Rabbijn Shimon Evers
In de Haggada lezen we een prachtig stukje: “De Tora spreekt over vier zonen; één een wijze, één die zich slecht gedraagt, één een eenvoudige en één die geen vragen kan stellen.” De Haggada gebruikt hier een veel voorkomende stijlvorm ‘De Tora spreekt’; de Tora wordt als het ware als een persoon gezien die het woord tot ons richt. Op vier plaatsen spreekt de Tora over het doorgeven aan de volgende generatie van de bijzondere gebeurtenissen die geleid hebben tot de slavernij en de uiteindelijke bevrijding. De Tora leert ons zo dat er globaal vier typen mensen zijn en dat we voor elk van die vier een andere benadering moeten kiezen. Het is misschien wel het meest becommentarieerde stukje tekst van de seideravond.
In geïllustreerde Haggada-uitgaven staan prachtige tekeningen van deze vier zonen. Ter introductie een belangrijk inzicht dat we uit de formulering van dit stukje kunnen leren. Bij ieder kind staat erbij ‘één’, één een wijze, één een eenvoudige, enz. dit benadrukt dat elk mens een uniek wezen is. Ieder is één. Het is belangrijk om in het contact met de medemens voor ogen te houden dat hij een uniek wezen is. Eén is ook een verwijzing naar één Hashem. Ieder heeft in zich een G’ddelijke vonk, die niet zichtbaar is, een verbondenheid met Hoger.
Velen zien dit stukje van de vier zonen als een verwijzing naar vier levensfasen. De baby/peuter die nog geen vragen stelt, het opgroeiende nieuwgierige kind dat al begint te vragen, de puber die alles belachelijk vindt en tot slot de volwassene die op zoek is naar diepgang.
De tweede zoon
Van de vier zonen is de tweede – degene die zich slecht gedraagt, de rasja – diegene waar verreweg de meeste commentaren over zijn geschreven.
De ‘rasja’, wat zegt hij: Wat is deze dienst voor jullie? Voor jullie en niet voor hem. En aangezien hij zichzelf heeft afgescheiden van de gemeente heeft hij de Oorsprong (Hashem) ontkend. En jij moet zijn tanden bot maken en zeg hem, dat Hashem omwille van deze eredienst mij uit Egypte heeft gevoerd. Mij heeft Hij uitgevoerd en jou niet. Indien jij daar was geweest dan was jij niet bevrijd.
Een negatieve benadering – geen tanden nodig
De rasja is verbaasd over de wijze waarop we Pesach vieren, dagenlange voorbereidingen, een enorme schoonmaak, uren in de keuken met een enorme maaltijd als eindresultaat. Is dit een manier om Hashem te dienen? Dat doe je in de sjoel, door gebeden, door andere religieuze handelingen, dat is een eredienst, maar niet zó door een eindeloos durende maaltijd! De Haggada geeft antwoord: maak zijn tanden bot. Jij denkt dat je Hashem niet kunt dienen door een maaltijd?! Dan heb jij je tanden ook niet nodig. Wij denken dat we door de hele symboliek van alle gerechten die we eten Hashem dienen.
Een positieve benadering – behoud de connectie
We proberen het venijn uit zijn opmerking te halen, we maken zijn tanden bot. We zeggen hem: als jij in Egypte was geweest, dan was je inderdaad niet bevrijd. Maar heb jij even mazzel, nu ben je wel bevrijd en hoor je er wel bij!
Dit is ook een opdracht aan ons, om te streven naar het behoud van de connectie, zelfs wanneer iemand zichzelf ogenschijnlijk buitensluit. Uit mijn werk als justitierabbijn heb ik een ervaring die goed duidelijk maakt wat het is om de connectie te behouden. In dit geval met een gedetineerde, iemand die in de gevangenis zijn straf uitzit. Uiteraard is de naam gefingeerd.
Blijven bezoeken
Louis dreigde ten onder te gaan aan zelfmedelijden. Hij verweet iedereen de afschuwelijke situatie waarin hij terecht was gekomen en had totaal geen hoop meer dat er nog iets van zijn toekomst terecht zou komen. Hij zou uitgeleverd worden en daar zou hij zijn laatste jaren moeten slijten in een gevangenis in een ver land, zonder enige hoop op een eerlijk proces. Wat had het leven nog voor zin? Ik zag het inderdaad ook somber voor hem in en zag hoe hij meer en meer in zichzelf keerde en steeds meer vervuilde en vermagerde. Ik heb de leiding van de gevangenis verzocht om extra goed op Louis te letten. Hoewel het steeds moeilijker werd om zinnige gesprekken met hem te voeren, ben ik hem blijven bezoeken, misschien wel tegen beter weten in. Even kort bij hem op cel zitten, even naar hem luisteren, de connectie behouden. Maar ik zag het niet rooskleurig in, zowel zijn kans om vrij te komen als ook zijn kans om zichzelf uit zijn lichamelijk en geestelijk verval te redden. Door omstandigheden heb ik hem enige tijd niet kunnen bezoeken. Op een middag sta ik in de rij bij de kassa in de supermarkt om af te rekenen en word ik op mijn schouder getikt. Ik draai me om, maar herken de man niet die achter mij staat. “Ik ben Louis!” Hij zag er fris en schoon uit, verzorgd en met een heldere blik in de ogen! ‘Geef de moed niet op’ was de boodschap die Louis nu uitstraalde: “Jouw bezoekjes hebben mij uiteindelijk weer wakker geschud, jij hebt mij hoop gegeven! Ik hoor er weer bij. Bedankt!” En voor mij een les, dat je nooit moet opgeven.
En dat is de positieve boodschap die de Haggada meegeeft in het stukje over de tweede zoon: blijf de connectie houden.