Parsja Bemidbar 5782

Rabbijn Shimon Evers

Bemidbar/Numeri 1:1-4:20

Tellingen

Deze week beginnen we met het 4e boek van de Torah, het boek Bamidbar. Dit is ook de naam van de eerste parasja. Dit boek heeft ook een tweede naam, Sefer Hapekoediem, het boek van de tellingen. De Latijnse term ‘Numeri’ duidt op hetzelfde. In dit boek wordt het Joodse volk een aantal keren geteld.

Bij tellingen doet zich iets heel opmerkelijks voor. Iedereen telt voor één. De grootste geleerde telt niet voor meer mee, dan de ongeletterde. Tellen duidt op een eigenwaarde die iemand heeft, onafhankelijk van zijn of haar prestaties.

Iedereen telt mee

Rasji voegt een belangrijk element toe. Hij verwijst naar 2 tellingen, die relatief kort na elkaar zijn geweest. De eerste na de zonde van het Gouden Kalf en de tweede keer na de inwijding van het Misjkan, het heiligdom dat het Joodse volk meenam op zijn tocht door de woestijn op weg naar het land Israël. In de geschiedenis van het Joodse volk zijn dit 2 momenten die lijnrecht tegenover elkaar staan. Het Gouden Kalf hadden ze gemaakt, nog maar kort nadat ze op de berg Sinai met hun eigen oren het verbod op afgodendienst hadden gehoord. Toch zijn ze de fout ingegaan. De tweede telling is op een moment dat het Joodse dicht tot Hashem is gekomen. Ze hadden een heiligdom gebouwd. Een heiligdom, waar iedereen persoonlijk aan bijgedragen had.

Uit deze woorden van Rasji kunnen we een belangrijke les leren. Iedereen telt mee! Zowel wanneer een persoon een fout heeft gemaakt- en zelfs zo’n erge fout als afgodendienst-, als wanneer een persoon het ‘perfecte’ leven leidt en een heiligdom voor Hashem maakt. En vanzelfsprekend alles wat daar tussen in zit.

Voorbereiding op Sjawoe’ot

Het is niet voor niets dat onze geleerden hebben bepaald dat deze parasja altijd gelezen moet worden voor Sjawoe’ot. Op deze dag vieren en herdenken we dat Hashem ons de Torah heeft gegeven. Deze parasja leert ons dat ieder individu meetelt, dat de Torah aan ieder van ons individueel is gegeven. We zien dat ook in de openingszin van de Tien Uitspraken: “Ik ben G’d, jouw G’d..”. Ieder heeft zijn / haar persoonlijke band en dus ook zijn / haar persoonlijke verantwoordelijkheid. Een mooie, individuele gedachte om deze sjabbat in te gaan.

Deze sjabbat gaat naadloos over in Sjawoe’ot, zodat we dit jaar 3 aansluitende rustdagen hebben met een feestelijk karakter. Het getal 3 speelt een belangrijke rol in de beleving van Sjawoe’ot.

3=1+2

Eerst terug naar de Schepping. Na de eerste dag van de Schepping staat er: ‘Het was avond en het was ochtend, dag één.’ Er staat niet eerste dag, maar dag één. De verklaring hiervoor is dat na deze dag was Hashem volledig één, er was nog geen enkele tegenkracht. Op de tweede dag heeft Hashem het begrip 2 geïntroduceerd, Hij heeft een scheiding gemaakt tussen het hogere water en het lagere water. Dit is opmerkelijk, aangezien we eigenlijk altijd streven naar éénheid. Waarom heeft Hashem dan toch een scheiding gemaakt tussen hoger en lager? En nog opmerkelijker is dat er bij de tweede scheppingsdag niet staat dat Hashem zag dat het goed was! Zoals al vaker gezegd is 2 het keuzegetal, pas als er minimaal 2 zaken zijn kan men kiezen. En Hashem wil dat we kiezen en tegelijkertijd Hem niet uit het oog en het hart verliezen. Pas bij de derde scheppingsdag zien we weer dat Hashem zag dat het goed was. Daar staat zelfs 2 keer geschreven dat Hij zag dat het goed was.   

Een chassidische benadering: Het getal 3, is de optelsom van 1 en 2. Aan de ene kant hebben we de volmaakte éénheid, aan de andere kant hebben we een scheiding, het kan 2 kanten op. Het ultieme doel is dat we deze twee aspecten combineren en dat we er een derde aspect van maken, en dat deze twee begrippen geen tegenstrijdigheid zijn, maar juist samenkomen in de 3.

Na het geven van de Torah is het echte kiezen pas begonnen. Tot nu toe was er een beperkt aantal mitswot, maar nu zijn er 613 mitswot waar we voor kunnen kiezen. Dat zijn 613 mogelijkheden om de éénheid met Hashem te ervaren.

Koning David

Tot slot nog een praktisch punt. Sjawoe’ot is de sterfdag van koning David, de man die het merendeel van de Tehiliem, de psalmen heeft geschreven. Het is een eeuwenoude traditie om Tehilliem uit te spreken wanneer men in nood is, wanneer men extra behoefte heeft aan G’ddelijke ondersteuning. Laten we deze Sjawoe’ot een extra mizmor (psalm) uitspreken, ter nagedachtenis aan koning David, maar vooral ter ondersteuning van onze broeders en zusters in Oekraïne, die nu een zeer moeilijke tijd doormaken.

Reacties zijn gesloten.