De deur gaat open op Sederavond want deze beker is niet het bloed van de Heer

Als het woord Seder volgorde betekent dan moet ieder stuk in de Haggada dus in de juiste volgorde staan. Onmiddellijk na de maaltijd lezen we een stukje dat een vreemde eend in de bijt lijkt omdat het niet op deze plaats lijkt te passen en waar je je misschien wel helemaal van kunt afvragen wat het in de Haggada komt doen. Het begint met de woorden Sjefoch Chamatecha (Stort uit Uw wraak over de volkeren die U niet kennen) en bestaat uit een aantal pesoekim (zinnen) uit de Psalmen 79 en 69 en uit hoofdstuk 3 van Klaagliederen. We herkennen het punt direct want dit is het moment in de Seder dat de deur naar buiten wordt opengezet. Wat doet dit stuk in de Seder, waarom staat het hier, op deze plek in de Seder en waarom zetten we op dit punt de deur open?

Ruben Vis

In tegenspraak

Het begin van een antwoord vond ik bij opperrabbijn Justus Tal toen ik kennisnam van zijn nagelaten aantekeningen. Aantekeningen die niet alleen gaan over Tenach maar ook over het Nieuwe Testament. Tal was voor de oorlog opperrabbijn van Utrecht en Drenthe en na de oorlog tot zijn dood opperrabbijn van Amsterdam. Hij wijst allerlei plaatsen aan waar hij de tekst van het Nieuwe Testament niet complementair vindt maar vooral in tegensprak met Tenach. Ook zijn vader Tobias Tal, opperrabbijn van Gelderland en daarna van Den Haag en zijn collega Lion Wagenaar, opperrabbijn van Gelderland en daarna rector van het Nederlands-Israëlietisch Seminarium, hebben zich intensief beziggehouden met het weerleggen van het Nieuwe Testament en de christelijke uitleg van teksten in het Oude Testament. Als je de notities en artikelen van Justus Tal leest, sta je versteld over zijn kennis van het Nieuwe Testament; het is ronduit verbluffend.
Tal was opgeleid aan het Nederlands-Israëlietisch Seminarium. Hij beschikte over een enorme algemene ontwikkeling, was schriftelijk en mondeling op wetenschappelijk niveau thuis in het Duits en het Frans, las en schreef klassiek Grieks en kon zich zonder meer meten met de beste Nieuw Testamentici, predikanten en professoren die waren opgeleid aan universiteiten in Amsterdam, Leiden, Utrecht of Groningen en ook hun Duitse collega’s nam hij met regelmaat de maat. Tegelijkertijd was hij bedreven in de Joodse rabbijnse literatuur. Dit blijkt bijvoorbeeld uit zijn Halachische voordracht voor Pesach die hij in 1953 hield, in het jaar voor zijn dood en uit de schriften met notities van derasjot die hij gaf en waarin hij zijn kennis van Aggada ten toon spreidt. De eruditie die opstijgt uit de papieren die ik in de twee dozen aantrof, zegt iets over de toenmalige ambtsopleiding die men in Nederland aan rabbijnen gaf; grondig, diepgaand en breed.

Zo nam Hij na de maaltijd ook de beker

Wat heeft dit alles met de Seder te maken? In een van de aantekeningen van Tal kwam ik tegen dat hij opmerkt dat de derde beker van de Sederavond de beker is waar Jezus over spreekt als hij aan het woord komt in Mattheüs 26 zin 27 en 28 en in 1 Korintiërs zin 11. Korintiërs is de eerste van twee brieven die Paulus aan nieuwe christenen schrijft in Korinthe. Korinthe is een plaats op Peloponnesos in Griekenland. Paulus vertelt in zijn brief de Korintiërs wat Jezus heeft gezegd en geeft daar uitleg aan. Ook Mattheüs schrijft hierover.

In 1 Korintiërs, hoofdstuk 11 zin 23 en volgende luidt het:

“In de nacht waarin de Heer Jezus werd uitgeleverd nam Hij een brood, sprak het dankgebed uit, brak het brood en zei ‘Dit is mijn lichaam voor jullie. Doe dit, telkens opnieuw, om Mij te gedenken. Zo nam Hij na de maaltijd ook de beker, en Hij zei: ‘Deze beker is het nieuwe verbond, dat door mijn bloed gesloten wordt. Doe dit, telkens als jullie hieruit drinken, om Mij te gedenken’. Dus altijd wanneer u dit brood eet en uit de beker drinkt, verkondigt u de dood van de Heer, totdat Hij komt. Want wie eet en drinkt maar niet beseft dat het om het lichaam van de Heer gaat, roept zijn veroordeling over zich af.

Mattheüs maakt nog sterker dan deze tekst in Korintïers duidelijker dat de beker wordt opgenomen, dan het dankgebed werd gezegd en meteen daarop volgend de beker werd gedronken. precies de handelingen in de volgorde zoals we het doen. Na de derde beker schrijft Mattheüs nog dat de lofzang gezongen werd, Hallel dat na de derde beker wordt afgezegd. Het laatste avondmaal dat Jezus hield is niets anders dan de Sederavond en bij deze passage in 1 Korintiërs noteert Tal dat de beker die Jezus na de maaltijd neemt, niets anders is dan de derde beker van de Sederavond. We hebben twee bekers voor de maaltijd gedronken en één beker direct aansluitend aan de maaltijd. Dit is de derde beker, de beker waarvan Paulus zegt: “Zo nam Hij na de maaltijd ook de beker’ en waarvan Mattheus zegt: “En hij nam een beker, sprak het dankgebed uit en gaf hun de beker met de woorden ‘drink allen hier uit’, dit is mijn bloed, het bloed van het verbond dat voor velen wordt vergoten tot vergeving van zonden.”

Dit verklaart waarom het stuk Sjefoch Chamatecha juist nu, onmiddellijk na de derde beker wordt gezegd. Het is een weerlegging van wat er in het Nieuwe Testament staat, van wat er staat in de brief van Paulus aan de Korintiërs. Deze derde beker is niet het bloed van Jezus. De beker die wij drinken is niet het lichaam van de Heer waarmee Jezus wordt aangeduid. Deze beker is niet het nieuwe verbond. Overigens weerlegt Tal ook met een enorme opsomming aan argumenten en bronnen uit de Profeten waarom er geen sprake is van zoiets als een ‘nieuw verbond’. Nee, met deze beker voldoen we aan de opdracht om bij de Seder de arba’a kossot, de vier bekers te drinken, zoals dus ook al gebeurde in de tijd van Jezus en lang daarvoor.
De verklaring van Abarbanel is een van de meest gedrukte Haggadaverklaringen. Hij verbindt het stuk Sjefoch Chamatecha met het daarop volgende zeggen van de rest van Hallel dat begint met Lo Lanoe – niet voor ons, waarin we duidelijk uiten in onze God te geloven en niet in hun goden: ‘ze hebben ogen maar kunnen niet zien, ze hebben oren maar kunnen niet horen’.

Onderbreking

Het stukje Sjefoch Chamatecha treffen we volgens Daniel Goldschmidt (Haggada Sjel Pesach Vetoledoteha, blz. 62) pas in de Haggada aan na het tijdperk van de Geoniem (589-1038). Chief Rabbi Lord Jonathan Sacks schrijft in zijn Haggada (The Jonathan Sacks Haggada, blz. 121) dat er mee werd begonnen tijdens de Kruistochten waarvan de eerste de Joden in West-Europa trof in 1096; vervolgingen in de naam van het christelijke geloof. Rabbi Shlomo Riskin wijst erop dat gedurende de tijd van Pesach, samenvallend met de periode van Pasen, de bevolking zich bezighield met de dood van Jezus, waarvan de Joden de schuld kregen en die voortdurend werd benut door de christelijke geestelijkheid om anti-Joodse gevoelens op te roepen. (The Passover Haggadah with a traditional and contemporary commentary by rabbi Shlomo Riskin, blz. 128).
Daarom past deze onderbreking van de Haggada op dit moment zo goed. Terwijl we eigenlijk na de derde beker de vierde onmiddellijk inschenken en verder gaan met Hallel vindt hier een inlassing plaats die begint met de woorden Sjefoch Chamatecha. Want nee, dit is niet het bloed van Jezus, dat kan hij wel gezegd hebben volgens Paulus in zijn brief aan de Korintiërs, maar voor ons was, is en blijft het de derde uitdrukking van verlossing waarmee we de derde beker associëren. En niettegenstaande de druk van buitenaf om ons volgens hun geloof te gaan gedragen, tonen we onze vasthoudendheid en aten de matse en dronken de derde beker wijn volgens hoe wij het zien en hoe het ons is doorgegeven. Zelfs zo zeer dat we bij dit punt aangekomen in de Haggada de deur naar buiten openzetten, om als het ware duidelijk te maken dat we ons sterk voelen en onze opvatting hoorbaar voor onze omgeving uitspreken.
Nu we deze context weten van onze derde beker en het daarop onmiddellijk aansluiten met Sjefoch Chametecha kunnen we ons een voorstelling maken van de enorme moed waarvan dit openzetten van de deur getuigt.

Eliyahoe

Maar vaak wordt gezegd dat we de deur hier openen omdat we daarmee de verwachting tot uitdrukking brengen dat Eliyahoe ons de verlossing komt aankondigen. Ook dat past prima in dit narratief. De deur openzetten doen we in tegenspraak met de eerder geciteerde passage uit de Brief aan de Korintiërs, nl. ‘Dus altijd wanneer u dit brood eet en uit de beker drinkt, verkondigt u de dood van de Heer, totdat Hij komt.’ Want weliswaar wachten wij op de verlossing maar duidelijk is dat ons verlangen niet uitgaat naar Jezus als degene die als verlosser komt. Na de derde beker, de woorden Sjefoch Chamatecha te zeggen en de deur open te zetten heeft dus een betekenis die naar buiten toe werkt. Samen vormen ze een weerlegging die noodzakelijk begon te worden en daarom toegevoegd is aan de volgorde van de avond en juist hier, direct na de derde beker, zijn plaats moest krijgen.

Nu we weten wat de achtergrond is van dit stukje Sjefoch Chamatecha is het goed te begrijpen hoe het in de Haggada terecht is gekomen en ook waarom het juist hier in de Haggada zijn plaats heeft gekregen. De interreligieuze dialoog is niet altijd zachtzinnig geweest. Ondanks dat hebben we onder alle omstandigheden de Seder gevierd, ook in tijden van fysieke onderdrukking op religieuze grondslag.

Reacties zijn gesloten.