Tal oematar

Deze week is er weer de jaarlijkse kleine verandering in de Amida (het staande of hoofdgebed) in de doordeweekse ochtend-, middag, en avonddiensten. Dan verandert ‘Veteen Beracha’ naar ‘Veteen Tal Oematar Livracha’. Tot Pesach worden dus twee woorden ‘Tal Oematar’ toegevoegd.

Van Jekkes, Duitse en Nederlandse Joden, is bekend dat ze nauwkeurig zijn met de tijd. Ze komen precies op tijd. De invoeging ‘Tal Oematar’ begint in het avondgebed van 4 december.
– Wat zegt een Jekke tegen zijn vrouw als hij op 4 december ’s avonds naar sjoel gaat?
— Ik ben vanaf vanavond voortaan iets later thuis.

Het zijn maar twee woorden, die we toevoegen. Jaap Sondervan, webredacteur van de Hoogduitse en Portugese chazzanoetsite, legt de werking uit van deze kleine invoeging.

In de Sjemone Esré (Amida, staande of hoofdgebed) zeggen wij elke dag ’s ochtends, ’s middags en ’s avonds “Masjiew Haroeach” in de winter (Sidoer Chemdat Hajamiem pagina 4 -ש”ע או”ח קיד). Daarenboven zeggen wij op werkdagen “Tal oematar livracha” in de winter en “Veteen beracha” in de zomer (Sidoer Sjesjet Jamiem pagina 36 – ש”ע או”ח קיז). De eerste invoeging gaat over wind en regen; de tweede, Tal Oematar, gaat over dauw en regen.

Maar ja, wat is “winter” en wat is “zomer”?

Tal Oematar zeggen we in de winter. Maar wat is winter en wat is geen winter meer. Wanneer beginnen we met het zeggen van Tal Oematar en wanneer houdt de winter op en stopt het zeggen van Tal Oematar? Het laatste, wanneer we ophouden, is duidelijker dan wanneer we beginnen. We houden op met Tal Oematar en met Masjiew Haroeach na de eerste dag Pesach. Daar ligt het omslagpunt voor ‘winter’ naar ‘zomer’.

Het omslagpunt “zomer” naar “winter” van “Veteen beracha” naar “Tal oematar livracha” is echter minder eenvoudig. Men zou zeggen dat dit gelijk loopt met het moment dat we beginnen om “Masjiew Haroeach” in te voegen en dat is vanaf Moesaf op Sjemini Chag Ha-atseret, maar dat is niet zo.

G’d om regen vragen is uiteraard een zegen, maar regen is heel lastig als men op reis moet. Vandaar dat in de tijd dat men voor de Voetfeesten naar de tempel ging, het vragen om regen werd uitgesteld tot vijftien dagen na Soekot (die dag is 7 Chesjwan), zodat men nog de tijd had om droog thuis te komen. Op plaatsen heel ver van Jeroesjalaim, zoals Bawel, vanwaar men toch niet te voet naar Jeroesjalaim ging en regen minder hard nodig was, werd een andere datum aangehouden, namelijk 60 dagen na het begin van het najaarseizoen (Tekoefat Tisjri).

De seizoenen volgen per definitie de zonnecyclus. Omdat de ‘gewone’ kalender een zonnecycluskalender is, heeft in Bawel de overgang van “Veteen beracha” naar “Tal oematar lievracha” op de ‘gewone’ kalender een vaste datum, namelijk 4 of 5 december. Maar de joodse kalender is een combinatie van de zon- en de maancyclus en daarom heeft deze overgang op de joodse kalender geen vaste datum.

In Israël volgt men nog steeds het oorspronkelijke gebruik om met de overgang slechts te wachten tot vijftien dagen na Soekot, dus 7 Chesjwan. De rest van de wereld volgt het gebruik van Bawel en heeft de overgang pas op 4 of 5 december. Dit jaar, 2022, is de overgang op zondagavond 4 december.

Van 22 november naar 4 december

Toch is de overgang niet altijd op 4 december geweest. In een Portugees Tefillot uit het begin van de 17de eeuw staat als datum “22 november”.

Tefillot, Amsterdam begin 17de eeuw, titelblad mist. In de beginperiode kon men nauwelijks Ivriet lezen, vandaar dat de oudste Tefillot uitsluitend in het Portugees werden gedrukt.
(vertaling links: Pesach tot 22 november; rechts: van 22 november tot Pesach. Hierbij moet worden aangemerkt dat de Portugese joden niet slechts twee woorden verwisselen, maar de hele tekst: “Barechenu Awinoe etc.” in de zomer en “Bareech Alénu etc.” in de winter.)

Hoe kan dat?

De uitleg zit hem in de ontwikkeling van de ‘gewone’ kalender. Daar waar de Joodse kalender met al haar bijzonderheden bij Rabban Gamliël (BT Talmud, Rosj Hasjana 22) al meer dan 2000 jaar geleden eenduidig bekend was, is de ‘gewone’ kalender niet eenduidig.

De ‘gewone’ kalender is gebaseerd op de van oorsprong Romeinse, zo genaamde Juliaanse, kalender. Om diverse redenen is deze kalender met enige regelmaat aangepast. De eerste aanpassing was de overgang naar de Gregoriaanse kalender. De Katholieke landen hebben deze kalender al in 1582 ingevoerd, toen donderdag 4 oktober werd gevolgd door vrijdag 15 oktober. In de Protestantse landen is de overgang geleidelijk gegaan. In het merendeel van wat nu Nederland is, is men pas in het jaar 1700 over gegaan. In het totaal zijn er sinds de Juliaanse kalender 13 dagen overgeslagen.

Het Amsterdamse Portugees-Joodse Tefillot-boek is van begin 17de eeuw, dus ruim voordat in Nederland in 1700 de kalender werd bijgewerkt. Tellen wij 13 dagen op bij 22 november dan komen wij uit op 5 december. En ziedaar hoe wij aan 5 december komen. Bij de volgende correctie, op 1 januari 2100, zal de datum opnieuw met een dag opschuiven.

Een gezonde winter!

Jaap Sondervan

Reacties zijn gesloten.