Parsja Acharee Mot en Kedosjiem

Op Jom Kippoer, als de Hogepriester het Allerheiligste betreedt, moet hij speciale kleding aantrekken. De offers worden beschreven, waaronder 2 gelijke bokken, waarvan de ene geofferd wordt en de andere, met de zonden van het volk beladen, de woestijn wordt ingestuurd (de zondebok). Op Jom Kippoer moet men volledig vasten, mag men geen leer dragen, zich niet wassen en niet zalven en geen huwelijksrelaties hebben. Nogmaals wordt uitvoerig gewaarschuwd voor afgodische praktijken. Bloed mag men niet consumeren, want dat is met het leven verbonden. Diverse seksuele praktijken worden verboden – het volk moet heilig zijn en mag geen van de gruweldaden doen die in Egypte bedreven worden. Naast de opdracht de Sjabbat te houden, wordt een groot aantal ge- en verboden vermeld die de omgang van mens tot mens regelen. Waaronder eerbied voor de ouders, niet stelen, liegen, laster verspreiden. Ook: eerlijk rechtspreken, een dove niet vloeken, geen wrok koesteren, de vreemdeling niet krenken want je bent zelf vreemdeling geweest in Egypte. Niet sjoemelen met maten en gewichten, kinderoffers zijn ten strengste verboden, geen waarzeggers raadplegen. Nog meer verboden seksuele relaties worden vermeld. Het Land, vloeiend van melk en honing wordt toegezegd, maar er moet onderscheid gemaakt worden tussen rein en onrein. “Weest heilig, want heilig ben Ik, G’d”.

Koheen 16:1-24. Behandelt de Jom Kippoerdienst in de Tempel (Seder ha’Awoda). Voordat de dienst wordt beschreven, worden de kohaniem gewaarschuwd de Tempel niet onnodig te betreden, behalve wanneer zij taken hebben uit te voeren. Het Allerheiligste was gevuld met rook van het reukwerk wanneer de Koheen Gadol naar binnen ging.

►De Tempeldienst op Jom Kippoer wordt uitvoerig beschreven. De Hogepriester nam twee geiten, waarvan de één als offer in de Tempel werd gebracht en de ander van een rots werd gegooid in de woestijn. De Hogepriester lootte voor de bestemming van de twee geiten. die er identiek uitzagen. Rabbi Sjimson Raphael Hirsch (1818-1888) verklaart de symboliek en neemt ons symbolisch mee naar de dierlijke emoties, zoals die op ons als mensen zouden overkomen. Wat gaat er om in het hoofd van de geit die niet direct geslacht werd en meeging naar Azazel – het onherbergzame rotsoord? Als hij ziet hoe zijn collega-geit direct na de loting in de Tempel geslacht wordt, prijst hij zich gelukkig. De tweede geitenbok die weggevoerd wordt, zal bij zichzelf denken dat hij `mazzel’ heeft gehad. Hij wordt door de straten van Jeroesjalajiem gevoerd, begeleid door allerlei notabelen. Waarschijnlijk meent hij dat de eerste geitenbok, waarvan het bloed op het altaar gesprenkeld werd en wiens lichaam verbrand werd, `het niet gemaakt heeft’. Duizend en een redenen voor zijn geluk en andermans ongeluk schieten door zijn hoofd. Maar dan stopt de koheen. Hij begint het tweede geitje voor te bereiden voor de val naar beneden. Op dat moment realiseert de geitenbok dat hij de ‘loser’ is. De eerste geit werd tenminste nog bekowed, geslacht en verbrand voor G’ds Aangezicht. Hij eindigt echter in een lege wildernis. In het begin dacht hij nog dat hij het winnende lot getrokken had maar uiteindelijk werd duidelijk dat hij er alleen maar op achteruit is gegaan.

►Volgens Rabbiner Hirsch symboliseert dit de twee levensstijlen, het religieuze en het seculiere leven. Mensen die de voorschriften van de Tora niet opvolgen, lijken een beter leven te leiden. Ze hoeven zich nergens aan te storen of druk over te maken. Ze kunnen eten wat ze willen en ze hoeven niet elke ochtend naar sjoel. De kinderen kunnen overal gewoon meedraaien en weinig staat aan hun opvoeding in de weg. De seculiere mens geniet van het leven, terwijl de traditionele Jood hard moet werken en veel moet opofferen aan G’d en religie. Oppervlakkig bezien is dit de wijze waarop de wereld lijkt te functioneren. Maar uiteindelijk wordt duidelijk dat de eerste geit de werkelijke winnaar is. Hij leidt inderdaad een leven van opoffering, maar daarom is hij ook G’d nabij. Een minder traditioneel mens kan een heerlijk leven leiden maar uiteindelijk een gevoel hebben dat zijn leven eindigt in Azazel, een leeg en woest geheel. Vaak realiseert men zich dit pas aan het eind van het leven. Maar dan kan men niet veel meer veranderen. Gelukkig is degene die zijn foute wegen op jonge leeftijd ontdekt. Het Jodendom eist veel opoffering maar uiteindelijk is dit het winnende lot.

Levi 16:25-17:7. Vervolg van de Jom Kippoerdienst. Een korban (offer) mag niet buiten de Tempel geslacht worden.

►Soms zijn er zielen in de Hemel nodig. Toen de redacteur van de Misjna, Rabbi Jehoeda Hannasi, overleed, staat er in de Talmoed: ’De aardse schepselen wilden hem houden maar de Hemelse wezens hadden hem nodig’. G’d haalt alleen de grootste zielen voortijdig naar Zich toe. Mosje dacht dat hij of Aharon bij de inwijding van het altaar zouden sterven. Maar uiteindelijk werden dat Nadav en Avihoe. Nadav en Avihoe brachten een offer wat hen niet opgedragen was. Het leek zelfs een ontwijding van het altaar. Ze hadden hiervoor niemand toestemming gevraagd. Dit is in strijd met de bekende regel dat men niet zelf mag ‘paskenen’ (beslissen) in halachische aangelegenheden. Men moet altijd een hogere autoriteit vragen. Noch Mosje, noch Aharon werden geconsulteerd. Zij brachten hun vreemde vuur terwijl ze dronken waren. Nadav en Avihoe riepen ook openlijk: ’Wanneer worden wij nu eindelijk leiders van het Joodse volk. Wanneer zullen deze oude mannen Mosje en Aharon sterven?’

3e Alija 17:8-18:21. Men mag geen bloed eten. Bloed symboliseert het leven. Wanneer men een vogel of een hert slacht, moet men het bloed bedekken met zand, aarde of stof. Bloed van de offers wordt op het altaar gebracht als verzoening. Bloed van dieren die niet als offer kunnen worden gebracht moet worden bedekt. In Hoofdstuk 18 worden alle verboden huwelijksrelaties opgesomd.

►Gan Eden, het paradijs, werd onbezoedeld geschapen. Adam en Eva maakten de zondeval mee. Na de uittocht uit Egypte was het Joodse volk op een hoog spiritueel niveau totdat ze zondigden met het gouden kalf. Na de eerste Jom Kippoer in de woestijn was het volk weer zuiver en heilig totdat Nadav en Avihoe hun vreemde vuur offerden. Ieder historisch moment kent zijn uitdaging. Wanneer de uitdaging wordt aanvaard en succesvol wordt afgesloten, zijn we weer een stapje verder in de ontwikkeling van het G’ddelijke scheppingsplan. Als we dat niet halen, is de potentiële stijging voor eeuwig verloren. Later ontstaan er weer nieuwe groei-gelegenheden maar elk moment is verschillend. Een gemiste kans doet zich geen tweede keer voor.

►Als Adam in het Paradijs niet was ingegaan op het voorstel van de slang, zou de perfectionering van de wereld meteen van start zijn gegaan. De kennis van de boom van goed en kwaad zou ’s mensens deel zijn geweest als gave G’ds. Nu hadden Adam en Eva de `appel’ – het was geen appel maar een vijg, een etrog, graan of een druif – egoïstisch genomen. Ze waren in opstand gekomen omdat ze G’ds geboden niet hadden gehoorzaamd. Hetzelfde hadden ze kunnen krijgen als ze maar gewacht hadden. Wat zij wilden was op zich goed. Alleen de wijze waarop ze het probeerden te krijgen was verkeerd. De wereldgeschiedenis zou er heel anders hebben uitgezien als wij G’d niet achter de voorgevel van de natuur hadden verborgen door de zondeval, door ongehoorzaamheid, ongeduld en opstand.

►Bij de berg Sinai stond het Joodse volk als één geheel met één wens. De puurheid was teruggekeerd. De Joden stonden op het niveau van voor de zondeval in het Paradijs. De perfecte wereld stond op het punt gerealiseerd te worden. Het hele Joodse volk zou een natie van kohaniem – priesters – worden en iedereen zou G’ds grootheid aan de rest van de wereld hebben doorgegeven. Maar ze zondigden met het Gouden Kalf. Egoïsme en ongeduld vierden hoogtij. Ze konden niet met zijn allen kohaniem zijn. De mensheid werd meegetrokken in de spirituele val van het Joodse volk. Niet de hele wereld kon meer heilig zijn. Er moest een Heiligdom komen waar alles gecentreerd en controleerbaar zou zijn. De geschiedenis werd een eeuwige strijd tussen onze beperkingen en G’ds oneindigheid. We moeten onze grenzen leren kennen. Dat betekent geduld. Dat betekent een helikopterview. Als Adam en Eva maar tot Sjabbat gewacht hadden, dan was de wereld al een stuk beter af geweest. We moeten meer vertrouwen op G’ds scheppingsplan. G’d bestuurt de tijd en daarmee het universum. Geduld is een schone zaak. Het ontbrak Nadav en Avihoe aan rust om te wachten tot G’d hen zou verkiezen.

4e Alija 18:22-19:14. Zoőfilie wordt verboden. Wij moeten verder heilig zijn door ons af te wenden van alle vormen van ontucht en door het leiden van een ethisch leven. Kedosjiem bevat een grote hoeveelheid ge- en verboden. We kunnen een bepaalde kedoesja verwerven door de mitswot te vervullen.

5e Alija 19:15-32. We mogen het recht niet verdraaien en niemand voortrekken in een rechtszaak. Lesjon hara (roddel, waar of niet waar) is verboden. Men mag niet werkeloos toezien hoe een ander zijn ongeluk tegemoet gaat. Haat uw medemens niet in uw hart; wijs hem met gevoel de juiste weg en zet hem hierbij niet beschaamd. Vele vormen van zwarte magie en astrologie zijn verboden.

►‘Spreekt tot de hele gemeente van Israël en vertel hen: jullie moeten heilig want Ik, jullie G’d, ben heilig’ (19:1-2). Volgens Nachmanides kan men een ‘naval birsjoet haTora – een misdadiger binnen het kader van de wet’ blijven, ook al vervult men alle mitsvot. We kunnen obsceen zijn zonder direct een aantoonbaar ge- of verbod overtreden. We kunnen onszelf overeten en toch glatt kosjer eten. Dat was niet de bedoeling van de Tora. De Tora wil dat wij heilig zijn, ook in de meest aardse dingen, ook daar waar er geen duidelijke voorschriften zijn. Waarom werd deze opdracht in het openbaar gegeven? Omdat deze opdracht de basis vormt voor een werkelijk Joods leven. We kunnen `technisch Joods’ zijn en alle mitsvot vervullen maar verder weinig hebben begrepen van de boodschap van de Tora. We kunnen ook inhoudelijk Joods leven. Dan volgen we de bedoeling van de wet. Het is niet alleen de letter van de wet die de klok slaat. In ons eentje zal dit niet lukken. We hebben altijd de hulp van de gemeenschap nodig. Een individu kan de kar niet zelf trekken. We hebben onze kennissen en vrienden nodig. Daarom werd er tot de hele gemeente gesproken.

►Vandaag de dag leven we in een hedonistische maatschappij waar alles moet kunnen en mogen. Kedoesja is totaal onbekend terrein in onze omgeving. Daarom is het zo belangrijk dat we een goede Joodse leefomgeving opzoeken. Reb Binem, een chassidische rebbe, dacht in zijn jeugd dat hij de hele wereld kon veranderen. Toen hij ouder werd, zag hij in dat dat niet zou lukken. Toch hoopte hij in ieder geval zijn stad te kunnen veranderen. Na enige tijd begreep hij dat ook dat niet haalbaar was. ‘Laat mij in ieder geval mijn buurt spiritueel opknappen’. Maar toen begreep hij dat dat ook niet ging. ‘Ik ga in ieder geval mijn familie proberen te veranderen’. Toen hij zag dat dat niet lukte, begreep hij dat hij moest beginnen bij zichzelf. Maar wanneer we onszelf kunnen veranderen dan zien we dat ook de rest van onze omgeving mee verandert. En dat is de inhoud van kedosjiem tijoe in het meervoud. We kunnen het niet alleen klaren. We hebben elkaar nodig.

6e Alija 19:33-20:7. Vreemdelingen mogen niet worden uitgebuit, bekeerlingen moeten liefdevol behandeld worden. Men mag niet wegen met valse gewichten.7e Alija 20:8-27. G’d heiligt ons vanwege onze daden. Het vervloeken van ouders is zelfs na hun dood verboden. De verboden huwelijksrelaties worden herhaald. Het is verboden om de gewoonten en praktijken van de Kena’anieten te volgen.

►De Tora draagt ons op om heilig te zijn, maar heiligheid kan op heel veel verschillende manieren worden uitgelegd en uitgevoerd. Op dit moment worden de media beheerst door een vorm van `heiligheid’ die andermans leven kost. Heilige oorlogen veroorzaken veel verdriet en hebben veel ellende gebracht. Hoe definiëren we heiligheid? Betekent het: `niet meedoen aan onheilige zaken’? Is het abstinentie? Of komt het woord heiligheid van de stam ‘heelheid’, een opdracht tot het opbouwen van een geïntegreerde persoonlijkheid. Het concept heiligheid laat zich niet makkelijk vangen in een definitie. Misschien is een betere vertaling: ‘commitment’. G’d vraagt ons om toegewijd te zijn in onze Joodse taak.

►Commitment uit zich in kleine details. We kunnen de hand van G’d zelfs in de meest aardse verschijnselen waarnemen. Het verschil tussen een religieus en een niet-religieus mens is tweeërlei. Allereerst is er de praktische uitvoering van de ge- en verboden. Maar daarnaast is er ook een attitude. Religiositeit is een houding waarbij in elke gebeurtenis de hand van G’d gezien wordt. Zijn we toegewijd aan G’ds doel met de mensheid en de wereld, dan zien we overal gelegenheden om G’ds nabijheid te zoeken. Als we werkelijk toegewijd zijn, dan zullen wij G’d ook proberen te zoeken in de meest aardse omstandigheden. Het is immers niet altijd mogelijk om een concrete mitsva uit te voeren. Maar het overal zoeken van G’d is de grootste mitsva op zich. Het gaat om de kleine dingen. We zoeken hoge spirituele extase. Maar verwacht hier niet al te veel van. Geestelijke hoogstandjes komen maar zelden voor in ons leven. Als we maar consequent, zij het misschien op een laag pitje, doorgaan met onze religie, zullen we uiteindelijk die enorme hoogte van zelfvervulling toch kunnen bereiken.

Wellicht is dit de essentie van de opdracht om ‘kedosjiem’ te zijn. Volgens de Sefat Emet wil onze aardse neiging in de wereld om ons heen alleen maar de natuur zien. Maar ook de natuur is in feite één groot wonder. Eigenlijk zouden we elke seconde moeten staan juichen vanwege de G’ddelijke grootheid die ons omringt. Als we toegewijd zijn kunnen we zelfs deze jeetser hara aan. Het Jodendom neemt aan, dat er een Scheppingsplan en een duidelijke G’ddelijke leiding is, die zich uitstrekt tot ieder individueel leven. Zonder duidelijke G’ddelijke leiding is ons leven vrij doelloos. Deze levensopdracht geldt overal en altijd, tijdens onze jonge jaren of na ons pensioen. Ook in alle denkbare omstandigheden geldt de opdracht tot `heilig’ zijn. Heiligheid is niet alleen godsdienstigheid maar staat tevens voor het hoogst bereikbare ideaal in de humane sfeer. Bedenk dat er veel mensen waren, die in de Holocaust weigerden om zich te laten ontmenselijken. Zij bleven ‘Mensch ’in alle denkbare omstandigheden. Dit is een grootse opdracht: altijd kaddosj te blijven, ondanks alles.

Reacties zijn gesloten.