Parsja Bereesjiet

De Tora begint met de creatie van alles wat bestaat, o.a. duisternis en licht, de hemellichamen, water en land, alle planten en dieren en tenslotte mensen. G’d schiep dit alles uit het niet. Adam en Eva woonden in het Paradijs, de Tuin van Eden. Deze sidra draagt de naam ‘In een begin’ = B’reesjiet. Dit geschiedde in zes dagen; op de zevende dag heeft G’d gerust. G’d vaardigde één verbod uit: het eerste mensenpaar mocht niet eten van de Boom van Kennis van Goed en Kwaad. De slang brengt Eva ertoe toch een hap te nemen van een vrucht van deze boom en geeft ook Adam ervan. Zij worden verbannen uit de Tuin opdat zij niet ook van de Boom van het Eeuwige Leven nemen. Vanaf dat moment moeten zij hard werken om in hun onderhoud te voorzien en de vrouw(en) zullen met pijn kinderen krijgen. De twee eerste kinderen van Adam en Eva heten Kaïn en Abel. Op een dag brengen beiden een offer voor G’d; dat van Kaïn wordt niet aanvaard, dat van Abel wel. Kaïn doodt zijn broeder; hij wordt veroordeeld om over de wereld te zwerven. Er volgt een geslachtsregister tot en met Noach. Sjet is het derde kind van Adam en Eva. Het morele niveau van de mensen is inmiddels zo laag gezonken, dat G’d besluit alle levende wezens te vernietigen. Alleen Noach en zijn gezin mogen in leven blijven omdat Noach genade in G’ds ogen vond. Koheen (1:1 – 2:3) De schepping van de wereld

►Over de exacte toedracht van alle gebeurtenissen rond de schepping van de eerste mens, bestaat veel onduidelijkheid. De Midrasj (achtergrondinformatie) schept veel meer duidelijkheid. Adam werd geschapen op de zesde dag. Het eerste uur verzamelde G’d de aarde bij elkaar; het tweede uur mengde G’d de verzamelde aarde; gedurende het derde uur vormde Hij de ledematen van de mens; het vierde uur blies hij adem in zijn neus; het vijfde uur zette G’d Adam overeind; het zesde uur liet G’d hem in slaap vallen en gedurende het zevende uur vormde hij Chava (Eva) en maakte Hij haar als een bruid op. Adam en Chava werden geschapen als volwassenen van twintig jaar. Gedurende het achtste uur bracht Hij Adam en Chava in Gan Eden en verbood hij hen te eten van de boom van kennis van goed en kwaad. Gedurende het negende uur kwam de slang tot Chava. Tijdens het tiende uur begingen Adam en Chava hun zonde; tijdens het elfde uur werden zij veroordeeld en tijdens het twaalfde uur uit Gan Eden verdreven. De mens is van het begin af aan bestemd voor hogere doelen. Daarom werd de aarde waarmee G’d de mens schiep uit de grond genomen, waar later het Beet Hamikdasj zou staan. De mens werd met extra zorg geschapen. Terwijl alle andere schepselen met één hand van Hasjeem zijn geschapen, heeft Hij de mens met beide handen geschapen.

► Bij de schepping van de vrouw gebeurde het voor het eerst in de geschiedenis dat het ene menselijke wezen uit het andere menselijke wezen werd geschapen. Ik concludeer hier altijd uit dat de vrouw het meest menselijke wezen op aarde is. In de Talmoed wordt over verschillende aspecten van deze schepping een prachtige discussie gevoerd tussen een Romeinse vorst en de dochter van Rabban Gamlieel. De Romeinse vorst maakte een vreemde opmerking tegen Rabban Gamlieel:’Uw G’d is een dief. Hij heeft Adam in zijn slaap verrast en een stuk rib weggenomen’. De dochter van Rabban Gamlieel was bij dit gesprek aanwezig. Ze vroeg haar vader in zijn oor of zij deze vreemde opmerking van de Romeinse koning mocht beantwoorden. Rabban Gamlieel gaf zijn dochter toestemming. De dochter van Rabban Gamlieel ging voor de koning staan. Ze deed net alsof ze vreselijk geschrokken en verdrietig was:’O koning, straf de dief! Doe recht’. ‘Wat is er dan gebeurd?’,vroeg de koning. ‘Ik ben op een gemene manier bestolen. Er is stiekem een dief bij ons binnen geslopen. Hij heeft een zilveren schaal gestolen en in plaats daarvan een gouden schaal neergezet’. De koning was verbaasd: ’Wat een goede dief. Zo een ganef zou ik wel elke dag willen hebben’. ‘Koning, kijk wat voor een ‘dief’ onze G’d is. Hij heeft inderdaad bij Adam een rib weggenomen. Maar daarvoor in de plaats heeft Hij hem een prachtige vrouw geschonken’. De koning moest toegeven dat de dochter van Rabban Gamlieel gelijk had. Maar waarom moest G’d dit zo heimelijk doen? Kon G’d dat niet in het openbaar doen, zonder Adam eerst in slaap te laten vallen en hem zijn rib te ontfutselen? ‘O koning’, zei het meisje, ’laat mij u een stuk rauw vlees klaarmaken’. ‘Doe dat’, zei de koning, terwijl hij zich afvroeg wat het meisje bedoelde. ’Kijk goed naar wat ik nu doe’, zei de dochter van Rabban Gamlieel. Zij nam het bloedige vlees en bewerkte dat met haar handen, waste het af, liet het koken en bood het de koning aan om te eten. De koning wendde zich af: ’Lieve kind, ik weet dat het vlees op deze manier zo bereid wordt. Maar nu ik eenmaal gezien heb hoe je die bloedige massa met je handen bewerkt hebt, dan ben ik er vies van. ’Kijk’, zei de dochter van Rabban Gamlieel, ‘als Adam had gezien hoe G’d een rib uit zijn lichaam had genomen en daaruit een vrouw had gemaakt, dan had Adam zich van haar afgekeerd’.

► De dieren hadden veel bewondering voor de eerste mens. Adam was geschapen ‘naar het beeld van G’d’ en de dieren zeiden tot elkaar:’Deze mens lijkt wel onze Schepper. Laten we hem dienen’. Maar Adam zei tegen alle dieren: ’Net zoals jullie ben ik door G’d geschapen. Laten we een eenheid vormen om G’d te dienen’. Omdat de mens G’d geheiligd had, wilde ook G’d de mens huldigen. Hasjeem zei tegen de engelen: ’Buigt u allen neer voor de mens, want hij heiligt Mij en hij heeft gunst in Mijn ogen gevonden’.
De Satan, die toen nog het hoofd van de engelen was, weigerde echter G’ds bevel op te volgen: ’Zouden wij, hemelse creaturen, geschapen uit de G’ddelijke glans, ons buigen voor de mens, die uit stof en aarde is gemaakt?’. G’d antwoordde: ’Deze mens is uit stof geschapen. Toch heeft hij meer wijsheid en verstand dan jij. Satan daagde toen G’d uit en zei: ’Bewijs alstublieft wie de slimste is’. G’d voerde toen alle dieren, vogels, vissen en reptielen voor de Satan en vroeg hem om iedereen een naam te geven. G’d leidde de os, de ezel en de kameel voor de Satan, maar hij kon geen namen voor deze dieren opsommen. Toen wendde G’d zich tot Adam en deze noemde alle duizenden dieren met hun naam. Toen Satan zag dat de mens slimmer was dan hij, werd hij jaloers. Hij zon op wraak. Hij zag de slang, die toen nog de wijste was van alle dieren en nog leek op een kameel. De Satan benaderde Eva omdat hij wist dat zij makkelijk omver te praten was. Hij zei tegen haar:’Mogen jullie niet van deze boom eten?’ De vrouw zei:’Slechts van één boom mogen we niet eten. We mogen het zelfs niet eens aanraken. Anders zullen wij sterven’. Eva had de G’ddelijke opdracht niet goed overgebracht, want Hasjeem had slechts het eten verboden en niet het aanraken. Satan duwde de vrouw tegen de boom en riep triomfantelijk:’Zie je wel dat je je vergist: je raakt de boom aan en je sterft niet. Als je van de boom eet, zul je gelijk worden aan G’d. Je zult werelden kunnen scheppen en verwoesten. Daarom heeft Hij jullie bang willen maken. Hij wil voorkomen dat jullie van de boom eten.

Eva at van de vrucht. Nauwelijks had zij een olijfgrootte gegeten of ze zag voor haar geestesoog de engel des doods. Eva begon te huilen:’Nu ga ik sterven. G’d zal een andere vrouw scheppen voormijn man. Ik zal ook hem van de vrucht geven. Laat hij zondigen en met mij sterven’. En zij gaf van de vrucht aan Adam die niet vroeg waar zij die vandaan had. Hij at ervan en ook zijn ogen werden. Adam zag dat hij en al zijn nakomelingen eens zouden sterven.

Op de dag na zijn overtreding kwam Adam tot inkeer. Dit was op Sjabbat. Na een heftige en langdurige tesjoeva (inkeer) stak G’d zijn rechterhand uit en vergaf Adam.
Eva had alle dieren van de boom van kennis laten eten. Ook zij werden sterfelijk. Er was slechts één vogel, Milcham (de Phoenix), die niet van de boom at.

Levi (2:4-19) G’d schept de mens …. .3e alija (2:20 – 3:21) De mens begaat de eerste zonde. 4e alija (3:22 – 4:18) De mensen worden weggestuurd uit het Paradijs. Kain doodt Abel.

“En toen stond Kaïn tegen zijn broer Hewel op en doodde hem” (4:8).
De onenigheid tussen Kaïn en Hewel was in feite een ideologische strijd. Beiden hadden nagedacht over de taak en plicht van de mens in deze wereld. Kaïn meende, dat deze wereld niet zo maar een fysiek universum vormt. De mens kan en mag er direct van genieten – pluk de dag! – en pas daarna hoeft hij G’d te danken voor Zijn goedheid.
Deze levensvisie wordt verwoord in de pasoek: “Maar na verloop van jaren bracht Kaïn van de vruchten van de aarde” ( 4:3). Nadat hij genoten had van de aardse voortbrengselen bracht hij een offer als dank. Kaïn offerde juist aardvruchten om duidelijk te maken dat ook het basale voedselpakket een Hemels geschenk is.
Zijn broer Hewel daarentegen meende, dat er geen wezenlijk verschil bestaat tussen roechnioet en gasjmioet (spiritualiteit en lichamelijkheid). Zelfs in deze fysieke wereld moet men alles pro Deo (lesjeem Sjamajiem) doen. Nog voordat men geniet van deze wereld, moet men reeds G’d offeren. Daarom staat er geschreven, dat “ook Hewel van de eerstgeborenen van zijn kleinvee als een offer voor HaSjeem bracht” (4:4). Hewel bracht zijn offer niet na afloop van het genot – zoals Kaïn – maar juist voordat hij genoot van deze wereld. Hewel offerde de prachtigste dieren om G’d te danken voor het aardse dat direct bij het gebruik ervan in spiritualiteit moet worden omgezet. Daarom was hij er snel bij en offerde hij direct, zodat alles wat daarna zou komen duidelijk in dienst van de religie zou staan.
G’d accepteerde de opvatting van Hewel. Bij de geneugten van deze wereld moet men zich reeds direct op het Hemelse richten. Daarom zei Hij tegen Kaïn: “Is het niet zo dat als u goed doet er verheffing is en als u niet goed doet bij de opening de zonde loert; naar u is haar verlangen maar u zult over haar heersen” (4:7). Door je a-priori en continu te richten op de wil van G’d is er inderdaad verheffing: het aardse wordt op een hoger plan getild.
Maar als we niet goed doen en het aardse als een aparte eenheid, los van het Hemelse beschouwen – dan loert daar de zonde. De fysieke lusten en passies laten ons zondigen tot de opening van het graf. ‘Naar u is haar verlangen’ betekent, dat wij deze aardse geneugten najagen maar ‘gij zult over haar heersen’ geeft aan, dat wij de negatieve energie positief kunnen kanaliseren als we altijd lesjeem Sjamajiem – met het oog op de Hemel – inklikken. Kaïn vond, dat lichaam en geest twee aparte werelden vormen en spiritualiteit bij de Hogere sferen hoort. Daarom meende hij, dat als hij zijn broer Hewel zou vermoorden, hij hem alleen maar een plezier zou doen door zijn ziel de vrijheid te geven om terug te keren naar Gan Eden, de Paradijselijke oorsprong van de geest. Dáár is de plaats van spiritualiteit! Daarom meende Kain, dat het vermoorden van Hewel geen misdaad was. Hewel was volledig vergeestelijkt en hoorde in een hogere Wereld thuis. Toen G’d hem vroeg “Waar is Hewel, uw broer?”, antwoordde Kain, dat hij dat niet wist: “Ben ik dan mijn broers hoeder?”. Natuurlijk wist Kaïn dat hij Hewel vermoord had! Maar Kaïn dacht dat hij er niet voor hoefde te zorgen, dat zijn broer in deze aardse realiteit behoed zou worden en in leven moest blijven. De plaats voor vergeestelijkte mensen is in Hogere Werelden.

G’d antwoordde hem: “De stem van het bloed van uw broer schreeuwt tot u vanuit de aarde” (4:10). Deze wereld verdraagt geen moord. Daarom was de straf: “De aarde zal haar kracht niet meer aan u geven. U zult zwerven over de aarde”. Kain zou geen vaste bron van inkomsten meer hebben en altijd tot G’d moeten dawwenen (bidden) voor zijn dagelijks brood. Daarmee maakte G’d Kaïn duidelijk dat Hij de manier van godsdienst van Hewel meer apprecieerde. Ook in deze fysieke wereld moeten zelfs eten en drinken tot een offer aan G’d worden verheven. Bij alles moet men lesjeem Sjamajiem, voor G’d, bezig zijn.

Reacties zijn gesloten.