Jodendom tegen Uit Vrije Wil

Door: rabbijn mr. drs. R. Evers, rabbijn van het NIK

foto: Willem MesEn nu is er dan het initiatief Uit Vrije Wil: zelf kiezen voor je levenseinde. Vandaag verscheen zelfs een handleiding met twee methoden voor zelfeuthanasie. `Uitweg; een waardig levenseinde in eigen hand’ van psychiater Boudewijn Chabot en Stella Braam is volgens de auteurs eigenlijk een anti-zelfmoordgids. Het gaat namelijk niet over zelfmoord maar over zelfeuthanasia. Hierbij kiezen 70-plussers zelf – in overleg met anderen – voor een levenseinde. En dit kan op twee manieren: of je houdt op met eten en drinken of je neemt een overdosis medicijnen.

Volgens een onderzoek zou de helft van de ouderen niet verder meer willen leven als ze aftakelen door dementie. Daarentegen heeft ruim tachtig procent van de ouderen nog nooit een doodswens gehad.

Vooral ouderen zouden dit initiatief voor recht op zelfdoding na je 70e steunen. Men wil ook recht op deskundige hulp bij zelfdoding als men het leven als voltooid beschouwt. Volgens Hedy d’Ancona is dit een onvoltooid stukje van de emancipatie. Honderdduizend Nederlanders hebben dit initiatief inmiddels ondertekend.

In 2003 sprak de rechtbank in Haarlem een huisarts vrij voor de hulp, die hij in 1998 geboden had aan de oud-senator Brongersma bij het beëindigen van diens leven. De op 86-jarige leeftijd overleden Brongersma wilde een einde aan zijn leven maken, omdat hij zijn leven zinloos vond. Sommige artsenorganisaties waren verontrust over de uitspraak van de Nederlandse rechtbank: “De vraag is of nu een doodswens het nieuwe criterium wordt voor euthanasie. Artsen dreigen zo doorgeefluiken te worden voor euthanasiemiddelen aan mensen, die het leven niet meer zien zitten”.

Mag euthanasie voor ons Joodse geloof?
Onze afwijzing van euthanasie is gebaseerd op de stelling, dat niet alleen het menselijk leven in het algemeen van onschatbare waarde is, maar dat tevens ieder moment van leven van belang is. Leven is een ondeelbaar, niet te kwantificeren grootheid. Het doet er niet toe of iemands leven voor een aantal jaren verlengd wordt of nog slechts enkele seconden in stand gehouden wordt.

Doden uit liefde ook verboden
In Genesis 9:5 staat aangeduid, dat ook doden uit liefde of medelijden een vorm van doodslag is: “En waarlijk, Ik zal uw eigen bloed eisen (verbod van zelfmoord)… en uit de hand van de mens, uit de hand van iemands broeder, zal Ik het leven van de mens opeisen”.
De frase “uit de hand van iemands broeder” lijkt overbodig, want broedermoord is geen geringer misdrijf dan gewone moord. De negentiende-eeuwse Rabbijn Jacob Zwi Mecklenburg ziet in deze overbodigheid een aanduiding dat ook “mercy-killing” door de Bijbel verboden wordt. Hoewel moord over het algemeen het tegengestelde is van broederlijke liefde kan het nemen van het leven van een broeder onder omstandigheden als een daad van medemenselijkheid par excellence worden aangevoeld. Euthanasie geschiedt op grond van medelijden.
Toch ziet de Bijbel hierin niet minder dan moord. Het wordt geacht een vergrijp te zijn op een gebied dat niet aan de mens is gegeven, hoe hopeloos het leven er ook mag uitzien. Zelfs de terminale patiënt, die zich reeds in de stervensfase bevindt, wordt in elk opzicht als een levend persoon beschouwd. “Een ieder die de ogen sluit voordat de dood is ingetreden, wordt beschouwd als een bloedvergieter”. Zoals de Talmoed het stelt (B.T. Sjabbat 151b): “De zaak kan worden vergeleken met een flikkerende vlam. Zodra men deze aanraakt, dooft het licht”.

Hoge doses morfine
Ook een terminale of hopeloze situatie vermindert de verantwoordelijkheid van de arts geenszins. De arts heeft de opdracht het leven te verlengen; zijn opdracht is niet beperkt tot genezen. Het verzachten en verlichten van pijn valt ook onder de verplichting te genezen. Dit is een uitvloeisel van het gebod: “Heb uw naaste lief gelijk uzelf” en omvat ook relatief agressieve pijnbestrijding. Er bestaan medische bezwaren tegen het toedienen van morfine, daar dit middel de cerebrale besturing van het ademhalingssysteem ontwricht.
Er bestaat echter geen Bijbels bezwaar tegen het toedienen van hoge doses morfine om de pijn te onderdrukken bij terminale patiënten, indien zij in leven gehouden kunnen worden door bijvoorbeeld beademingsapparatuur. Het levensverlengende imperatief uit de joodse traditie betekent echter niet, dat de dokter verplicht zou zijn risicovolle geneeswijzen toe te passen. Ook is de patiënt niet verplicht zich te onderwerpen aan medicamenten, die zich nog in een experimenteel stadium bevinden.
Binnen het Jodendom wordt er geen verschil gemaakt tussen het verlengen van het leven met natuurlijke middelen, zoals voedsel en kunstmatige middelen, zoals medicijnen. De middeleeuwse codificator Maimonides (1135-1204), zelf arts, trekt de parallel tussen voedsel en medicatie: “G’d schiep voedsel en water om de mens in leven te houden en Hij schiep medicijnen om ziekten te genezen. Hij gaf de mensheid het inzicht om medisch-technische vindingen te doen, die wij verplicht zijn te gebruiken om het leven te verlengen. De joodse wet maakt dus geen verschil tussen gewone en buitengewone therapeutische procedures. Het Jodendom ontkent dat de mens het recht zou hebben om op grond van de kwaliteit van het leven tot zelfdoding te besluiten. Zelfs als het om een vegeterende patiënt gaat. Het gebod het leven te redden, wordt niet beïnvloed door de kwaliteit van het leven.

Recht op een waardige dood
Het Jodendom erkent een recht op een waardige dood. Alleen de definitie van een waardige dood is verschillend. De strijd om het leven te verlengen wordt nooit geacht mensonterend of onwaardig te zijn. Het behoud van het leven is een uiting voor de hoge waarde, die aan iedere vorm van leven wordt gehecht. De mens heeft geen recht op zelfbeschikking. Ongeveer achtienhonderd jaar geleden werd de volgende Joodse traditie opgetekend: “Tegen uw wil leeft u en tegen uw wil sterft u”. Hoewel deze uitspraak in eenvoudige zin werd opgevat als een ironische expressie van het feit, dat een baby net zo min geboren wil worden als een gezonde volwassene wil sterven, lijkt deze uitspraak in onze tijd een nieuwe dimensie te krijgen. Het leven is iets onvrijwilligs. Indien men een balans opmaakt van het leven zal men merken dat de lasten groter zijn dan de lusten. Reeds 2000 jaar geleden verklaarde de Leerschool van Sjammaj, dat “het beter ware voor de mens indien hij niet geschapen zou zijn”. Het leven is iets onvrijwilligs, en alleen de Schepper die het leven geeft, mag dit ook weer nemen.

Slechts onder één omstandigheid lijkt levensverlengend optreden niet meer werkelijk geboden: gedurende het stervensproces. Gezaghebbende decisoren, zoals Rabbijn Mozes Isserles (1520-1577), menen, dat iemand, die stervende is niet in het stervensproces gestoord mag worden. Wanneer het stervensproces is ingetreden, bestaat geen werkelijke verplichting meer om de dood tegen te houden.

Grensverlegging en normvervaging
De mens mag G’d verzoeken hem van zijn verplichtingen te ontslaan, wanneer de grens van het menselijk uithoudingsvermogen overschreden wordt. Maar de uiteindelijke beslissing ligt bij G’d.

Tegenwoordig is het G’dzijdank mogelijk vrijwel alle vormen van pijn te verlichten. Een zinloos geacht leven komt vaker voor. Helaas gaat het hierbij vaak over het voortleven van mensen, wiens voortleven door anderen zinloos wordt geacht. Vaak gaat het om emotionele problemen van verwanten of de verzorgende omgeving, die de patiënt het gevoel geven slechts tot last te zijn. De patiënt maakt zich de omgevingssignalen eigen en voelt zich dus ook werkelijk tot last en verzoekt – geheel vrijwillig – om euthanasie.

Ook psychologisch acht ik het zelfbeschikkingsrecht van de mens moeilijk te verteren. De grenzen van het leven vervagen. Het graf wordt de toevlucht voor moeilijke problemen, terwijl er in feite niets wordt opgelost. De opdracht iets van het leven te maken, verschuift naar de achtergrond.

Reacties zijn gesloten.