De Rotterdamse weenhuizen ten bate van rust, wijding, bezinning, inkeer en geestelijke groei

Rabbijn Evers sprak bij de herinwijding van de gerestaureerde weenhuizen, de twee gebouwen op de Joodse begraafplaats aan het Toepad in Rotterdam. De Rotterdamse burgemeester Aboutaleb was er ook en eerde bestuurder en restauratiecoördinator Leo Vromen met een koninklijke onderscheiding.

Leo Vromen, de coördinator van de restauratie van beide monumentale gebouwen, toverde een glimlach op zijn gezicht toen hij zijn welkomstwoord begon. “Vandaag zijn we hier bijeen voor een feestelijke gebeurtenis, op andere dagen voor een treurige. Vandaag staan we stil bij de voltooiing  van de restauratie van de weenhuizen en het grote gietijzeren toegangshek. Ook de Tahararuimte, de beheerderswoning en alle electra werden vernieuwd. Het hele voorplein van de begraafplaats werd opgehoogd.” Een “Kol Hakawod was er voor Hans Polak, tot voor kort secretaris/manager van het bestuur die het leeuwendeel aan de renövatie heeft bijgedragen.
Opmerkelijk was dat Leo Vromen de wens ‘tot 120 jaar’ toe kon passen op deze gebeurtenis. Met de bouw van de weenhuizen werd precies 120 jaar geleden begonnen.
Leo Vromen besloot zijn betoog met de woorden: “ik hoop dat over 120 jaar de Joodse begraafplaats Toepad nog steeds één van de mooiste begraafplaatsen van Joods Nederland moge zijn.”

Rabbijn Evers
Begraafplaatsen en weenhuizen maken al sinds mensenheugenis onderdeel uit van onze onverwoestbare Joodse traditie. Het staat al vroeg in onze geschiedenis, 3670 jaar geleden.

Binnenkort lezen we het weer wereldwijd voor uit de Tora: “Sara stierf in Hebron in Israël en Avraham beweende haar en kocht voor haar een graf” (Genesis 23:2 e.v.).
Duidelijker kan het niet. Wij koesteren onze geschiedenis als voorportaal van onze toekomst.

Leo Vromen, penningmeester Jack Cohen, rabbijn Raphael Evers, burgemeester Achmed Aboutaleb voor het rechter weenhuis op de begraafplaats Toepad, Rotterdam.

De Nederlandse overheid erkent ons eeuwigdurend grafrecht. Daar zijn wij dankbaar voor want, zoals de Romeinse historicus Tacitus al over ons schreef, wij cremeren niet, wij mogen alleen begraven.

Zoals de spelonk de Machpela in Hebron nog steeds een heilige plaats is voor alle afstammelingen van Avraham, zijn al onze begraafplaatsen, oorden van rust, wijding en bezinning, inkeer en geestelijke groei. De heiligheid, kedoesja, van de mens zelf blijft eeuwig bestaan.

Wat is het verschil tussen begraven en cremeren? Na het begraven wordt de mens een met de aarde zonder essentiële verandering. De kern van het fysieke zijn van de mens blijft behouden.
Wat overblijft na crematie is slechts as, dat geen wezenlijk spoor op aarde achter laat van de oorspronkelijke mens. Deeltjes as bezitten niet het vermogen tot hernieuwd leven.

Een begrafenis maakt de overledene gereed voor een volgende fase van leven.
Het eeuwigdurende grafrecht bevestigt ons geloof in een betere toekomst, in een Messiaans tijdperk, dat eens zal aanbreken.

Onze hoop richt zich op een glorieuze toekomst. Hatikwa, het Hebreeuwse woord voor hoop, betekent eigenlijk koord.
Ons bewustzijn speelt niet alleen in het heden maar is als een koord, dat verleden, heden en toekomst verbindt.

Juist op deze plaats realiseert iedereen zich slechts een kleine schakel te zijn in de keten van de generaties, die de oorsprong van de wereld via het Scheppingsplan verbindt met haar eindbestemming.
Wij hebben besef van onze traditie, die vele volkeren wereldwijd geïnspireerd heeft, tot op de dag van vandaag. Wij weten, dat wij – zij het tergend langzaam – overgaan naar een betere, rechtvaardiger en spirituelere toekomst.

En in die overbruggingsperiode, waarin wij ons nu bevinden, worden wij dagelijks weer geconfronteerd met die weerbarstige, vaak onmenselijke realiteit, die harde werkelijkheid, die zich maar niet wil verenigen met onze goede gevoelens en utopische dromen.
Dat is het Jodendom van de realiteit.

We staan in de weenhuizen, de plaats waar de treurredes en gebeden voor de begrafenis worden uitgesproken.
Nee, helaas hebben we nu nog geen antwoorden in concrete zin op vragen als `Waarom juist nu?’ en `Waarom juist hij of zij?’.
De Talmoed zegt hierover: ‘Leven, kinderen en financiën hangen niet van goede daden af, maar van geluk. Rabba en Rav Chisda waren beiden vrome geleerden. Wanneer de één om regen bad, dan kwam er regen en wanneer de ander om regen bad, dan kwam die ook.
Toch leefde Rav Chisda tweeënnegentig jaar, terwijl Rabba slechts veertig jaar werd. Bij Rav Chisda werden zestig brui¬loften gevierd, terwijl bij Rabba zestig begrafenissen plaatsvon¬den.
Bij Rav Chisda was grote rijkdom maar bij Rabba heerste schrijnende armoede’.

Maar het Jodendom geeft wél antwoord op de vraag hoe men moet omgaan met verlies en de dood. Wij kennen veel helende riten en gebruiken. Deze riten zijn bedoeld om uiting te geven aan de gemoedstoestand van de rouwenden én om de uiterlijke verschijning te laten aansluiten op het innerlijk gevoel.
Het rouwproces is expressie van gevoelens maar ook een reëducatieproces, een opvoeding tot een nieuwe levensfase, waarin een diepere eenheid tussen het getroffen individu en de gemeenschap en een hogere eenheid tussen mens en G’d wordt opgebouwd.

Verleden en toekomst. Op deze begraafplaats herdenken wij ook onze familieleden, alle Joden, die geen begrafenis hebben gehad, voor wie er geen formeel rouwproces heeft mogen zijn. Herdenken is rouw verwerken maar voor velen van ons zal dat nooit volledig mogelijk zijn.

Troost veronderstelt afstand en zingeving. Ten opzichte van de Sjoa is die afstand er tot op heden – voor het Joodse bevolkingsdeel – niet. De wonden zijn te diep, te groot om het helingsproces zijn gang te laten gaan. `Troost uw naaste niet zolang zijn dode nog voor hem ligt’, zeiden onze Wijzen.

Als wij de doden herdenken, wenden wij ons naar hen toe om twee redenen: wij verlangen naar hen en missen hen. De relatie met onze dierbaren houdt niet op met de dood. Feitelijk zijn zij afwezig maar gevoelsmatig zijn zij er.

Hatikwa, de hoofdboodschap van ons Jodendom is en blijft de hoop, de band met het goede, het mooie en het duurzaam blijvende in het leven, de liefde, liefde voor het G’ddelijke in de mens, de liefde en aandacht voor onze medemens. Ook of misschien juist op deze plaats komt dit zo tot zijn recht.

Kovee Hasjeem jachliefoe koach – hoop schenkt ons kracht.

Reacties zijn gesloten.