Parsja Eekev 5782

Rabbijn Shimon Evers

Dewariem/Deuteronomium 7:12-11:25

Manna

Mosje beschrijft in deze parasja de tocht van het joodse volk door de woestijn. Hij spreekt o.a. over het manna dat ze 40 jaar hebben gegeten. Het manna was hemels brood dat dagelijks ingezameld kon worden. Alleen op vrijdag viel er een dubbele portie. Daarom hebben we op sjabbat 2 challot, die herinneren aan de dubbele portie manna. Onder de challot ligt een plankje en over de challot een challekleedje. Dit herinnert aan de dauw die onder en boven het manna was.

Bensjen

Mosje noemt ook een andere belangrijke mitswa in deze parasja, namelijk de verplichting om te bensjen, het dankgebed uit te spreken na een broodmaaltijd. Het woord bensjen is afgeleid van het Latijnse ‘benedicere’, letterlijk te vertalen met ‘goed spreken’. (Zeg maar 100 x benedicere snel achter elkaar en het wordt bensjen). De formulering van het bensjen ligt vast met wat kleine nuances her en der. Hoewel deze officiële formulering ruim 2000 jaar geleden is vastgelegd, worden sommige onderdelen van het bensjen aan sommige belangrijke personen toegeschreven, die veel eerder hebben geleefd. Zo is het de overlevering dat de eerste beracha (lofzegging) van het bensjen is geformuleerd door Mosje.

Hemels en aards brood

Het brood dat het Joodse volk in de woestijn at, was duidelijk herkenbaar als ‘hemels brood’. Er was geen menselijk handelen aan vooraf gegaan. Het brood was min of meer kant-en-klaar. Heel anders dan het aards brood dat we nu eten. Voordat het brood op ons bordje ligt, moet er nog heel veel gebeuren door allerlei mensen. De boer bewerkt zijn land, de molenaar maalt het graan en uiteindelijk bakt de bakker er een brood van.

Aards brood is hemels brood

De twee bovenstaande punten – het dagelijkse manna en de formulering door Mosje van de eerste beracha – leren ons een belangrijke les. De beracha die Mosje had geformuleerd had betrekking op ‘hemels brood’. Terecht kan de vraag gesteld worden of deze beracha nu nog wel van toepassing is op ons ‘aards brood’? Het antwoord op deze vraag ligt ‘verborgen’ in een andere zin in deze parasja: “De mens leeft van alles wat uit de mond van Hashem komt.” In de dagen van de schepping, heeft Hashem door 10 uitspraken de hele wereld gecreëerd. Maar die schepping was niet een eenmalige gebeurtenis. De schepping is een continuproces. Het is nog steeds de G’ddelijke kracht, die ervoor zorgt dat alles bestaat. Soms zien we dat duidelijk, zoals destijds bij het manna en soms is dat wat minder duidelijk. Door over ons ‘aards brood’ de dankbracha van Mosje over het ‘hemelse brood’ uit te spreken, erkennen we dat ook ons ‘aards brood’ in werkelijkheid ‘hemels brood’ is.

Een mooie gedachte wanneer we deze sjabbat een hap nemen van het hemels/ aards brood en voor de dagen erna ook.

Reacties zijn gesloten.