De bescherming van dierenrechten niet opnemen in de Grondwet

Een voorstel om het welzijn van dieren op te nemen in de Grondwet is weggestemd in de Tweede Kamer. Rabbijn Evers krijgt er een `deja-vu-kriebel’ van, want al de Tenach (Bijbel) en Talmoed vormen de oudste en meest uitgebalanceerde traditie op het gebied van dierenbescherming. De Tweede Kamer wil het welzijn van dieren niet opnemen in de Grondwet. Paul Cliteur (rechtsfilosoof en columnist tv-programma Buitenhof) vindt dat dieren geen recht hebben op godsdienstvrijheid. Dieren zouden geen religieuze beleving hebben. Dat is helemaal niet zo zeker. In Tenach, in de Bijbel wordt zelfs over jubelende bomen gesproken. Kabbalisten stellen, dat ook andere levensvormen religieuze belevingen hebben, zij het anders dan de onze. Maar hoe blijft voorlopig gissen.
Bijbel en Talmoed kennen de oudste en meest uitgebalanceerde traditie op het gebied van dierenbescherming. Bij de `moderne’ discussie hierover krijg ik steeds de `deja-vu-kriebel’.

Verschil in rangorde tussen mens en dier
Jeremy Bentham (18e eeuwse engelse filosoof en politicoloog) was zeker niet de eerste in de geschiedenis die stelt dat je ook dierenpijn moet bestrijden. Maar om dit in de Grondwet op te nemen gaat mij te ver. De Grondwet vormt de basis van onze beschaving. Anders dan de Bijbel, die een Goddelijke wet is en zich uitstrekt over alle `Zijn schepselen’ – dus ook over dieren – is de Nederlandse wet een product van de mensengeschiedenis. De Grondwet vloeit voort uit (inter-)menselijk denken. In de Scheppingsorde werd de mens `naar het beeld van G’d’ geschapen en krijgt hij de opdracht de wereld `te veroveren’. In de Scheppingshiërarchie bestaat er verschil in rangorde tussen mens en dier. Dierenbescherming is een uiterst belangrijk onderwerp maar hoort m.i. niet thuis in de basiswet van onze cultuur. Daarin staat de mens centraal. En dat moet zo blijven. Wanneer wij mens en dier gelijkstellen, ontstaat een anomalie. In 1994 werd middelbare scholieren in Los Angeles de vraag gesteld wie zij eerder zouden redden: hun eigen hond of een vreemde man of vrouw die op het punt stond te verdrinken. Bijna zeventig procent van de scholieren zou hun eigen hond laten voorgaan. Vijfentwintig procent van studenten medicijnen, die voor dezelfde vraag stonden, kon of niet besluiten of prefereerden hun hond. Deze `culturele ontwikkeling’ vind ik geen goede zaak. Dierenrechten opnemen in de Grondwet zal een verkeerd signaal zijn en deze dier=mens of mens=diertendens alleen maar versterken. Dat vind ik geen goede zaak.

Dier onderhouden
Hoewel er dus een principieel verschil bestaat tussen dier en mens wordt het dier in de Bijbel zeker niet vergeten. Ook in de Talmoed wordt veel aandacht besteed aan dierenleed.
Volgens de Jeruzalemse Talmoed (Jewamot 15:3) mag men pas een dier kopen als men voldoende voedsel in huis heeft om het dier goed te onderhouden. Veel kunnen we ook leren van de dieren:”Als de Bijbel niet gegeven was, hadden we vlijt kunnen leren van de mier en ingetogenheid van de duif”.

Beschermen tegen wreedheid
Lang voordat de beschaving wortel had geschoten in West-Europa, kende de Tora – 3317 jaar geleden gegeven – al vele richtlijnen voor onze omgang met dieren. De Bijbel wil dieren beschermen tegen wreedheid en lijden en stelt de mens hiervoor verantwoordelijk. Het verbod om ledematen te eten van levende dieren is van Bijbelse herkomst. Een dier moet ongestoord tijdens het werk kunnen eten:“Gij zult een os niet muilkorven bij het dorsen” (Deut. 25:4). Gedurende ieder `Sabbatical year’ moet men alle dieren vrij laten eten van de producten van de braakliggende velden (Lev. 25:2-7). In Exodus (23:5) wordt opgedragen een ezel, die onder zijn last dreigt te bezwijken, te ontlasten, ook indien de eigenaar een vijand is. De Talmoed (B.T. Sjabbat 128b) leidt hieruit af, dat het pijnigen van dieren een verbod uit de Tora is.

Liefdevolle omgang
In de Tien Geboden wordt ook dierenrust op de Sjabbat voorgeschre­ven: “Dan zult gij geen werk doen, noch uw rund, noch uw ezel, noch uw overige vee” (Deut. 5:14). Uit het vers “en Ik zal op uw veld gras geven voor uw vee, zodat u kunt eten en verzadigd worden” (Deut. 11:15) wordt afgeleid, dat men eerst de dieren te eten moet geven alvo­rens zelf aan tafel te gaan. G’ds Voorzienigheid strekt zich uit tot al Zijn schepselen. Dierenliefde is imitatio Dei, het volgen in G’ds wegen.
Mozes en David werden vanachter de schapen uitverkoren tot leiders van het volk. Hun liefdevolle omgang met dieren was de test voor politiek leiderschap.

Toch staat de mens centraal
Rabbi Jechezkeel Landau (1713-1793) vaart hard uit tegen jagen als sport en veroordeelt dit als een ‘heidens gebruik’. Stieren- en hanengevechten werden zonder meer verboden. Wanneer dieren – al dan niet in laboratoria – alleen door de dood uit hun lijden geholpen kunnen worden, moet dit zo snel mogelijk gebeuren.
De uiterst gezaghebbende Amerikaanse autoriteit Rabbi Mosje Feinstein (20e eeuw) keurde verschillende wrede praktijken uit de ‘moderne’ bio-industrie af. Dierproeven mogen volgens hem alleen uitgevoerd worden als de gezochte informatie niet op andere manier verkregen kan worden.
Toch staat de mens en niet het dier centraal. De Tora kent geen dierenrechten, alleen mensenplichten.  Bescherming van dieren verheft ons morele karakter maar toch blijft de mens belang­rijker dan het dier.

Reacties zijn gesloten.