Parsja Naso 5782

Rabbijn Shimon Evers

Bemidbar/Numeri 4:21-7:89

De langste parasja van het hele jaar, maar liefst 176 pesoekiem, zinnen. De voornaamste oorzaak van deze lengte is dat de Torah zeer uitvoerig spreekt over de offers van de 12 stamvorsten, die ze gebracht hebben bij de inwijding van het Misjkan, het heiligdom. Gedurende 12 dagen heeft elk stamvorst een inwijdingsoffer gebracht. Opmerkelijk is dat ze 12 keer hetzelfde offer hebben gebracht. Nog opmerkelijker is, dat de Torah dit twaalf keer herhaalt. Had de Torah niet kunnen volstaan met het offer van de eerste stamvorst en daarna de namen noemen van de andere vorsten en de mededeling dat zij hetzelfde hebben gebracht? Het had de parasja een stuk korter gemaakt!

De meest simpele verklaring is, dat elke stamvorst het verdiende dat zijn offer volledig genoemd werd en niet alleen als een soort ‘aanhalingstekens’.  Kijkende in de verhalende verklaring op de Torah – de Midrasj – zien we dat elke stamvorst bij zijn offer een eigen intentie had. Met andere woorden, het was 12 keer hetzelfde, maar toch 12 x anders.,

Het woord voor offer in het Ivriet is ‘korban’, afgeleid van de stam ‘karow’, dichterbij. Door een offer te brengen kwam men dichterbij Hashem. Wij hebben momenteel geen offers meer, maar wel onze gebeden, die ons ‘karow’, dichterbij tot Hashem kunnen brengen. En bij de gebeden zien we ook dat vele dagelijkse gebeden elke dag vrijwel hetzelfde zijn. En toch, kunnen ze – gelijk de offers van de stamvorsten- elke keer weer anders zijn.

Tefila – meer dan gebed.

Vaak wordt tefila vertaald met gebed, maar tefila is veel meer dan dat. Het Ivriet woord voor ‘bidden’ is ‘lehitpalel’ en meestal wordt het inderdaad vertaald met bidden. Zonder al te taalkundig te willen zijn, kan het ook op een aantal andere manieren vertaald worden. Lehitpalel kan ook betekenen ‘jezelf beoordelen’, het moment van tefila is een moment van zelfreflectie. Het is een moment om stil te staan bij jezelf en je relatie met Hashem, je relatie met je medemens en je relatie met de omgeving. Lehitpalel kan ook beteken ‘je verbinden’, het moment van tefila is een moment om jezelf met Hashem te verbinden.

Dawwenen en treinreizen

Vaak gebruiken we dit woord in plaats van het woord bidden. Het woord dawwenen is afgeleid van het Hebreeuwse ‘dabér’, spreken. Dawwenen is een moment dat wij met Hashem spreken, we zijn met Hem in gesprek. Bewust gebruik ik de term ‘in gesprek’ zijn en niet een monoloog. Wanneer je met aandacht dawwent, dan krijg je er ook iets voor terug. Het geef je inspiratie en kracht.

Een mooie parabel is de parabel van de ‘treinreis’. Je neemt de trein om van M naar G te gaan, van Mens tot G’d. En er zijn veel soorten treinen, stoptreinen, sneltreinen, hogesnelheidstreinen, enz. Allen brengen je van M naar G. Wanneer je heel snel gaat kom je ook aan bij G, maar je mist wel veel onderweg. Wanneer je wat langzamer gaat heb je meer aandacht voor je omgeving en kan je de treinreis wat intenser beleven, het duurt wat langer. Sommigen dawwenen heel snel en sommigen dawwenen wat langzamer. De gebeden komen aan bij Hashem, maar de persoonlijke beleving is wel heel anders. Bij dezen een pleidooi om ook eens de dawwen- stoptrein te nemen.

Dawwenen, een instelling van onze aartsvaders.

Een andere uitleg voor het woord dawwenen is dat het een samenstelling is van twee woorden ‘de’awot ienoen’, dat betekent, het is afkomstig van de aartsvaders. Volgens onze overlevering hebben onze drie aartsvaders de drie dagelijkse gebeden ingesteld. Onze aartsvader Awraham het ochtendgebed, Jitschak het middaggebed en Ja’akov het avondgebed. Door het uitspreken van deze gebeden verbindt men zich ook met de oorsprong van het Joodse volk.

Dawwenen, een voorgeschreven gebed of vrije eigen interpretatie?

Eigenlijk beiden. In de Torah wordt de verplichting tot gebed genoemd, maar er wordt verder geen invulling gegeven aan de vorm en de tijden van gebed. Het is pas veel later geweest dat er een min of meer standaardformulering van alle gebeden is gekomen. Er zijn wel wat verschillen tussen verschillende groeperingen binnen het Joodse Volk, maar dat zijn kleine nuances, de hoofdlijnen zijn bij allen gelijk. Helaas leiden kleine nuance verschillen soms tot grote controverses, maar laten we ons nu beperken tot de positieve dingen. Het vaste formulier bleek te voldoen aan een breed gevoelde behoeft om houvast te hebben in de gebeden. Onze geleerden hebben ons inderdaad houvast gegeven, zowel in de vorm van de gebeden als ook in de tijden van de gebeden. Maar, indien iemand de behoeft voelt om aanvullend persoonlijke gebeden uit te spreken, dan is die persoon meer dan welkom om dat te doen. Belangrijke aanvulling in dezen is het volgende. De formulering van de standaardgebeden is in het Hebreeuws en is ‘geldig’ voor iedereen, ook wanneer men niet de vertaling van de gebeden kent. Indien iemand zijn eigen persoonlijke gebed wil uitspreken, dan moet hij zelf ook begrijpen wat hij zegt. Het zou voor mij verspilde moeite zijn om een gebed in het Fries uit te spreken als rechtgeaarde Noord-Hollander, maar voor iemand die het Fries beheerst is dit een mooie aanvulling.

Dawwenen – een ladder.

Onze aartsvader Ja’akov had een droom. In zijn droom zag hij een ladder met engelen die omhoog en omlaaggingen. Onze geleerden hebben deze droom uitgelegd als een parabel voor het gebed. De engelen brengen onze woorden van gebed omhoog naar Hashem en engelen komen omlaag met de zegeningen van Hashem. Moge het zo zijn dat de gebeden uitgesproken via een vast formulier of vanuit een persoonlijke inspiratie, omhoog zullen stijgen tot de Hemelse Troon en een overvloed van zegeningen in deze wereld brengen.

Reacties zijn gesloten.