SJAWOE’OT: MONOTHEISME EN GODSVERTROUWEN

Door: Rabbijn mr. drs. R. Evers

Rabbi Akiwa, de ezel, de haan en de kaars
De grote geleerde Rabbi Akiwa had de gewoonte om bij alles wat hem overkwam te zeggen: ‘alles wat G’d doet is voor ons bestwil’. Zijn leerlingen begrepen vaak niet wat hij daarmee bedoelde. Maar door het volgende voorval werd hen dit duidelijk. Op een keer moest Rabbi Akiwa op reis. Hij maakte gebruik van een ezel om op te rijden. Verder had hij een haan bij zich om hem ’s ochtends vroeg te wekken voor het ochtendgebed en een kaars om ’s avonds nog te kunnen lezen en lernen. Meer had hij niet bij zich want Rabbi Akiwa was erg arm. Toen hij tegen de avond in een stadje aankwam, vroeg hij onderdak bij de inwoners van het dorpje, maar niemand bood hem een slaapplaats aan. ‘Alles wat G’d doet, is voor ons bestwil’ zei Rabbi Akiwa en hij besloot om in het open veld te gaan slapen.
Het was donker en hij stak zijn kaars aan om te kunnen lezen. Maar plotseling stak een wind op, die de kaars uitblies. Vuur om het nogmaals aan te steken had hij niet. Zo kwam het dat Rabbi Akiwa in het donker van de nacht niet de wilde kat zag, die kwam aansluipen. Totdat hij door een kort en luid gekakel begreep dat zijn haan was opgegeten.
Maar dit was nog niet alles: een leeuw werd aangetrokken door de geur van de ezel. Doordat de kaars niet meer brandde, bleef ook dit roofdier ongezien. Na luid gebrul van de leeuw en gebalk van de ezel begreep Rabbi Akiwa, dat ook zijn ezel ten prooi was gevallen aan een roofdier.

Daar zat Rabbi Akiwa alleen in het donker, zonder kaars, haan of ezel. ‘Alles wat G’d doet, is voor ons bestwil’ dacht hij en hij ging slapen. Die nacht werd het dorpje overvallen door een bende struikrovers. De huizen van de inwoners werden in brand gestoken, hun bezittingen gestolen en iedereen werd gevangen genomen om ver weg als slaaf te worden verkocht. Niemand kon aan de rovers ontkomen, behalve Rabbi Akiwa. In de donkere nacht hadden ze hem niet gezien, want zijn kaars was uitgewaaid. De haan en de ezel, die, als zij nog hadden geleefd, zeker zouden gaan kraaien en balken bij zoveel rumoer, konden ook de aandacht van de rovers niet meer trekken, omdat zij opgegeten waren.
Dus u begrijpt wat Rabbi Akiwa de volgende ochtend zei, toen hij begreep wat er was gebeurd: ‘Ik heb het altijd al gezegd: alles wat G’d doet, is voor ons bestwil!’.

Les
Wat kunnen we uit dit verhaal leren? Wij weten, dat G’d het hele universum geschapen heeft. Hij waakt over alle mensen om hen te beschermen, voedsel te geven, terecht te wijzen, te belonen en hen alles te geven wat zij nodig hebben. Toch zijn er veel gebeurtenissen die wij niet begrijpen. We vragen ons af: ‘Waarom moest mij dat nu overkomen?’. ‘Waarom is mijn zoon deze week zo ziek geworden?’ enz. enz.
Daarop wil dit verhaal van Rabbi Akiwa een antwoord geven: ‘Alles wat G’d doet, is voor ons bestwil’. Hij had kunnen zeggen: ‘maar ik begrijp niet hoe het voor mijn bestwil kan zijn wanneer mijn enige ezel door een leeuw opgegeten wordt’. Uit het verhaal blijkt dat G’d hem wilde laten zien dat letterlijk alles wat hem overkwam werkelijk voor zijn bestwil was.
Wij vragen ons af: ‘Waarom laat G’d ons niet altijd zien, hoe alles wat ons overkomt altijd voor onze bestwil is?’. Omdat wij vertrouwen moeten hebben in G’d, ook zonder altijd te begrijpen waarom alles gebeurt. Het eerste gebod in de Tien Geboden dat wij op Sjawoe’ot kregen, behandelt de Eenheid en werkzaamheid van het Opperwezen. Vertrouwen in Hasjeem steunt op ons geloof in het monotheïsme.

Monotheïsme onmisbaar voor wetenschap
Het eerste gebod van de Tien Geboden duidt op onze overtuiging dat G’d Eén is. Wij beroepen ons erop dat wij het monotheïsme hebben meegekregen. Wat is het grote goed van het monotheïsme en wat leert dit in onze moderne tijd? Juist in onze tijd van wetenschap en rationaliteit is het monotheïsme onmisbaar. Het geloof in één G’d gaat ervan uit dat alles vanuit één centraal punt geschapen is. Dit verklaart waarom alles in het universum met elkaar samenhangt. De wetenschap stelt steeds vaker het bestaan van een enorme correlatie vast tussen allerlei natuur-, psychologische, sociologische, fysiologische en andersoortige wetten. De wetmatigheid en samenhang van alle fenomenen in deze wereld kan alleen verklaard worden vanuit één besturend principe. Veelgodendom veronderstelt dat elk gebeuren of fenomeen een aparte god heeft. Wij gaan ervan uit dat alles vanuit één centraal principe geschapen en gestuurd wordt. Zonder het monotheïsme is wetenschap – het steeds verder ontdekken van allerlei samenhangen en verbanden in de natuurlijke en geestelijke wereld – ondenkbaar.

Universele religie
Het credo van het Jodendom “Sjema Jisraëel, hoor Israël, Hasjeem is onze G’d, Hasjeem is Eén” heeft overigens een universele betekenis. Wij zijn geen stammengodsdienst. Ons geloof is bedoeld voor de hele wereld. Het vers “Sjema Jisraëel” betekent in feite ‘hoor Israël, G’d die nu nog onze G’d is zal eens Eén zijn voor de hele wereld’. Vanaf de Sinai zal het monotheïsme via Am Jisra’eel eens door alle volkeren aanvaard worden. Kennis van G’d leidt tot liefde voor het Opperwezen.

Liefde
In Sjema (Devariem 6:4 e.v.) staat dat we G’d moeten liefhebben met geheel ons hart, geheel ons leven en geheel ons materiële vermogen. Dit wordt in de Talmoed als volgt uitgelegd: “Met heel uw hart” betekent: met uw beide neigingen. De mens heeft zowel een ‘jeetser tov’, een sterke spirituele inslag als een ‘jeetser ra’, een aardse neiging, die erop uit is zoveel mogelijk materieel gewin te maken. Ook met het laagste instinct moeten we G’d dienen. Al ons materiële streven moet uiteindelijk weer worden gericht op het Hogere. “Met heel uw ziel” betekent dat wij G’d overal moeten volgen, ook wanneer dit levensgevaarlijk is. Eeuwenlang hebben wij geloofsvervolgingen moeten ondergaan. Velen waren erop uit om ons te bekeren tot hun geloof. Meestal weerstonden de Joden deze verleiding en waren ze bereid om zelfs hun leven te geven om maar niet te hoeven buigen voor de symbolen van andere geloven.
“Met heel uw vermogen,” betekent dat we inderdaad alles wat wij hier op aarde verdienen zoveel mogelijk moeten wijden aan het Opperwezen. Zelfs de meest aardse bezigheden kunnen in dienst staan van G’d. Wanneer men bij het eten stelt dat men dit lesjeem Sjamajiem – voor G’d – doet, wordt het gehele spijsverteringproces dienstbaar aan een hoger doel. Hierdoor verheft zich bijvoorbeeld de hele voedselketen van melkfabriek tot de fles melk op tafel, van koe tot boter, boven het gewone aardse en het dagelijkse. Het wordt in een heilige sfeer geplaatst. Dat is overigens de hele bedoeling van de Tora: verheffing van het aardse. Wij benaderen Hasjeem en G’d komt nader tot ons.

Wederzijds
Hoe houdt G’d van ons? Zoveel als wij van Hem houden: ‘Je moet van de Eeuwige je G’d houden met heel je hart, heel je ziel, en heel je vermogen.’ Als wij ons in Hasjeem laten opgaan, zal Hasjeem ons vervullen. Alles wat we nodig hebben, is een hart en een nesjomme. Die hebben we gekregen. Dat zijn de elementen die ons tot mens maken. Het is het vermogen om Hasjeem te zoeken en te vinden, dat ons richting geeft. Daarom zeggen we Sjema tweemaal daags, om warm, aanwezig en scherp te blijven.
‘Ook al is het niet aan jou het werk af te maken, toch ben je niet vrij je eraan te onttrekken’, zegt rabbi Tarfon in Pirkee Avot (Spreuken der Vaderen). Het hart, de ziel en het vermogen hebben hierop betrekking. Doe het werk met heel je hart: dan doe je waarvoor je bent geschapen. Doe het werk met heel je ziel: doe het werk waar je als mens beter van wordt. Alleen dan worden anderen er ook beter van. Doe het werk met heel je vermogen: probeer niet te rennen als je nog moet leren lopen, ga niet zitten als je kunt staan. Maar hoop altijd te kunnen vliegen.

Terug naar de voet van de Sinai
Maimonides zegt in de “Gids voor de Dwalenden” dat het pas na jaren geconcentreerde aandacht van het zeggen van Sjema misschien mogelijk is de G’ddelijke aanraking, de Sjechina te voelen. Het bestaat. We moeten het alleen nog leren. We moeten leren, wat we ooit hoorden aan de voet van de berg Sinaï. We komen hier het dichtste bij door te leren. In een ongebroken lijn is de Tora ons overleverd tot op heden. Onze rabbijnen hebben het van hun rabbijnen geleerd, die het weer van hun rabbijnen hebben geleerd, tot aan Mosjé Rabbenoe, onze grote leraar.
Luister daarom goed als je in de buurt van een groot geleerde bent, als hij in sjoel de laatste woorden van het Sjema hardop zegt: ‘Ani Hasjeem Elokechem’: Ik, de Eeuwige, jullie G’d. De Sinaï is hier, elke dag, twee keer. Twee keer per dag is de G’ddelijke liefde bij ons. Hasjeem is die Hij is. Hij is waar wij Hem aanroepen. Dit is de liefde, die wij voelen voor onze naasten in de hoop dat ze opgroeien tot wie ze werkelijk zijn. Dat wij Sjema mogen zeggen, is de ultieme daad van G’ds liefde.

Ee-l Melech Ne’eman
Voor het reciteren van Sjema zegt men Ee-l Melech Ne’eman. Dit betekent: ‘G’d is een betrouwbare koning’. Deze woorden worden toegevoegd aan Sjema omdat Sjema in totaal 245 woorden heeft. Samen met deze drie extra woorden telt Sjema 248 woorden, het aantal dat exact correspondeert met het aantal ledematen in het menselijke lichaam en het aantal geboden in de Tora. Ons bestaan is alleen mogelijk doordat wij de geboden van de Tora aanvaarden en praktiseren.
Volgens de Midrasj Tanchoema heeft Sjema ook een beschermende functie: “Wanneer men Sjema met 248 woorden met goede aandacht leest, zal G’d elk orgaan bewaken. U houdt mijn woorden in acht, dan zal Ik ook uw lichamelijk welzijn bewaken.” Volgens anderen moet men in Ee-l Melech Ne’eman lezen: “Hasjeem was God voor de schepping, is Koning over de schepping en is vertrouwenswaard om de doden in de tijd van de Messiaanse verlossing te doen herleven.”

Eén-verklaren
Door het Eén-verklaren van G’d aanvaarden wij G’ds absolute heerschappij: ‘Kabbalat Ol Malchoet Sjamajiem’. Elk aspect van ons bestaan is onderworpen aan Zijn wil. Er zijn echter ook nog veel andere verklaringen voor Sjema. Sommigen lezen: “Weet, Israël, dat Hasjeem, onze G’d, de Enige G’d is.” Anderen lezen het als een geloofsverklaring: Hasjeem alleen is onze G’d en we hebben geen goden naast hem. Hasjeem is Één, alleen Hem mag men dienen. De letters ajien en dallet van Echad zijn groot geschreven omdat wij met het uitspreken met Sjema getuigen van de Eénheid van G’d. ‘Eed’ in het Hebreeuws is ‘getuige’ in het Nederlands.

Sjema en de tien geboden
Als we Sjema Jisra’eel Hasjeem Elokenoe uitspreken, denken we aan het eerste gebod: “Ik ben de Eeuwige uw G’d.” Als we Hasjeem Echad uitspreken denken we aan het tweede van de tien geboden waarin staat dat we geen andere goden mogen dienen. Wanneer wij “u zult uw G’d liefhebben” uitspreken denken we aan het gebod de Naam van G’d niet klakkeloos uit te spreken. Want wie werkelijk van de Koning houdt, zal niet vals bij Zijn Naam zweren. Wanneer wij de woorden “opdat jullie zullen herinneren en al Mijn mitsvot uitvoeren” uitspreken, denken we aan het gebod om de Sjabbat te houden, want Sjabbat weegt op tegen de hele Tora. Bij de woorden “opdat u lang zult leven op de aarde die G’d u geeft” denken we aan het gebod onze ouders te eren, waar ook gerefereerd wordt aan een lang leven door navolging van de eerbied voor vader en moeder. In Sjema staat “u zult snel vernietigd worden”, dat slaat op het gebod U zult niet doden, want wie doodt, zal gedood worden.
“U zult uw hart en uw ogen niet volgen” verbiedt ons om overspel te plegen: de ogen zien en het hart verlangt. “U zult uw graan binnenhalen”. Dit wil zeggen: “uw eigen graan”, en niet dat van uw buren. Dit is het verbod op diefstal. “De Eeuwige, jullie G’d is waarheid” slaat op het gebod geen valse getuigen te nemen. “Je zult ze schrijven op de deurposten van je huis” staat tegenover het gebod niet andermans bezit te begeren. Een mezoeza is verplicht op het eigen, niet op andermans huis.

Sjachariet, Mincha, Arviet
Men moet zich bij het lezen van het Sjema concentreren op de parallelpunten met de tien geboden. Sjema kan verder gezien worden als een afkorting van initialen van het bekende vers: “Se’oe Marom Eneechem – hef uw ogen naar de hemel om te begrijpen dat er buiten het G’ddelijke Wezen dat de hemel omspant, niets is.” Het Opperwezen noemen we Hasjeem. Hoewel we niets van Zijn Wezen begrijpen, is hij Één.
Sjema is eveneens een afkorting van de drie dagelijkse gebeden: Sjachariet, Mincha, Arviet, het ochtend-, middag- en avondgebed. Dit zijn de beste tijden om ons te concentreren op hogere doelen. Op wie moeten we ons concentreren? Op de Almachtige, de hoogste Koning, Sjad-dai Melech Eljon – de initialen vormen Sjema. Dan zijn wij bereid het hemelse juk – ol malchoet sjamajiem – te aanvaarden. De initialen van ol malchoet sjamajiem zijn, in omgekeerde volgorde: Sjema. Sjema betekent niet alleen luisteren, maar ook begrijpen, aanvaarden, goed overdenken, concentreren.

De vierletterige Naam
In de Talmoed (B.T. Berachot 13a) staat een bekende uitspraak: “Sjema mag men uitspreken in elke taal.” De Sfat Emet legt deze Talmoedische uitspraak als volgt uit: “in iedere boodschap die wij horen, moeten wij het ‘Sjema Jisraeel, Hasjeem Ellokenoe, Hasjeem Echad horen.’ In alle aspecten van het leven moeten wij G’ds Éénheid en Grootheid aanvaarden. De hele wereld getuigt van het bestaan van de Schepper.”

Drie werkwoordsvormen
De vierletterige G’dsnaam is een samentrekking van de drie werkwoordsvormen ‘haja, hovè, jijè’: Hij was, Hij is, Hij zal zijn. Wanneer deze drie tijdsvormen samenkomen, spreken we van de Eeuwige. De G’dsnaam Elokiem staat in het meervoud: pluralis majestatis. Dit betekent niet dat G’d meervoudig is maar dat Hij zich manifesteert in een pluriforme wereld.
“G’d is Eén” betekent dat er niemand buiten Hem is en dat bovendien Zijn bestaan uniek is. Bij het uitspreken van het woord Echad moet men de letter E niet uitrekken: de alef staat voor Eén en representeert de Eénheid van G’d. Bij het langgerekte uitspreken van de chet (getallenwaarde 8) bedenkt men dat G’d heerst over de aarde en de zeven hemelen. Bij het uitspreken van de dallet (getallenwaarde vier) moeten we bedenken dat G’d heer en meester is in de vier windrichtingen.

‘Liefde voor Hasjeem’
Hoe kan men liefde voor G’d voorschrijven? Een emotie kan men toch niet dwingend opleggen? Het feit dat G’d liefde van ons verlangt, toont aan dat wij over die capaciteit beschikken. De bedoeling van dit gebod is in feite: doe alles om te voorkomen dat je G’d niet liefhebt.
“Deze zaken die ik u opdraag zullen op uw hart zijn,” op deze manier kunnen we tot G’dsbesef komen en ons hechten aan Zijn wegen. Door na te denken over G’ds grootheid en de complexiteit van de Schepping, ontstaat de liefde voor G’d vanzelf. De emotie, de liefde voor G’d kunnen we eenvoudig opwekken door hier lang en intensief over na te denken. Een van de wegen tot liefde voor het Opperwezen is het besef, dat ‘alles wat G’d doet, is voor ons bestwil’.

Reacties zijn gesloten.