Steun voor Breed Kabinetsinitiatief maar geen loyaliteitsverklaring van de geloofsgemeenschappen

Het door het kabinet georganiseerde Breed Initiatief Maatschappelijke Binding is een goede stap die steun en navolging verdient. Het gaat de verkeerde kant op in Nederland, de samenleving is steeds minder samen. Groepen voelen zich uitgesloten, worden uitgesloten of sluiten anderen uit. Opgroeiende kinderen beschouwen zich niet als Nederlander. Zo kan het niet langer. Het Breed Initiatief is op te vatten als een uiting van de overheid dat mensen, groepen ook, deels vanuit religie in de samenleving participeren en a3s een erkenning dat religie bindt. Het kabinet trachtte in twee Ridderzaal-sessies de rijen te sluiten met maatschappelijke en religieuze organisaties. De ministers Donner (Justitie) en Verdonk (Integratie) bereidden met vertegenwoordigers van 18 religieuze organisaties, waarvan de helft islamitisch, een ontwerp-verklaring voor.

Geen slotverklaring

De overheid kwam met tal van maatschappelijke organisaties, gemeenten, werkgevers, werknemers en onderwijs tot een slotverklaring. Bij het overleg met minder dan twee dozijn religieuze organisaties ging dat mis. De spanning tussen kerk en staat, tussen oude en nieuwe religie en de wens van de overheid om religies zich te laten opwerpen als hoeders van democratisch burgerschap strandde op het gegeven dat de religies dan ook wat van de overheid zouden willen en zich moreel niet geroepen achtten om méér burgerschapszin te betonen dan anderen of dan in het verleden.
Er is een tweede overleg nodig om de noodzaak dat binding ook via religies kan lopen en dat religies een rol hebben op het terrein van participatie en burgerschap in een verklaring tot uitdrukking te brengen.
Bij het vooroverleg bleef de helft van de moslimgroepen weg. Terwijl alles er op duidt dat waar zich een probleem ten aanzien van uitsluiting en ‘ontbinding’ voordoet, het ontstaan van een grote groep met een nieuwe religie en een niet-Nederlandse achtergrond, waarvan een deel zich lijkt te isoleren van de samenleving en zoals bij Van Gogh bleek, naar geweld grijpt, alleen betrekking heeft op een deel van de islamitische landgenoten.

Kerk en staat
Dan blijkt dat kerk en staat in de regel niet voor niets gescheiden optrekken, maar ook dat het probleem rond één godsdienst moeilijk verbreedbaar is naar andere religies. De overheid lijkt zich de dagen dat Nederlanders bijna allemaal religieus gebonden waren niet meer te herinneren, maar daar pas door de aanwezigheid van de islam op te worden gewezen. De concept-slotverklaring stelt: “Eerst door de opkomst van de islam wordt duidelijk dat godsdienst meer is dan het huldigen en uiten van een opvatting, en veel dieper ingrijpt in levenshoudingen en -wijzen. Je denkt niet alleen anders als gelovige, je leeft ook anders.”

De in het concept geuite stelling dat verabsolutering van de eigen overtuiging leidt tot spanningen, conflicten, wederzijdse uitsluiting en isolement is herkenbaar als je denkt aan Mohammed B. Maar een vertegenwoordiger van de Rooms-Katholieke Bisschoppenconferentie (Enigszins achteloos: “een op de vier Nederlanders behoort tot de Rooms-Katholieke Kerk, wij zijn de grootste vereniging van Nederland.”) zei niet te verwachten dat de bisschop af zou zien van bepaalde dogma’s die nu eenmaal absolute gelding hebben in diens geloof. “In hoeverre wil de regering invloed uitoefenen op de religie en levensbeschouwing van de burgers? Waar ligt de grens?” vroeg de Boeddhistische Unie zich af.

In de ontwerp-verklaring was een verwijzing naar artikel 18 uit het Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten opgenomen waarin de vrijheid van religie wordt gewaarborgd. De verklaring zou de uitspraak moeten bevatten dat de geloofsgemeenschappen in Nederland dit recht ondersteunen. Een malle verwijzing; iets dergelijks is een zaak die op de overheid de verplichting legt dit recht te erkennen en te beschermen.
De katholieke vertegenwoordigers stelden onomwonden: “dit mag geen door de regering uit te dragen loyaliteitsverklaring van de geloofsgemeenschappen worden.” Andere religies volgden snel en verlangden in ruil voor het opnemen van verantwoordelijkheden en verplichtingen aan hun zijde wederkerigheid van de overheid. Zoals bescherming van religieuze vrijheden en het waarborgen van de uitoefening van aan de rite verbonden gedragingen. Donner erkende het punt van wederkerigheid, maar het Breed Initiatief heeft tot doel te binden, niet om concessies aan religieus gedrag te doen.

Convenant
Het kabinet wil met concrete acties naar buiten komen en greep met beide handen een voorstel aan van een islamitische deelnemer om een convenant te sluiten over erkenning van de democratische rechtsorde en het uitdragen van daarop gebaseerde waarden. Een christelijke leider wierp hier tegenin dat kerken geen organisaties zijn die zich bezighouden met cursussen voor democratische burgerschapsopvoeding. Wat het convenant betreft meende hij dat wanneer daar brede belangstelling voor is binnen de moslimgemeenschap dan maar duidelijk moest worden dat de moslimorganisaties in Nederland zich zouden inspannen tot een dergelijke gedragscode te komen.

Geëmancipeerd
Bij de voorbereiding zei ik, het Nederlands-Israëlitisch Kerkgenootschap vertegenwoordigend, dat wij een groep vormen die diep is geworteld en verankerd in de samenleving. Een groep die zich, met hier en daar een steuntje of duwtje van de overheid, heeft ontwikkeld en is geëmancipeerd en die ervaring, en de ervaring hoe religieuze identiteit te verbinden met burgerschap, met korter in Nederland aanwezige religies te willen delen.
De tekst waar Balkenende de Ridderzaal mee inging, toonde een verwrongen weergave van die boodschap. “Christenen, joden en humanisten hebben ieder te maken gehad met onderdrukking, radicalisering en fundamentalisme in eigen kring. Met deze ervaring willen zij gaarne godsdiensten met een korter verleden in Nederland ondersteunen bij het zoeken naar een eigen plaats in de samenleving.”
De verwijzing naar ervaringen met radicalisering en fundamentalisme in eigen kring geeft aan in welke mate er sprake is van een non-besef bij de ambtelijke opschrijvers. De beleidsteksten van de overheidsdienaren zijn een schrijnend voorbeeld van wat in de eerste concept-tekst werd genoemd ‘een samenleving als geheel die minder bekwaam is in het omgaan met het georganiseerde geloof’. Het naar de samenleving presenteren van een band tussen de islam in Nederland en laat ik het beperken, het hier gewortelde Jodendom, op basis van gedeeld radicaliseren en fundamentalisme, is onbestaanbaar.

Meer over het Breed Initiatief Maatschappelijke Binding is te vinden op www.zestienmiljoenmensen.nl

Reacties zijn gesloten.