijn grammofoonplaten en de latere uitgave daarvan op CD, inclusief het op Hakol Jodoecha volgende stuk eindigend met de woorden vechajot hakodesj. Juist, naar zijn zeggen [mondeling van hem aan mij], om te laten horen hoe een responderend recitatief klinkt. Oorspronkelijk werd ook het tweede stuk, Keel Adon, in het zomerhalfjaar om en om gezegd [Tal, Minhagim Utrecht, par. 307] en niet door chazzan en gemeente in z’n geheel gezongen – dit stuk te zingen, ’s zomers en ’s winters, is een buitenlandse invloed.

Hakol Jodoecha
Vanaf sjabbat hagadol tot en met de sjabbat voor de selichotdagen …

Niet verwarmd
Waarom het responsief zeggen in de winter achterwege wordt gelaten heeft een uiterst praktische oorsprong. De sjoels waren niet verwarmd en het nodeloos verlengen van de dienst wilde men daarom voorkomen. [Geoffrey Goldberg, Maḥazor Ha-Ḥayyim: Life-Cycle Celebration in the Song of the Ashkenazic Synagogue, in: AJS Review, Vol. 33, No. 2 (Nov. 2009), p. 33 en noot 16: … during the winter, to avoid lenghtened services in the generally unheated synagogues, these piyyutim were not recited aloud, whereas in the summer, they were chanted responsively, often lead by two hazzanim. Noot 16: Shamash, Minhagim, 1:37, hag [annotation] to par. 34 (MS Warmaiza). The second hazzan would have been a lay member of the congregation.]

De kortste dagen
In Seder ha-tefilot ke-minhag Pehm Polin Asjkenaz, Sulzbach, 1670, wordt erop gewezen dat in de maand Tevet (eind december-begin januari) wanneer de dagen het kortste zijn, en op sjabbat en feestdagen wanneer men lang zingt, het gevaar dreigt dat het uiterste tijdstip voor het Sjema-zeggen verstrijkt voordat men bij de plaats van Sjema in het ochtendgebed is aangekomen. Dit zou een andere verklaring kunnen zijn waarom in de hele winter het om-en-om zeggen achterwege wordt gelaten. In Fürth mocht de chazzan geen melodieën zingen met zangers tot na het Sjema-lezen. [Minhagim Dekehilatenoe, 6, Koppel ben Gumpel, Fürth, 1767]

Amsterdam, Den Haag, Amersfoort, Groningen
Vredenburg geeft in zijn sidoer aan dat het om en om zeggen begint op Sjabbat Hagadol, de sjabbat voor Pesach, en doorgaat tot de dagen van de selichot. In 1759 en in 1776 luidde in Amsterdam het voorschrift Un Hakol Jodoecha begint man menagen zu sein hoich am Sjabbat Hagadol bis den ersten Tog Selichot. In de Amsterdamse Minhagim van 1814 (art. 10) staat dat het begin ligt op sjabbat Chol Hamo‘eed Pesach, een week na Sjabbat Hagadol dus, tot de eerste dag van de selichot. Dertien jaar later schrijft Gabriel I. Polak in het TaKPeChet-gebedenboek (p. 13b) dat men vanaf Sjabbat Hagadol tot de Selichotdagen Hakol Jodoecha zingt. G.A. Parser in zijn gebedenboek Seder Tefilot Lechol Hasjana, Gebedenboek voor het geheele jaar, met aanwijzing der gebruiken en ceremoniën in het Nederduitsch: “Men heeft het gebruik om Hakol Jodoecha van den Sabbath voor het Paaschfeest tot de dagen der Selichoth als beurtzang voor te dragen.”
De Haagse minhagim, onder redactie van opperrabbijn Maarsen (1929): “De voordracht van Hakol Jodoecha beurtelings door voorlezer en Gemeente geschiedt van sjabbat Hagadol tot en met de sjabbat vóór de jeme haselichot. Op sjabbat erev Pesach blijft dit achterwege.” Dit laatste waarschijnlijk ook om de dienst niet nodeloos te verlengen in verband met het chamets-verbod dat die ochtend ingaat.
In Amersfoort (1840) door de voorzanger en iemand die door Parnassijns daartoe was aangewezen. Waarschijnlijk uit vrees dat het decorum zou worden verstoord liet men het niet aan de Gemeente over maar moest het door chazzan en een tweede persoon in beurtwisseling worden voorgedragen. In Groningen begon men op sjabbat Hagadol, maar ging iets langer door dan elders: “Op den Sabbat voor den Groten Verzoendag (sjabbat Sjoeva) eindigt de door voorzanger en Gemeente afwisselende voordracht van Hakol Jodoecha.” [Reglement van Ceremoniële Orde voor de synagogen van de NIG Groningen, art. 62, 1904; idem Reglement van Ceremoniële en Godsdienstige Orde in de Nederlandsche Israëlitische Hoofdsijnagoge te Groningen, art. 20, 1831, daar: voor te dragen door de twee voorzangers]

Worms, Frankfurt, Mainz, Fürth
Het gebruik vinden we in Worms (Minhage Warmaiza) en ook in Frankfurt waar beide stukken vanaf sjabbat Hagadol in respons werden gezegd. [Sjifche Jesjoeroen, p. 31; Minhage Jesjoeroen – Minhagim of K’hal Adat Jeshurun, p. 6] In Mainz al circa zes (of in een schrikkeljaar tien) weken voor Worms, Frankfurt en Groningen, nl.: vanaf sjabbat Sjekaliem tot na de dagen van inkeer [dus tot na Jom Kippoer] zeggen de twee chazzaniem Hakol Jodoecha luid en op een melodie, of door de chazzan met de Gemeente. [Minhag K”K Magentsa Beseder Hatefila Oenoeschaotea in: Sidoer Sefat Emmet, 51e druk, 1862, Wolf Heidenheim, p. 4. Waarschijnlijk is dr. Samuel Bondi of zijn zoon Jonas Bondi de opsteller van de Mainz Minhagim die slechts in deze Heidenheim-sidoer uit 1862 zijn gepubliceerd. Beiden waren in de negentiende eeuw rabbijn van de Adath Jeschurun-gemeente in Mainz.] In Fürth ging men zelfs door tot en met sjabbat Chol Hamo’eed Soekot.

Nauwkeuriger geformuleerd
In sidoer Chemdat Jamiem is de instructie qua begin conform wat men gewend is, vanaf sjabbat Hagadol en is het einde nauwkeuriger geformuleerd: tot en met de sjabbat voor de selichotdagen. In het Amsterdamse sjoelreglement 1814 werd nog aangegeven dat twee chazzaniem (Polak & Mulder, 1838: ‘door twee stemmen’), zo er twee chazzaniem in sjoel zijn, de zinnen om en om zeggen. In Polak en Polak, 1852-b: ‘door den voorlezer en de gemeente’. In de instructie in de gebedenboeken werd sterk rekening gehouden met de vele kleinere plaatsen waar er maar één chazzan was.

Reacties zijn gesloten.