Soekot 5766/2005 22 oktober 2005/19 Tisjri 5766

Symboliek van loelav en soeka
De arba’a miniem – vier soorten – die wij op Soekot schudden kennen vele symbolieken. Zo moet de etrog authentiek zijn. Er mag geen vreemde soort in vermengd zijn en hij moet een hechsjeer hebben van een halachische autoriteit, dat er in de loop der eeuwen geen andere soorten in de etrog geslopen zijn. Originaliteit en authenticiteit – zo moet ook ons Jodendom er uit zien. Geen vermenging met andere culturen, geen vreemde invloeden van buitenaf. Onze godsdienstbeleving blijft het zuiverst wanneer wij het nemen zoals het is en niet proberen aan te passen aan allerlei moderne ideeën.

Geen generatiekloof
Dit is ook onze boodschap voor onze volgende generatie. De etrog (citrusvrucht) wordt hadar genoemd in de Tora. Hadar betekent allereerst mooi maar tevens `iets wat blijft hangen aan de boom’. Eén van de eigenschappen van de etrog is, dat het veel langer aan de boom blijft hangen dan andere vruchten. Wanneer er alweer een nieuwe oogst aan de bomen hangt, zijn de oude etrogiem nog steeds aanwezig. Het geeft aan dat er tussen de generaties geen kloof mag bestaan. Wanneer we het jodendom goed, puur en authentiek beleven, zullen we die generatiekloof tussen ouders en kinderen mogen overslaan.

Eigendom
De etrog moet ook ons eigendom zijn. Wanneer we werkelijk willen groeien in onze Tora-beleving, moeten wij dicht bij onszelf blijven staan. We kunnen de ideeën en idealen van anderen niet gebruiken als het gaat om onze eigen psycho-religieuze groei. Het moet vanuit ons binnenste opborrelen, willen we werkelijk kunnen zeggen dat wij de lessen van Soekot begrepen hebben. Soekot heet Chag Ha’asief – het feest van de inzameling. We oogsten gedurende Soekot de vruchten van onze inspanningen gedurende de zomer toen wij tesjoewa deden uit de bitterheid om de verwoesting van de Tempel. We nemen de gevoelens van ontzag, vrees en hoop uit de 40 dagen voor Jom Kippoer mee naar de winterperiode maar ook de vreugde en liefde die we tijdens het Soekot-feest ervoeren.

Het lichaam van de mens
In de Midrasj worden de vier soorten van de arba’a miniem (plantbundel) vergeleken met delen van het lichaam van de mens. Vaak gaat het over een vormgelijkenis. De palmtak loelav is een weergave van de wervelkolom. In de etrog ziet men het hart. De mythetakken symboliseren de ogen en wilgentakken staan voor de lippen. Op deze manier verenigt de mens al zijn organen om G’d te dienen. De overtredingen die men met deze ledematen beging, worden hierdoor gerectificeerd.
Wanneer wij de mitswa van het loelav-schudden met de juiste intentie, aandacht en devotie uitvoeren, worden alle gebreken die zijn ontstaan door onze schending van de ge- en verboden uitgewist. De etrog moet fraai zijn volgens de Tora (Wajikra 23:4). De etrog symboliseert het hart, het orgaan waar onze gevoelens zetelen en dat de bron vormt van al ons handelen. In feite moeten álle soorten mooi zijn. Wij moeten al onze organen, geheel ons leven verheffen zodat zij tot de hoogste plan van perfectie gebracht worden.

Duizend zoez
De Talmoed vertelt (B.T. Soeka 41b) dat Rabban Gamliël, Rabbi Jehosjoe’a, Rabbi Elazar ben Azarja en Rabbi Akiwa eens samen een zeereis ondernamen. Alleen Rabban Gamliël had een loelav. Hij had hiervoor duizend zoez – een exorbitant hoog bedrag – betaald. Rabban Gamliël schudde de loelav als eerste en vervulde daarmee de mitswa. Daarna gaf hij hem aan zijn medepassagiers als geschenk, zodat iedereen de mitswa op de juiste manier kon vervullen want de vier plantensoorten van de loelav moeten op de eerste dag Soekot ons volledig en exclusief eigendom zijn.
De Talmoed vraagt waarom nog wordt vermeld, dat Rabban Gamliël deze loelavbundel had gekocht voor duizend zoez? “Dit leert ons hoe belangrijk het is dat de mitswa mooi en met veel overgave wordt vervuld”.

Feest van het waterscheppen
Tijdens Soekot verruilen we onze stevige huizen voor gammele hutten. We verlaten onze materiële zekerheden en imiteren iedere jaar weer het joodse volk dat 3316 jaar geleden bereid was G’d te volgen naar een dorre woestijn, waarin iedere bestaansmogelijkheid ontbrak. Tijdens Soekot is er het feest van het waterscheppen. Wat houdt dat in? Water is vloeibaar, het vormt zich naar het voorwerp waar het in uitgegoten wordt. Water symboliseert het wegsmelten van de eigen identiteit en succesformules. Water is de traan, die de koppige arrogantie van de mens in één moment vol oprechtheid verplettert. Het Hebreeuwse woord voor ‘vreugde’ vertoont verwantschap met het woord ‘macha’ – zichzelf wegcijferen. Wil iemand oprecht blij zijn, dan moet hij zichzelf vergeten en uitvlakken. De Talmoed vertelt ons, dat de grootste Geleerden tijdens het waterscheppingsfeest hun maatschappelijk aanzien aflegden en in de Tempel als blije kinderen ronddansten, sprongen en jongleerden in volle, religieuze overgave. Pas toen konden ze de aardse beperkingen volledig achter zich laten en zich in extase overgeven aan het Hogere.

Tegen de inzamelingsneiging
In de Tora wordt Soekot Chag ha’asief – het feest van de inzameling – genoemd na de oogst in Israël. De schuren liggen vol met de zegeningen van het land. Men heeft sterk het gevoel dat het nu de hoogste tijd is om de nodige reparaties aan huis en opslagplaats uit te voeren en terug te keren naar de veilige beschutting van huis en haard. Regen, storm en koude staan voor de deur en we moeten onze schaapjes op het droge hebben. Wij neigen er weer toe ons vertrouwen bij onze materiële beschutting te leggen. De stevigheid van ons huis lijkt onze eerste zorg nu de winter aanstaande is. Precies op dat moment gaan wij de soeka in, om te laten zien dat we geen vertrouwen stellen in onze eigen kracht maar juist onder de vleugelen van de G’ddelijke Majesteit bescherming zoeken.

Waarom alleen herinnering aan de wolken?
Onze voorouders hebben bijzonder veel wonderen meegemaakt in de woestijn. Zo kregen zij dagelijks manna uit de hemel en water uit de bron van Mirjam. Waarom worden deze wonderen niet herinnerd in de symboliek van Soekot? Waarom worden alleen de wolken van de G’ddelijke Majesteit herinnerd, die de Joden tegen hitte van boven, tegen schorpioenen en slangen van beneden en tegen pijlen en werpstenen van opzij beschermden? De Sifté Tsaddiek behandelt deze kwestie. Het manna werd door de Joden flauw voedsel genoemd (Bemidbar 21:5). Ook over het water werd geklaagd, zoals bijvoorbeeld in Sjemot 15:14 (“Wat moeten wij drinken?”). Over de wolken van G’ddelijke Majesteit hebben de Joden echter nooit problemen gemaakt. Het bleef voor hen een bron van grote vreugde. Daarom wordt Soekot, waarin deze G’ddelijke bescherming in de loofhut herdacht wordt ook zeman simchatenoe genoemd, de tijd van onze vreugde, omdat elke mitswa die de Joden met vreugde hebben aanvaard, zij tot op de dag van vandaag nog steeds met vreugde vervullen.

Ook voor luxe wordt gezorgd
Ook de Bné Jissaschar gaat in op de voorgaande vraag: Manna en water waren voor de Joden in de woestijn essentiële levensbehoeften. Daarzonder hadden zij niet kunnen blijven leven. G’d had als het ware geen keuze: Hij moest hen dit wel geven als bestaansminimum. De wonderbaarlijke G’ddelijke wolken waren echter niet van direct levensbelang. Wij zijn daarom juist zo blij met de loofhutten, die de G’ddelijke beschermwolken symboliseren, omdat ze ons eraan herinneren dat G’d ons niet alleen van het hoognodige voorziet maar juist ook minder belangrijke aspecten van ons bestaan verzorgt.

DE GAON VAN WILNA AAN HET WOORD
De verklaring, dat wij juist in de herfst onze soekot betrekken om duidelijk te maken, dat wij deze mitswa voor G’d doen en niet om te genieten van de natuur in de lente, geeft geen bevredigend antwoord voor de Joden, die bezuiden de evenaar wonen. Voor hen begint de lente juist met Soekot!
De Gaon van Wilna (1720-1797) geeft een totaal andere verklaring voor de datum van Soekot. De G’ddelijke wolken hadden de Joden sinds de uittocht begeleid. Vijftig dagen later kregen zij de Tora. Mosjé bleef veertig dagen op de berg Sinaï en keerde terug op 17 Tammoez, toen hij het volk, dansend rond het gouden kalf, weer terugzag en de Stenen Tafelen brak. De ontrouw van het volk had de G’ddelijke wolken verdreven. Mosje beklom weer de Sinai, hield een pleidooi voor Am Jisraeel en op Jom Kippoer vergaf G’d de zonde van het gouden kalf. Mosje daalde van de berg Sinaï af met het tweede paar Stenen Tafelen.

Geheel de mens
De volgende dag gaf Mosje opdracht het Misjkan, de transportabele Tabernakel te bouwen. De voorbereidingen duurden 4 dagen en op 15 Tisjrie werd met de bouw van de Tabernakel begonnen. Soekot wordt op 15 Tisjrie gevierd omdat pas toen de G’ddelijke wolken van bescherming terugkeerden, die de Joden tot hun intrede in het land Israël zouden vergezellen.
Het zijn juist deze wolken, die zo gedenkwaardig zijn omdat zij de G’ddelijke bescherming symboliseren, die het Joodse volk op eigen kracht verdiend heeft door berouw en inkeer na een periode van afvalligheid en verwijdering. Onze Wijzen leren ons, dat iemand, die tot inkeer komt en oprecht berouw toont hoger staat dan degene, die altijd rechtvaardig handelde en nooit struikelde. De uitleg van de Gaon van Wilna is wereldwijd geldig, ook bezuiden de evenaar. Deze samenloop in tijd is zeker niet toevallig. Gelijk het Misjkan hebben ook muren en het dak van riet van de soeka kedoesja (heiligheid), zelfs als de soeka is ingestort. Zodra iemand de Tabernakel betrad werd hij omringd door G’ds aanwezigheid. Tempelbezoek was een gebod waar ‘geheel de mens’ in betrokken was. Zo ook is de soeka één van de weinige geboden, die alle mensaspecten omvat: zelfs eten wordt een mitswa!

En je zult gelukkig zijn op je feestdag
Soekot is het hoogtepunt van simcha. De hoogste vrolijkheid ervaren wij in een wankel gebouwtje. De Soeka is kwetsbaar en symboliseert onze breekbaarheid. Hoe kunnen we vrolijk zijn als we geconfronteerd worden met tegenslag? De zeven/acht dagen van Soekot symboliseren een gemiddeld leven van 70/80 jaar. In Tehilliem (9:10) geeft Koning David deze gedachte gestalte: “Het kan zijn dat we 70 jaar, misschien zelfs 80 jaar worden als we sterk zijn”. De Soeka toont dat ons leven maar weinig zekerheid biedt.
Interessant is dat er een contrast bestaat tussen de buitenkant van de Soeka en de binnenkant. Aan de buitenkant moet het een gammel geheel zijn maar het interieur van de Soeka wordt versierd. Het moet blijheid en optimisme uitstralen.
We brengen onze mooiste meubelen de Soeka in, hangen prachtige versieringen aan het sechach (loofbedekking) en leggen tapijten op de vloer om de koude weg te houden. We gebruiken ons beste servies en genieten van de heerlijke maaltijden. Binnen vrolijkheid, buiten een wankele loofhut? Inderdaad! Het omhulsel van de mens is kwetsbaar en wankel. Ons lichamelijke leven duurt niet lang maar ons geestelijke, spirituele leven kan zeer hoog reiken. Op dat terrein kunnen we heerlijk genieten van alles wat G’d ons aanreikt. De muren staan op instorten maar toch kunnen we genieten van het leven.

Oesjpiezien – gasten
Een interessante minhag (gewoonte) is die van de Oesjpiezien, hetgeen in het Aramees ‘gasten’ betekent. Onze voorouders komen bij ons op bezoek in de Soeka. Wanneer wij in de Soeka zitten, spreidt de Sjechina (de G’ddelijke aanwezigheid) haar vleugels uit en komen Awraham en de vijf Tsaddiekiem Jitschak, Ja’akov, Joseef, Mosjé en Aharon alsmede koning David op bezoek. Al deze rechtvaardigen verlieten hun zekerheden en volgden G’d, ook in moeilijke omstandigheden. Awraham verliet zijn geboortestad Oer in Irak. Jitschak moest door hongersnood zijn huis verlaten en bij de Filistijnen gaan wonen. Ja’akov moest vluchten voor zijn broer Esau. Zo verging het alle genoemde groten.

De Soeka verbindt het begin van de feestmaand Tisjri met het einde. Het begon al op Rosj Hasjana met de Sjofartonen, die de mens uit zijn religieuze sluimertoestand moesten wekken. We vinden deze tonen in getalssymboliek terug in het sechach (de rieten dakbedekking van de loofhut). Iedere Hebreeuwse letter heeft een getallenwaarde. De ‘s’ is 60, de ‘ch’ is 20 en de tweede ‘ch’ eveneens. Tesamen dus 100 (de klinkers tellen niet mee). Het getal 100 dat met Rosj Hasjana weerklank vindt in de honderd tonen, vinden we twee weken later terug in het sechach, de loofbedekking van onze gammele hut, die onze breekbaarheid en aanhankelijkheid van Boven doen beseffen.

Reacties zijn gesloten.