Parsja Matot-Masee 5782

Rabbijn Shimon Evers

Bemidbar/Numeri 30:2-36:13

Deze week een gecombineerde parasja en wel de langst mogelijke combinatie. Onderstaande gedachte is gebaseerd op een artikel van Opperrabbijn Jonathan Sachs, zichrono liv’racha

Vrij van schuld tegenover G’d en tegenover Israël.

In het laatste stuk van de parasja Matot staat een fascinerend verhaal, waaruit een belangrijk principes van het Jodendom wordt afgeleid. Het Joodse volk heeft de koningen Sichon en Og verslagen en hun land ingenomen. Ze staan nu aan de oostelijke oever van de Jordaan. Twee stammen, Re’oewen en Gad, komen naar Mosje met het verzoek om daar te mogen blijven. Zij hebben veel vee en dit gebied is uitermate geschikt voor hun grote kuddes. Mosje schrikt enorm. Hij is bang dat de drijfveer van deze stammen een andere is, en dat zij eigenlijk bang zijn om samen met de andere stammen naar Israël te gaan. Mosje verwijt ze, dat de consequenties kunnen zijn dat de rest van het volk ook niet naar Israël wil gaan. Dan zou zich kunnen herhalen wat er gebeurd is na de terugkomst van de verspieders. “Moeten de andere stammen strijden, terwijl jullie hier zitten?!” Maar de stammen Re’oewen en Gad zeggen dat dit helemaal niet hun intentie is. Zij beloven dat ze mee zullen trekken met het joodse volk over de Jordaan en mee zullen helpen met de verovering van het land Kena’an. Pas nadat het land veroverd en verdeeld is, gaan ze terug naar hun gebieden aan de oostkant van de Jordaan. Zij zweren publiekelijk dat ze mee zullen gaan en pas na voltooiing van hun missie zullen terugkeren naar hun weidegronden. Mosje aanvaardt dit en zegt: “Wanneer jullie dit gedaan hebben, dan zijn jullie vrij van schuld tegenover G’d en tegenover het volk Israël.”

Het cursief gedrukte in het bovenstaande stukje is een basisprincipe geworden in de halaga, de joodse wet. In veel gevallen moet men er rekening mee houden wat er door anderen gedacht kan worden en vervolgens gezegd kan worden. Zelfs wanneer je zeker weet dat je zelf volledig zuiver handelt, moet je er toch rekening mee houden dat er door buitenstaanders anders tegenaan gekeken kan worden. Met andere woorden, je dient niet alleen zuiver te zijn ten opzichte van Hashem, maar ook ten opzichte van de medemens.

Een paar voorbeelden.                                                                                                                                                       

Reukwerk in de tempel, maar niet voor de bruiden

In de tijd van de tweede tempel waren er families die zeer deskundig waren in bepaalde onderdelen van de dienst. Zo werd de familie Avtinas beroemd vanwege hun kundigheid in de samenstelling van de kruiden voor het reukwerk dat in de tempel dagelijks werd ontstoken. De familie Avtinas stond in hoge achting bij het joodse volk, want de bruiden uit deze familie gebruikten geen parfum op hun huwelijksdag. Zo zou nooit iemand ook maar kunnen denken dat zij hun talenten ook gebruikten voor privédoeleinden.

De menora bij 2 deuren.

Officieel dient de menora aangestoken te worden bij de voordeur. Stel, iemand heeft een huis met 2 voordeuren aan 2 straten. Dan stelt de halaga dat hij bij beide voordeuren een menora moet aansteken opdat niemand zou kunnen denken dat hij geen menora aansteekt.

Amandelmelk

Indien iemand vlees kookt in amandelmelk, dan moet hij er voor zorgen dat er in de amandelmelk wat schilletjes van de amandel drijven. Een buitenstaander zou immers kunnen denken dat hij zijn vlees kookt in gewone melk.

En zo zijn er nog vele voorbeelden te noemen, waarbij we zien dat we niet alleen ten opzichte van onszelf en G’d zuiver moeten zijn, maar dat we ook rekening moeten houden met de indruk die een ander kan hebben.

En natuurlijk weten we allemaal dat de mens niet mag roddelen en dat we een ander positief en ten goede moeten beoordelen. Maar toch, de aard van de mens is niet altijd zo en de halaga houdt hier rekening mee, want er kunnen zeer vervelende consequenties zijn.

De negatieve invalshoek en de positieve invalshoek, die toch negatief is

De vervelende consequenties kunnen op twee manieren. Er zijn twee manieren van kijken die hieraan ten grondslag liggen.

Vanuit een negatieve invalshoek: Tot nu toe dacht men dat deze persoon zo vroom was, maar dat blijkt toch niet helemaal waar te zijn. Kijk maar, hij doet dit of hij doet dit niet! En zelfs het zetten van een vraagteken bij iemands gedrag kan er al toe leiden dat een volgende spreker dat vraagteken weg laat en al spreekt met een zekerheid. Dit kan zeer schadelijke gevolgen hebben voor iemand, die zich eigenlijk van geen kwaad bewust is.

En zelfs van uit een positieve invalshoek kunnen de gevolgen negatief zijn: Die persoon is zo vroom en ik zie dat hij zijn vlees in melk kookt. Kennelijk is dat wel toegestaan, want hij doet het ook, niet wetend dat hij amandelmelk gebruikts. Als hij het mag dan mag ik het ook. (Wanneer ik bij een vleesmaaltijd een kopje koffie met sojamelk neem, dan zet ik altijd het pak sojamelk op tafel, ook als ik alleen thuis ben)

Samenvattend, enerzijds moeten wij proberen iemands handelen zo positief mogelijk te beoordelen, maar anderzijds dienen we er zelf ook rekening mee te houden dat onze medemens niet altijd met de meest zuivere blik kijkt.

Reacties zijn gesloten.