Het vluchtelingenbeleid in het perspectief van de Tora

“Mijn grootouders reisden ook met een vals paspoort. Zij logen over hun naam en achtergrond”. Naar aanleiding van de discussie over de voormalige vluchtelinge Ayaan Hirsi Ali zet rabbijn R. Evers nog eens het Joodse perspectief over asielzoeken op een rijtje. Ayaan Hirsi Ali heeft ons weer eens aan het denken gezet. We hebben minister Verdonk van Vreemdelingenbeleid met de Tweede Kamer in confrontatie gezien. Wie heeft in de Tora het gelijk aan zijn/haar kant? “Een vreemdeling zul je niet onderdrukken, noch hem benauwen want je bent  vreemdelingen geweest in het land Egypte” (Sjemot – Exodus 22:21).

Pijnigen
In de Joodse traditie wordt ‘onderdrukken’ uitgelegd als ‘pijnigen met woorden’ terwijl ‘benauwen’ als ‘financieel onheus bejegenen’ opgevat wordt. In vers 23 aldaar wordt de Hemelse straf besproken “Mijn toorn zal ontbranden en Ik zal u met het zwaard doden”, waaruit duidelijk blijkt hoe zwaar de onderdrukkende benauwenis waarin vreemdelingen kunnen verkeren door het Opperwezen wordt opgevat. Hoewel de ondergang van Sedom meestal geweten wordt aan seksuele misstanden, verwijt de profeet Ezechiël Sedom sociale ongerechtigheid: “In trots en overdaad leefde zij…zonder de ellendige en arme te ondersteunen”. In Sedom was het op straffe des doods verboden was vreemdelingen onderdak te verschaffen en te voeden.

Gastvrijheid en recessie
Nederland was lang een sociaal en etnisch paradijs, waar vreemdelingen welkom waren. De laatste jaren kalft de Nederlandse gastvrijheid af. We worden geconfronteerd met onzorgvuldig taalgebruik. Is Nederland werkelijk vol? Als we de grote steden verlaten, lijkt er nog volop ruimte te zijn. Stel, dat er geen Tweede Wereldoorlog geweest was, die aan 236.000 Nederlanders het leven heeft gekost. Hun kinderen en kindskinderen zouden in getal het aantal vreemdelingen van dit moment verre overtreffen. Hebben de allochtonen de recessie veroorzaakt? Nonsens, recessie is een gevolg van de normale economische golf-bewegingen. In 1930 was er een enorme werkloosheid, terwijl Nederland nog nauwelijks vreemdelingen herbergde.

Naastenliefde en vreemdelingenbeleid
De beginselen van naastenliefde en vreemdelingenbeleid worden in de Tora nader uitgewerkt in een religieuze belasting op landbouwproducten. Voor de armen en vreemdelingen was een tweede tiende gereserveerd naast enkele andere gaven. Daarnaast staat in Deuteronomium 15:7-11 een algemene onderhoudsplicht: “Gij zult hem met mildheid geven en uw hart mag niet verdrietig zijn…”. Dit laatste vers betekent, dat in alle behoeften van de armen moet worden voorzien.

Mogen we grenzen stellen?
Met dit gegeven is de eerste actuele vraag beantwoord: mag de overheid een grens stellen aan de toevloed van vreemdelingen, die veelal een beroep doen op de sociale liefdadigheidsvoorzieningen van de Staat der Nederlanden?
Jazeker, maar er geldt één duidelijke uitzondering: financieel zelfbehoud gaat voor het verzorgen van anderen maar het lijfsbehoud van anderen gaat altijd voor onze eigen financiën.

De vraag is dus of de ‘economische vluchtelingen’ onbeperkt moeten worden toegelaten.
Laten wij de Toraltekst objectief analyseren (Deut. 15:7): ” Wanneer er onder u een arme mocht zijn, een van uw broeders, in een van uw woonplaatsen, in uw land”. De Bijbel geeft hier wat overbodig aandoende details, die in de Talmoed als volgt worden uitgewerkt:
‘onder u’ betekent, dat het eigen zelfbehoud voorgaat (n.b. dit geldt alleen voor het eigen bestaansminimum);
‘een van uw broeders’ impliceert, dat de eigen familie weer voorgaat boven anderen;
‘in een van uw woonplaatsen’ geeft de buren en overige stadsgenoten aan waarna eigen landgenoten volgen.

Eigen volk eerst ?
Voorgaande lijkt een duidelijke prioriteitenlijst waarbij buitenlanders pas op de laatste plaats komen. Steunt de Bijbel het beginsel van ‘eigen volk eerst’?
Nee, want de prioriteitenlijst geldt alleen bij gelijke behoeften. Wanneer de één geen dak boven zijn hoofd heeft en de ander alleen zijn dure vakantie naar Barbados zou moeten opgeven, gaat de dakloze weer voor.
Een complicerende factor hierbij is de vraag wat het criterium voor armoede is. Volgens de Bijbel wordt armoede naar de levensstandaard van ieder individu in zijn omgeving afgemeten. Voor een overbelaste Nederlandse manager kan vakantie even noodzakelijk zijn als een deken of zeep voor een inwoner van een ontwikkelingsland. Dit soort belangenafwegingen eist grote nauwkeurigheid en zorgvuldigheid.

Verdeling over Europa
Is een evenredige verdeling van vluchtelingen over West-Europese landen verantwoord? Ik denk van wel. Reeds in Bijbelse tijden werd armenzorg over alle draagkrachtige burgers omgeslagen. Nu Europa een eenheid lijkt, is evenredige verdeling niet uit den boze.

Antecedentenonderzoek
Mogen allochtonen ‘hard’ worden aangepakt ? Nee, want dat is onmenselijk. Maar een stevig antecedentenonderzoek is zeker niet verkeerd: “Indien iemand u aanspreekt en zegt ‘geef mij te eten’ mag u niet onderzoeken of hij een bedrieger is; men dient hem direct te eten te geven, misschien lijdt hij werkelijk honger. Vraagt iemand echter om kleding dan heeft men wel het recht om te onderzoeken of hij geen bedrieger is omdat hij/zij meestal niet in acuut levensgevaar verkeert”. Een oude joodse traditie leert: ‘Laten we de bedriegers onder de bedelaars dankbaar zijn. Zonder zwendelaars zou men – bij weigering om in te gaan op hun verzoek – de Hemelse doodstraf schuldig zijn…’(Talmoed).

Opofferingsgezindheid
Waar het bij de vluchtelingenproblematiek eigenlijk om gaat is de vraag naar onze opofferingsgezindheid. Israël met zijn zes miljoen inwoners heeft de afgelopen jaren meer dan een miljoen vluchtelingen opgenomen en de economie groeit daar nog steeds. Ja, maar dat zijn de eigen geloofsgenoten! Dat klopt; maar de economische problematiek blijft echter gelijk. De eerste Bijbelse zorg was verbale zorgvuldigheid. Door het gekrakeel rond vluchtelingen worden allochtonen in een sociaal moeilijk parket gebracht, ‘onderdrukt’ zou de Bijbel zeggen. Ook dat is een belangrijke menselijke waarde!

De weerloze vreemdeling
Rasji (11e eeuw) stelt dat de vreemdeling ons kan tegenwerpen dat wij zelf ook vreemdelingen waren:“de pot verwijt de ketel” (B.T. Bava Metsia 59b). Gaat het in deze context om iemand die joods is geworden of de zeven noachidische geboden houdt? Rasjie lijkt dit niet aan te nemen; ”een vreemdeling is hier niet geboren maar uit een ander land hiernaartoe gekomen”.
Nachmanides (13e eeuw) stelt dat G’d hier duidelijk wil maken dat hij zich in dit sociale onrecht mengt. Zoiets treffen we ook aan bij roddel en achterklap. Het slachtoffer kan zich moeilijk verdedigen. Vandaar dat G’d ingrijpt in het sociale verkeer, met melaatsheid voor de roddelaar. Hetzelfde gebeurt ook hier. De vreemdeling is over het algemeen weerloos. Maar G’d beschermt hem. Daarom volgt al snel dat de G’ddelijke toorn zal ontbranden tegen de verdrukkers.
Rabbi Efraim Luntzhitz legt uit waarom er van die dubbele uitdrukkingen worden gebruikt in deze context. Dit heeft te maken met het feit dat je niet alleen maar één persoon beledigt maar ook anderen die in hetzelfde schuitje zitten. Die worden met deze persoon mee verdrukt, mee beledigd. De Tora toont in ieder geval grote compassie met de vreemdeling.

Liegen
Maar heeft Hirsi door te liegen al haar rechten verloren? Iedereen wist hiervan en heeft dit gedoogd. Dit schept rechten en plichten. Ik denk dat de Tora menselijke waardigheid hoger aanslaat dan de strikte toepassing van de wet. Toen onze grootouders aan de grenzen van asiellanden stonden, legden medemenselijkheid en zorgvuldigheid het loodje. Oké, regel is regel; duidelijkheid, consequent zijn, handhaving en daadkrachtig optreden sieren een geloofwaardige overheid. Maar regels zijn uitermate betrekkelijk.

Een voorbeeld hiervan zien we in de geschiedenis van Ja’akov en Racheel. Ja’akov vertrouwt zijn schoonvader Lavan niet. Hij weet dat hij bedrogen gaat worden. Hij spreekt met Racheel, bepaalde wachtwoorden af voor onder de choepa. Racheel geeft die wachtwoorden door aan Lea, omdat ze vreest dat haar zuster anders vernederd zal worden. Eigenlijk mocht Ja’akov geen twee zusters trouwen. Hij kon Lea niet scheiden omdat ze direct zwanger was. Racheel kon hij niet weigeren. Hij had beloofd met haar te trouwen. Belofte maakt schuld. Maar Racheel had haar eigen positie stevig ondermijnd door de wachtwoorden te laten uitlekken. Toch voelde Ja’akov zich verplicht Racheel te huwen hoewel zij er zelf de oorzaak van was dat ze de dupe werd van de listen van haar vader.
Onbehoorlijk gedrag wordt niet altijd volledig afgestraft. De menselijke waardigheid telt zwaar mee. Een typisch voorbeeld hiervan is het commentaar van Rabbi Jochanan op een boeteregeling bij diefstal. Als men een os of schaap steelt en ze slacht of verkoopt, moet men aan de eigenaar vijf ossen of vier schapen terugbetalen (Exodus 21:37). Bij diefstal betaalt men normaliter het dubbele van het gestolene terug (22:3). Waarom wordt een onderscheid gemaakt tussen de diefstal van een os en een schaap?

De menselijke waardigheid
Dit verschil toont ons het belang van kevod haberijot (menselijke waardigheid)! De os loopt tijdens het stelen mee met de dief en veroorzaakt hem geen schande. Maar een schaapje draagt men op de schouders, wat enigszins vernederend is. Daarom wordt de straf voor diefstal van schapen enigszins gematigd (B.T. Bava Kamma 79b). Hoewel het een dief is wordt toch met zijn omstandigheden rekening gehouden. Dan toch zeker bij jokken in nood. Iets meer compassie had gepast, Rita.

Reacties zijn gesloten.