Binnenkort is het weer zover: we zitten met elkaar aan de seider. Met elkaar! Na twee jaren van Coronabeperkingen mogen we weer op de oude voet verder gaan. G’d zij dank daarvoor. En bij die seider horen we de bekende verhalen over de tocht van onze voorouders uit Egypte. En is het aan diegene die de seider leidt om nieuwe inzichten te brengen, vragen en antwoorden te vinden. Ik werd zelf een paar jaar geleden overvallen door een vraag van een van de gasten.
Rabbijn H. Groenewoudt, Amsterdam
U kent het verhaal van de geleerden die samen kwamen in Bné Berak om daar de hele nacht te leren. De vraag was: waarom waren deze geleerden niet gewoon thuis, bij hun gezinnen?
Toen ik mij, vanwege deze vraag, ging verdiepen in dit verhaal kwam ik zoveel interessante inzichten tegen dat ik die graag met u wil delen.
Om dit verhaal te kunnen begrijpen een korte inleiding:
Er is een verplichting van de Tora om 10 procent van je vruchten van het derde en zesde jaar van een sjemitta cyclus apart te houden om daarmee de uitgaven voor de verplichte offers van Jom Tov in Jeroesjalajim te betalen: Maasér Sjeni. Om ervoor te zorgen dat iedereen dat doet, verplicht de Tora ons om op de dag voor Pesach in het derde en zesde jaar van een sjemitta cyclus die 10 procent apart te zetten. Wat nu te doen als men op de dag voor Pesach niet in de buurt van die vruchten is?
Hierover vertelt de Misjna (Ma’aseer Sjenie 5:9) het volgende voorval:
Rabban Gamliël en de andere geleerden zaten op een schip (op de dag voor Pesach) en Rabban Gamliël verdeelde zijn vruchten met die geleerden: rabbi Jehoshoe’a, Rabbi Akiwa, – nog op het schip. Rabbi Jehoshoe’a gaf weer een deel aan rabbi Elazar ben Azarja.
We zien dus – en daar gaat het mij om – dat deze geleerden op de dag voor Pesach op een boot zaten! In plaats van thuis de charouses te maken en de tafel te dekken, zaten ze op een boot! En zij konden ook niet meer op tijd naar huis toen ze eenmaal aan land kwamen – anders hadden ze hun giften van de vruchten wel ordentelijker gedaan.
Waarom zaten deze geleerden op een boot, een dag voor jom tov? Dat weten we. Zij kwamen van een missie om in Rome ten behoeve van het Joodse volk te spreken met de keizer. Lobbyisten voor ons volk.
Aangezien we weten dat de tempel verwoest is in het jaar 69 en dat dat het 6e jaar van een sjemitta cyclus was én wij weten dat deze missie nà de verwoesting van de tempel was, heeft deze reis en dus het verhaal van de Haggada zich afgespeeld in het jaar 73 of 76 van de eerste eeuw. In die tijd was Rabban Gamliel de leider van het Sanhedrin, de eerste na de verwoesting van de tempel. En zo was hij ook de leider van deze delegatie.
We begrijpen nu wat er gebeurd is. De geleerden kwamen vlak voor jom tov aan land, in ieder geval te laat om nog naar huis te gaan. Waar konden ze Jom Tov vieren? In Bne Berak, toen een plaatsje net achter Jaffo, de havenstad waar rabbi Akiwa, die ook op de boot zat, woonde.
Maar we zijn nog niet klaar.
Want waar bleef rabban Gamliel? Hij is niet aanwezig bij de geleerden in Bne Berak? Rabban Gamliel was de leider van het Sanhedrin en dat zat toen al in Yavne. Daar kon hij ook naar toe komen én hij had een goede reden om niet met zijn vrienden mee te gaan.
Het verhaal speelt zich dus af na de verwoesting van de tempel. Op Pesach brachten we daar het offer, dat kon dus niet meer, vonden alle geleerden – behalve rabban Gamliel!
In de eerste jaren na de verwoesting heeft rabban Gamliel nog een Pesach-offer gebracht, iets waar de andere geleerden het niet mee eens waren en daarom ging rabban Gamliël snel naar zijn eigen plaats. En daarom heeft hij ook zijn eigen plaats in de Haggada.
In de hele Haggada spreekt niemand over het Pesach-offer tot dat Rabban Gamliël komt en zegt: Wie niet drie dingen heeft genoemd, heeft zijn plicht niet gedaan: Pesach (!), Matza en Maror.
Vandaar dat deze uitspraak helemaal apart staat. De andere geleerden waren het er niet mee eens dat je aandacht mòest geven aan het Pesach offer, dat werd immers toch niet meer gebracht?! En zo kunnen we de opbouw van de hele seider avond beter begrijpen.
Maar het meest bijzondere van dit hele verhaal is: deze geleerden ondernamen een reis van maanden (ze waren al voor Soekot vertrokken) met alle mogelijke gevaren om op te komen het Joodse volk. Zij lieten alles achter omdat ze wisten dat dat hun plicht was. En met groot succes: tot de opstand van Bar Kochba (in het jaar 132) was er rust in Judea en kon het volk zijn wonden likken. Een tijd van ongekende groei in Tora studie, veel daarvan later opgeschreven in de Misjna en de Talmoed. De redding van onze identiteit en daardoor van ons volk.
En dus als we dit verhaal op de seider vertellen, in een tijd dat we niet zeker weten wat er morgen gebeurt, niet met de wereld en niet met tienduizenden joden die in oorlogsgebied zijn geraakt. Laten we dan een voorbeeld nemen aan deze groten van ons volk die hun plaats in de haggada en daarmee in de geschiedenis hebben verdiend door voor anderen klaar te staan. En als wij onze vrijheid gaan vieren, laten we die dan gebruiken om klaar te staan voor diegene die dit jaar Pesach niet thuis kunnen vieren omdat ze huis en haard hebben moeten verlaten.
Lesjana Haba’a BeJeroejsaljim!
Ik wens iedereen een Goede Jom Tov en fijne seider-avonden!