Simchat Tora 15 oktober 2006 – 23 tisjrie 5767

Waarom is er zo een Vreugde rond de Wet?

Aan het einde van de jaarlijkse voorleescyclus wordt de laatste Parsja van de Tora op Simchat Tora gelezen. In de parsja Wezot haBeracha (Dewariem 33 en 34), de laatste van de vierenvijftig Parasjieot – afdelingen – van de Tora, staan eenenveertig pesoekiem (verzen). Na de berachot (zegeningen) moest Mosje de berg Nevo beklimmen om het land Israël te bezien: “Want van verre zult U het land zien maar daar zult U niet komen”. Daarna wordt over de dood van Mosje Rabbenoe (Mozes, onze leraar) gesproken en het overdragen van het leiderschap aan Jehosjoe’a. Aan het einde van hoofdstuk 34 wordt een korte lofzang gegeven op Mosje Rabbenoe.

Speciaal
De parsja Wezot haBeracha is speciaal, omdat wij deze niet op een van de Sjabbatot lezen, zoals de overige Parasjieot – Tora-afdelingen. Wezot haBeracha wordt gelezen op Simchat Tora (Vreugde der Wet) na Soekot – het Loofhuttenfeest. Op Simchat Tora worden alle aanwezigen voor de Tora opgeroepen, ook de kinderen onder de Bar-mitswa – kerkelijke meerderjarigheidsleeftijd (op andere feestdagen worden slechts vijf of zes mensen opgeroepen; kinderen worden sowieso nooit opgeroepen). Om iedereen te kunnen oproepen, wordt het grootste gedeelte van deze sidra – Tora-afdeling (tot 33:27) een aantal keren overgelezen, om iedereen de gelegenheid te geven voor deze grote mitswa.
Waarom wordt iedereen opgeroepen? Rabbi Chanog Zwi Lewin (20e eeuw, Jeruzalem) legt uit, dat G’d aan Mosje op zijn sterfdag alle toekomstige generaties tot het einde van de dagen toonde. Het is dus plausibel, dat Mosje voor zijn dood alle generaties en mensen, die in de toekomst zouden leven in zijn beracha heeft meegenomen. Daarom wordt iedereen opgeroepen. Iedereen ontvangt dan via het voorlezen van de Tora een persoonlijke beracha van Mosje Rabbenoe.

Begin en einde: leev
De belangrijkste alijot, oproepingen, zijn die aan het einde (Chatan Tora) met wie het laatste stuk uit de Tora wordt gelezen en de Chatan Bereesjiet met wie het eerste deel van Bereesjiet (Genesis) wordt gelezen. Onze Geleerden hebben ons erop gewezen, dat de

Tora eindigt met de letter lamed en begint met de letter beet, hetgeen samen het Hebreeuwse woord ‘leev’ vormt (hart). De achterliggende gedachte luidt, dat net zoals het onmogelijk is om ook maar één minuut te leven zonder dat ons hart klopt, het ook onmogelijk is voor het Joodse volk om zonder limoed Tora, het leren van Tora, te leven. Vandaar dat we dus op Simchat Tora direct weer beginnen met het eerste gedeelte van de Tora. In Israël valt Simchat Tora op Sjemini Atseret (het Slotfeest), dat direct aansluit op Soekot. Interessant is, dat het Feest van de Tora op 22 Tisjrie wordt gevierd. Het getal 22 herinnert ons aan de tweeëntwintig letters, waarmee de Tora is gegeven.
Toen G’d Mozes opdroeg om de berg Nevo te beklimmen, meende de Engel des Doods, dat hij toestemming had om Mosje Rabbenoe te doden. Hij vloog naar beneden maar Mosje pakte hem en wierp hem op de grond: “G’d heeft mij verzekerd dat jij geen macht over mij hebt”, vertelde Mosje aan de Doodsengel, “luister hier terwijl ik de stammen zegen”. En zo werd de Doodsengel gedwongen te luisteren naar de zegeningen voor de twaalf stammen. De Tiferet Zion legt uit dat de Doodsengel een andere naam is voor de Satan. Satan wilde dat de Bné Jisraëel (de Joden) de berachot van Mosje niet zouden ontvangen.
Mosje bond hem vast en voorkwam dat de Satan de Joden zou aanklagen, zodat de zegeningen geen doel zouden treffen. Mosje wilde als laatste daad in zijn leven de Joden zegenen. Het boek Dewariem was hij begonnen met vloeken, tuchtigingen en terechtwijzingen, wat ook veel van de voorgaande Tora-afdeling (Parsjat Ha’azienoe) in beslag neemt.

Aan het einde van de Tora wilde Mosje het Joodse volk zegenen. De latere profeten leerden van Mosje Rabbenoe dat zij hun harde toespraken tot het Joodse volk altijd met zegening en troost zouden eindigen. De Tora noemt Mosje aan het begin van de Tora-afdeling Wezot haBeracha de ‘man van G’d’ (Deut. 33:1). Deze titel kreeg Mosje pas bij het zegenen van de Joden, omdat alleen iemand die het Joodse volk verdedigt en prijst, door G’d wordt verheven.

Weigering bij de volkeren
In Wezot haBeracha staan belangrijke filosofische gedachten, waarvan we hieronder enkele laten volgen. “Vanuit Seir ging Hij voor hen op”. Eerst richtte G’d zich tot de zonen van Esau, bewoners van Seir. Hij wilde, dat zij de Tora zouden aannemen, maar zij weigerden dit. “Hij straalde van het gebergte Paran”. G’d had zich verder gericht tot de zonen van Isma’el (de Arabieren), maar ook zij weigerden de Tora.
G’d openbaarde zich aan de afstam¬melingen van Esau maar zij antwoordden G’d: “De Tora kunnen wij niet aanvaar¬den, want onze voorvader Esau werd gezegend met de opdracht te leven bij het zwaard”. Toen bood G’d de Tora aan aan de afstammelingen van Lot, Ammon en Moav. En ook zij vroegen: “Wat staat er in die Tora?”. “Je mag geen ontucht plegen” antwoordde G’d. “De Tora is niet voor ons”, antwoordden zij. “Onze beide volkeren zijn juist ontstaan door de ontucht van de dochters van Lot met hun vader”.
Toen bood G’d de Tora aan de afstammelingen van Jisjma’eel aan. “Wat staat erin?”, vroegen de Ismaëlieten. “Gij zult niet stelen”. “Wij stammen van Jisjma’eel af; deze wet is niet voor ons”. Ieder volk op aarde kreeg de gelegenheid om de Tora te aanvaarden, zodat zij later niet zouden kunnen claimen, dat, indien G’d hen de Tora had aangeboden, zij ook de Tora hadden aanvaard.
Alleen het Joodse volk was bereid om de Tora te aanvaarden zonder naar de inhoud ervan te vragen en zij verklaarden “Na’asé weNisjma”: “Wij zullen doen en later wel begrij¬pen”. Maimonides legt uit, dat G’d de volkeren benaderde door middel van zijn profeten, die de boodschap overbrachten.

Rechts en links
De Ga’on van Wilna (18e eeuw) legt naar aanleiding van de bezoeken, die G’d bracht aan de verschillende volkeren, uit, dat de volkeren voornamelijk negatief reageerden op de laatste geboden omdat de Tien Geboden op twee stenen tafelen waren geschre¬ven (Sjemot 31:18). De eerste vijf uitspraken waren op de rechtersteen geschreven en de vijf laatste op de linkersteen. Omdat de niet-Joden van links naar rechts lezen, lazen zij eerst het linker blad, waar “gij zult niet moorden, overspel plegen of stelen” geschreven staat. De Joden lazen echter van rechts naar links en daarom lazen zij eerst het linkerblad, dat begon met “Ik ben HaSjeem, jullie G’d”. Dat bedoelde Mosje ook toen hij vlak voor zijn dood zei (33:2): “Uit Zijn rechterhand kregen zij een vuurwet”. Het Joodse volk kreeg de Tora op de Sinaï omdat zij zich direct naar rechts wendden.

De vuurwet
“Uit Zijn rechterhand kregen zij een vuurwet”. Wat wordt er met deze vuurwet bedoeld? De verklaarders geven ons verschillende inzichten. De Tora bestond al vóór de Schepping van het Universum. Voordat de Tora aan de mensheid werd gegeven, stond hij beschreven in zwart vuur op wit vuur in de Hemelhoogte. Het begrip van de spirituele voor-wereldse Tora als geschreven met zwart op wit vuur vereist enige uitleg. Volgens de Maharal (16e eeuw, Praag) symboliseren de kleuren wit en zwart de twee eigenschappen – liefde en waarheid. Hoewel dit mystieke begrippen zijn, valt dit ook natuurkundig te begrijpen: wit weerkaatst licht en geeft dit als het ware weg, hetgeen de gevende liefde symboliseert. Zwart absorbeert – als het verwerven van kennis. De basis van de Tora is het witte vuur, liefde voor de mensheid. Als wij de Mitswot (geboden uit de Tora) bestuderen ontwaren wij het zwarte vuur, wat betekent dat veel onderwerpen uit de Tora ook te vatten zijn met het verstand.
Een tweede uitleg uit de Midrasj – verhalende verklaring – benadrukt, dat de Tora temidden van vuur gegeven werd. De Engelen, die afdaalden met G’d op de berg Sinaï waren Engelen die in vuur en vlam stonden. De berg stond in vuur en vlam en de Tora werd gegeven door G’d, die ook een ‘verterend vuur’ wordt genoemd. Ook Mosje Rabbenoe kreeg iets mee van dat Hemelse vuur en moest zijn gezicht voor de mensen bedekken met een sluier.

Eenheid en koningschap
Dewariem 33:4-5:”De Leer gebood Mosje ons als erfstuk voor de gemeente van Ja’akov. Toen werd Hij in Jesjoeroen Koning, toen zich verzamelden de hoofden van het volk, de stammen van Israël bijeen.” Volgens Rasjie betekent dit, dat G’d onder het Joodse volk (Jesjoeroen) steeds Koning is en dat het Joodse volk steeds het juk van Zijn heerschappij op zich draagt bij het gehele aantal van hun verzameling (iedereen dus). Hiermee wilde Mosje Rabbenoe aangeven, dat hij het Joodse volk de zegen waard vond omdat zij te allen tijde trouw zouden blijven aan G’d. Volgens een andere verkla¬ring wilde Mosje Rabbenoe in deze zin tot uitdrukking brengen, dat alleen wan¬neer zij zich tezamen verenigen en er vrede tussen de Joden is, G’d ook Koning is. Maar wanneer er onenigheid tussen het Joodse volk bestaat, wil G’d geen koning over hen zijn.

Alle regeringsvormen
Rabbi Jehosjoe’a Leib Diskin vertelde naar aanleiding van deze pesoekiem (verzen), dat iedere regering wetten naar eigen inzicht uitvaardigt. Wanneer er een andere regering komt, ontstaat er een andere wetgeving. De Tora van Mosje is anders. Haar wetten en Mitswot (geboden) zijn een eeuwige erfenis. De Tora die Mosje ons geboden heeft is een ‘Morasja’ (erfopdracht). Met een Jeroesja (erfenis) kan de erfgenaam alles doen wat hij wil. Maar een Morasja geeft de verplichting om dit onveranderd door te geven aan de kinderen. Daarom, zegt Rabbi Jehosjoe’a Leib, staat hier na de “eeuwige erfenis” van de Tora de vers Toen werd Hij in Jesjoeroen Koning, toen zich verzamelden de hoofden van het volk, de stammen van Israël bijeen. In deze laatste pasoek worden drie soorten regeringen aangeduid:
1. De monarchie, het koningschap;
2. De regering van de oudsten en hoofden, de oligarchie (`toen zich verzamelden de hoofden van het volk’);
3. Een republiek waar alle burgers van het land een bepaalde invloed uitoefenen (`de stammen van Israël bijeen’).
De opeenvolging van de pesoekiem (verzen) wil ons erop wijzen, dat de wetten van de Tora nooit zullen veranderen, onder welke regeringsvorm ze ook moeten worden toegepast. Dat is de boodschap van de Tora: altijd en overal zijn de mitswot geldig. Met deze gedachte kan men het komende jaar weer met frisse moed tegemoet zien. Een gut kwittel en een simchedikke Jom Tov!

Chag sameach, goed jomtov.

Reacties zijn gesloten.