Universiteit moet rekening houden met sjabbat

De Commissie Gelijke Behandeling heeft geoordeeld dat een universiteit rekening moet houden met de sjabbat-regels. Deze voor Joodse studenten belangrijke uitspraak is een doorbraak.

De Universiteit van Amsterdam (UvA) heeft ten onrechte een studente buitengesloten op een selectiedag omdat zij niet mee kon doen vanwege de sabbat.
De Commissie Gelijke Behandeling komt in oordeel 2008-4 tot het oordeel dat het „zich onthouden van bepaalde activiteiten op sabbat een rechtstreekse uitdrukking van de godsdienstige overtuiging van de joodse vrouw” is. Dit wordt dan ook beschermd door de Algemene Wet Gelijke Behandeling.
De Joodse pre-studente tandheelkunde kon niet deelnemen aan een selectiedag voor de opleiding tandheelkunde omdat dit op een zaterdag valt.

Intree-toets
De studente diende een bezwaarschrift in bij de UvA, nadat een verzoek om de intree-toets op een andere dag af te leggen, faalde. De UvA meende dat het van vitaal belang is dat de toets door alle deelnemers op het zelfde moment wordt afgelegd, daarnaast vormt ruimteproblematiek een reden dat de universitit niet ook op een andere dag een laboratoriumopstelling beschikbaar heeft voor het afleggen van de toets. Dit deelde de faculteit tandheelkunde van de UvA in een eerder stadium al mee aan het Nederlands-Israëlitisch Kerkgenootschap dat op verzoek van het meisje de onderwijsdirecteur van de faculteit had benaderd.
Na deze afwijzing stapte zij naar het Meldpunt Discriminatie Amsterdam, dat haar in het gelijk stelde. Een zelfde oordeel van de Commissie Gelijke Behandeling volgde.

Rechtstreekse uitdrukking
Het MDA en de CGB kwamen tot de conclusie dat de universiteit een verboden onderscheid heeft gemaakt op grond van godsdienst. Volgens de commissie is het „zich onthouden van bepaalde activiteiten op sabbat een rechtstreekse uitdrukking van de godsdienstige overtuiging van de joodse vrouw”. Dit wordt dan ook beschermd door de Algemene Wet Gelijke Behandeling. Volgens de CGB had de UvA zorgvuldiger moeten kijken of een uitzondering op het beleid mogelijk was en de bezwaren beter moeten afwegen tegen de hieruit voortvloeiende gevolgen.

Redelijkerwijs niet mogelijk
De aspirant-studente had na haar bezwaar bij het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs beroep aangetekend. Die oordeelde aldus: “Naar het oordeel van het College heeft verweerder genoegzaam uiteengezet dat en waarom de decentrale selectiedag slechts op een zaterdag kan plaatsvinden en dat het aanbieden van een alternatieve dag ten behoeve van [de dochter van verzoekster], mede gezien de voorzieningen die daarvoor moeten worden getroffen, redelijkerwijs niet mogelijk is.”

Het er zich naar gedragen
De CGB kwam tot een ander oordeel. Daarbij was het onder meer van mening:

Het begrip godsdienst, in de zin van de AWGB, omvat niet alleen het huldigen van een geloofsovertuiging, maar ook het zich ernaar gedragen. Het zich onthouden van bepaalde activiteiten op sjabbat (zaterdag), zoals in deze zaak deelname aan een decentrale selectiedag, kan worden beschouwd als een rechtstreekse uitdrukking van de godsdienstige overtuiging.

Indirect onderscheid op grond van godsdienst
De Commissie Gelijke Behandeling meent dat er geen sprake is van direct onderscheid op basis van geloofsovertuiging. De Universiteit van Amsterdam heeft geen verschil gemaakt tussen de aspirant-studente en niet-Joodse aspiranten vanwege haar joods-zijn. Wel is er sprake van indirect onderscheid op grond van godsdienst.

Van indirect onderscheid op grond van godsdienst is sprake “wanneer een neutraal geformuleerde bepaling of maatstaf niettemin een bepaalde groep, in dit geval personen die dezelfde geloofsovertuiging hebben als de aspirant-studente, althans die zich vanwege deze geloofsovertuiging aan dezelfde gedragsregels conformeren, nadeliger of anders treft dan een andere groep die deze geloofsovertuiging niet heeft.”

In dit geval concludeert de CGB:

Tussen partijen staat vast dat door het algemene beleid dat de decentrale selectiedag op een zaterdag wordt gehouden zonder dat daarvoor een uitzondering wordt toegestaan, in het bijzonder personen worden getroffen die op grond van hun geloofsovertuiging geen activiteiten willen verrichten op een zaterdag (de sjabbat). Derhalve is in het onderhavige geval sprake van indirect onderscheid op grond van godsdienst.

Eén student
De universiteit heeft een aantal praktische bezwaren met betrekking tot een alternatieve selectiemogelijkheid naar voren gebracht. De Commissie zegt er niet van overtuigd te zijn dat deze argumenten eraan in de weg staan dat er op een andere dag dan de zaterdag een uitzondering voor één student wordt gemaakt.

Verheugd
Het NIK heeft zich op verzoek eerder tot de faculteit tandheelkunde gewend. Het NIK reageert nu verheugd op de uitspraak. NIK-secretaris Ruben Vis:

Voor steeds meer Joodse studenten wordt het een probleem om zich te conformeren aan de roosters en tentamendata van hun opleiding en tegelijkertijd aan het rustgebod voor sabbat en Joodse feestdagen. Het gaat per situatie steeds maar om een enkele student. Met deze uitspraak is duidelijk gemaakt dat de tolerantie die jegens Joodse studenten in het verleden steeds heeft bestaan ook nu nog toepassing behoort te hebben. De universiteit, hoge school of mbo, heeft op grond van deze uitspraak een oplossing te vinden voor de enkele Joodse student die op vrijdagmiddag, zaterdag of een joodse feestdag geen verplichte werkgroep of college kan bijwonen of een toets of tentamen kan afleggen.

Op grond van praktische bezwaren, waaronder ruimtegebrek voor het afleggen van een tentamen op een ander tijstip, en de vrees voor het doorgeven van examenopgaven, willen universiteiten niet meewerken aan een verplaatsing. Daarbij komt dat de universiteiten en beroepsopleidingen geen rekening zeggen te kunnen houden met de feestdagen van andere dan de van oudsher gerespecteerde christelijke. Voor de CGB is dit dus geen aanleiding geweest het onderwijsveld hierin gelijk te geven.

Lees HIER het oordeel van de Commissie Gelijke Behandeling.

Reacties zijn gesloten.