Chanoeka: realisme èn geloof in wonderen

Jaarlijks steken we op Chanoeka de lichtjes aan en vertellen daarmee aan onze huisgenoten en elkaar over het wonder van Chanoeka. Over hoe een voorraadje lampolie genoeg voor een dag liefst acht dagen bleef branden. Die acht dagen vormden de tijd om nieuwe olie te brengen. Door dit wonder hoefde het ontsteken van de menora in de Tempel niet te wachten, maar konden de lichten vanaf dag één branden. 

Ruben Vis
De eerste avond, tv-programma van de Joodse redactie EO, 28 november 2021 

Waaraan ontlenen we de gedachte dat we een extra, acht dagen durend, feest vieren? Aan het wonder van het voorraadje olie dat tegen de natuurwet in genoeg olie bevatte voor niet slechts één maar voor wel acht dagen? Is dat het? Nee, er is meer. Chanoeka begint met het acht-dagen-wonder, maar er is meer dan dat wonder alleen. 

De aanleiding om de menora in de Tempel aan te steken, was dat de Tempel verontreinigd was. Vreemde overheersers hadden zich van de Tempel meester gemaakt, er hun religie in beleden, hun offers gebracht en in religieus opzicht er een janboel van gemaakt. 

De oorzaak hiervan was dat het Joodse volk weliswaar vrij was om te zijn, maar niet vrij was om Joods te zijn. De Joodse voorschriften en gebruiken werden door de regering, die de Griekse filosofie aanhing, verboden. Wat we vandaag vrijheid van godsdienst noemen, werd ten tijde van de Chanoekageschiedenis onmogelijk gemaakt. 

Uiteindelijk werden de vreemde overheersers en hun verbod op godsdienstvrijheid overwonnen. Als bekroning werd de menora opnieuw ontstoken. In de tempel-menora behoort voortdurend licht te branden. Ondanks dat er niet genoeg olie was om het licht voortdurend te laten branden, maar voor slechts één dag, gingen de Joden, de Makkabeeën aan de slag, ontstaken de menora en … the rest is history. 

Geschikte olie was alleen te krijgen op een reisafstand van vier dagen. Dus het zou vier dagen heen en vier dagen terug duren voordat er weer olie is waarmee de menora zou kunnen worden aangestoken om daarna voortdurend te branden. Wat is dan logischer dan op reis te gaan, olie in te slaan en te wachten met aansteken tot dat de voorraad olie weer voldoende is om de menora continu te laten branden? Maar nee, de Makkabeeën hebben niet gewacht. Zij deden het anders. De Makkabeeën geloofden er in om de menora te laten branden en tegelijkertijd realist te zijn en op pad te gaan om nieuwe olie te verwerven. 
In een tijd dat alles rationeel moet kunnen worden beargumenteerd, komen de lichtjes van Chanoeka ons dit vertellen: het is de combinatie, de combinatie van een gezonde dosis realisme èn geloof in wonderen, toen ten tijde van de Chanoeka-episode, tot aan vandaag. 

De Griekse godencultus die het de Joden onmogelijk maakte hun godsdienst in vrijheid te beleven, is al eeuwen een dode zaak. Die kent geen aanhangers meer. Daarentegen: het gedachtengoed van de tijd van de Chanoekageschiedenis leeft voort. Het Chanoekaverhaal is springlevend, het Jodendom is springlevend. Wij steken nog steeds de chanoekia aan; wij vieren nog steeds Chanoeka.  Am Jisraeel chai – ieder kaarsje meer in de chanoekia, iedere chanoekia die wordt aangestoken, vormt een krachtig bewijs dat het Joodse volk leeft, leeft met haar tradities, voorschriften en waarden; toen in de tijd van de tempel, nu en nog tot in lengte van jaren. 

Als we kijken naar de aangestoken Chanoekalichtjes, en even onze gedachten laten gaan over wat we zonet hebben gedaan, dan is dat misschien iets om eens verder over na te denken. Realisme, ja; eigen inzet, zelf iets bereiken in ons eigen leven – ja. Met in het verlengde daarvan de eigen inzet voor de samenleving om ons heen. En wonderen? Daarin geloven we óók! 

Reacties zijn gesloten.