PKN-predikant over Israël, de Kerk en de Palestijnen

De storm in de Protestantse Kerk over de brief die het PKN-Moderamen aan de Israelische ambassadeur heeft geschreven, is niet gaan liggen. Dit blijkt uit de vele reacties die er op zijn gekomen, waaronder de in dit artikel verwoorde gedachten van dominee Baudet uit Alphen aan den Rijn.
Baudet: “Ik verlang van mijn kerk dat zij haar ogen eindelijk eens open doet en gaat inzien dat het zit zoals ik hier beschrijf.
Ik verlang van mijn kerk dat zij, tot inzicht gekomen, erkent dat niemand in het Midden Oosten een Joodse staat wil, behalve de Joden zelf.
Ik verlang daarom van mijn kerk dat zij daarom – en daarom alleen – de zijde van Israël kiest.
Maar ik vrees dat de kerk anders kiest en daarmee ophoudt mijn kerk te zijn.”

Op gezette tijden laait de discussie in de kranten weer op. Bijvoorbeeld na een aankondiging dat er weer zoveel honderd of zoveel duizend nieuwe woningen zullen worden gebouwd op plekken waarvan erg veel mensen vinden dat dat daar niet mag.

Op voorhand wil ik vaststellen dat ik iedereen zijn mening gun. Maar niet waardevrij. De ene mening is de andere niet en daarom hebben de meningen niet allemaal hetzelfde gewicht. Kennis van zaken is de enige voorwaarde om een mening te mogen hebben. Telkens weer constateer ik dat die kennis meestal ontbreekt, wat hen niet weerhoudt om toch het hoogste woord te voeren. Dat kan dan alleen op basis van vooringenomenheid. Het is deze vooringenomenheid die de toon van het gesprek bepaalt en niet de kennis van zaken. Zelfs bij de PKN. En dat is jammer. Want het verknoeit een zeer wenselijke zuiverheid van denken.

Getuige de internationaal veel besproken brief van de Protestantse Kerk in Nederland aan de ambassadeur van Israël voert zij die pretentie wel degelijk. Het is de vraag of dat terecht is.

Hoe het ging…
Op 18 februari 2010 overhandigden preses ds. P. Verhoeff en scriba dr. A.J. Plaisier een brief van het moderamen van de generale synode van de Protestantse Kerk in Nederland aan de ambassadeur van Israël in Nederland, H. Kney-Tal. Daarin reageert het moderamen op het door Palestijnse christenen geschreven document ‘Het uur van de waarheid’.

Dit document moest volgens het moderamen niet worden verstaan als een negatieve oproep tegen Israël, maar als een roep om recht en vrede. Dat klinkt natuurlijk mooi en het oogt ethisch correct – iedereen blij – maar er zit een luchtje aan. Dat luchtje wordt al sterker na de volgende zin waar het moderamen als zijn mening geeft dat de Israëlische overheid een belangrijke sleutel voor vrede in het Midden-Oosten in handen heeft.
Want de adressering is niet juist.

De Palestijnse Autoriteit had deze brief moeten ontvangen
Om deze stelling te begrijpen moet je op de hoogte zijn van de geschiedenis van de staat Israël vanaf het allereerste begin, in 1948 en vermoedelijk nog heel veel eerder toen Arabieren en Joden in broederlijke saamhorigheid de Britten zodanig het leven zuur maakten dat dezen het toenmalige mandaatgebied Palestina verlieten. De nog jonge Verenigde Naties stemden in met een voorstel tot tweedeling van dat oude land in een Joods deel en een Arabisch deel. De wereld accepteerde, Israël in wording accepteerde, maar de Arabieren accepteerden niet. Waarom zij dat niet deden, komt zo meteen.
De staat Israël was nog geen uur oud of de Arabische buurstaten vielen haar van alle kanten binnen. Zover ik heb kunnen nagaan heeft in die dagen geen enkele Nederlandse kerk bij de Arabische landen geprotesteerd tegen wat toch een flagrante schending was van een besluit van de VN.
Bij die overval in 1948 bezette Jordanië het oostelijk gedeelte van Jeruzalem. Een belangrijk motief voor de overval was de aanspraak van de Islam op de heilige stad. Pas op dat moment werd Jeruzalem een verdeelde stad. Veel Arabieren, ook van het ‘’platteland’’, trokken weg, uit angst om onder het nieuwe regime te leven. Zij zochten hun voorlopige heil in vluchtelingenkampen, onder meer in Egypte. Het was ook daar, in Egypte, dat de toenmalige president Nasser het begrip Palestijn uitvond om de gevluchte bevolkingsgroep aan te duiden. Om hen tot iets van een nationaal zelfverstaan te brengen, voerde Nasser een politiek van bewustmaking van hun slachtofferschap. Vroeg of laat moest deze politiek een tijdbom onder het bestaan van de staat Israël worden.

De Zesdaagse Oorlog van juni 1967 eindigde met een verdrijving van de Jordaanse troepen uit het oostelijk deel van Jeruzalem. Formeel gesproken werd Oost-Jeruzalem dus niet bezet, maar bevrijd. Want de Jordaniërs hadden daar in 1948 strikt genomen niets te zoeken.

Een van de gevolgen van deze bevrijding van Oost-Jeruzalem was dat nu Joden en christenen in alle vrijheid en zonder visum hun heilige plaatsen konden bezoeken, zo vaak zij wilden, wat tevoren nooit mogelijk was geweest.
Eeuwige dankbaarheid vanuit de kerken zou daarom gepast zijn geweest. Maar in werkelijkheid meten de Kerken – en mensen daarbuiten – zich een arrogantie aan alsof zij en zij alléén weten hoe het zit en bovendien hoe het hoort.

Dan komen er acties van Gretta Duisenberg en dan komt er een schreeuw om rechtvaardigheid uit de pen en uit de mond van Dries van Agt. En natuurlijk, zij hebben de wind mee, want Israël doet niet alles even slim en maakt zonder twijfel veel verwijtbare fouten. Ik begrijp daarom dat er Gretta’s en Driesen zijn, ook in de kerk. Ik begrijp ook dat zij ruim vertegenwoordigd zijn, al komen de meesten niet graag uit die kast.

Maar dat is niet het enige verhaal. Hoe speculatief de stelling ook mag zijn, ik waag toch een poging tot formulering ervan. De wereld had de Arabieren in juni 1967 en daarna moeten dwingen om het vredesaanbod van Israël te aanvaarden. Maar de wereld was machteloos verankerd in de Koude Oorlog die zijn hoogtepunt naderde. Dat gaf de Arabieren de gelegenheid om overal terroristische activiteiten te ontplooien, van vliegtuigkapingen tot de moord op Israëlische Olympiërs in München. Jarenlang gevolgd door bomauto’s op volle markten en bombussen op drukke routes in Israël zelf.
Ik kan mij niet herinneren dat de Kerken daartegen ooit geprotesteerd hebben.

Nu moet een wanstaltige muur dwars door vruchtbaar land de veiligheid garanderen van mensen die niet anders weten dan dat de hele wereld hen haat.

Mijn grootste bezwaar tegen de brief van het moderamen steunt op mijn diepste zorg. Het antisemitisme kent vele gestalten en heeft vele vormen. Zorg om de Palestijnse problemen die zij nota bene zelf hebben opgeworpen, en anders hun Arabische broeders wel, is daar één van. Maar het is natuurlijk veel eenvoudiger om Israël de schuld in de schoenen te schuiven. Bovendien draag je dan uit dat je zo ethisch bezig bent en dat leidt dan weer tot gemakkelijk verdiend applaus.

Begrip
Ik denk dat ik Israël begrijp en dat ik vanuit dat begrip alleen maar een aanmoediging kan laten horen.
Ze hebben geen keuze. Vreedzaam samenleven met de Palestijnse buren vereist op voorhand de erkenning van de staat Israël als Joodse staat.
Geen Palestijn, geen Arabier die daar over piekert of daartoe genegen is.
Integendeel, de staat Israël moet van de kaart geveegd. De presidenten van Syrië en Iran, Assad en Ahmadinejad hebben dat nog geen drie maanden geleden opnieuw nadrukkelijk met elkaar afgesproken.
In Arabische en dus ook Palestijnse schoolatlassen staat de staat Israël niet eens ingetekend. Het land moet gewoon weg. Hoe dan ook. Niet goedschiks, dan maar kwaadschiks.

De brief van het moderamen bedoelt het natuurlijk niet, maar werkt natuurlijk zo wel, is een forse psychologische steun aan de vijanden van Israël.
Ik doe daaraan niet mee. Desnoods schaar ik mij aan de kant van de verguisden.

Ik verlang van mijn kerk dat zij haar ogen eindelijk eens open doet en gaat inzien dat het zit zoals ik hier beschrijf.
Ik verlang van mijn kerk dat zij, tot inzicht gekomen, erkent dat niemand in het Midden Oosten een Joodse staat wil, behalve de Joden zelf.
Ik verlang van mijn kerk dat zij inziet dat de staat Israël in militair opzicht een regionale supermacht is, maar in weerwil van dat feit tot op het bot bedreigd wordt in haar bestaan.
Ik verlang daarom van mijn kerk dat zij daarom – en daarom alleen – de zijde van Israël kiest.

Maar ik vrees dat de kerk anders kiest en daarmee ophoudt mijn kerk te zijn.

Reacties zijn gesloten.