Aanwezigheid van religiecentrum in hersens is bewijs van G’dsbestaan

Onlangs hebben wetenschappers ontdekt dat er een hersencentrum voor religie bestaat. Is dit een bewijs voor het bestaan van G’d? Ik denk van wel, zegt rabbijn mr. drs. R. Evers. Volgens de evolutieleer overleefden alleen de sterkste soorten in de struggle for life, het gevecht om leven (survival of the fittest). Wie waren de sterksten? Die soorten, die zich het snelst aanpasten aan de omstandigheden, die voor overleven essentieel waren. Om te overleven op de planeet aarde heeft men geen religieus besef nodig. Vandaar dat ik een religieuze `breinknobbel’ een G’dsbewijs vind.

De spectaculaire wetenschappelijke doorbraken van de laatste tijd geven ons steeds meer informatie over de vraag hoe de hersenen werken. Steeds meer neurologische ziekten kunnen hierdoor worden bestreden. Hersenwetenschappers behandelen een complexe materie met grote maatschappelijke en ethische gevolgen. Maar iedere wetenschapper benadert deze materie vanuit zijn eigen invalshoek.
Tegenwoordig ligt de nadruk op ‘brain-talk’. Brain-talk is hot! Maar er schuilen ook gevaren in. Sociologische of psychologische problemen worden biologisch behandeld en verklaard. Medicalisering van gedragsproblemen is een slechte zaak. Daardoor gaan we voorbij aan de sociale oorzaken van probleemgedrag. Bepaalde behandelingsvormen worden genegeerd. We mogen mentale processen niet reduceren tot een keten van stroomstootjes en moleculaire gebeurtenissen. Wat blijft er na de wetenschappelijke reductie over van onze persoonlijke identiteit? Waar begint en eindigt onze verantwoordelijkheid? Dit is een intens morele vraag. Met een mechanisch mensbeeld komen we in de knel met vragen naar keuzevrijheid, wil, eigen verantwoordelijkheid en persoonlijke groei .

Overgang lichaam-ziel
Simpele hersenfuncties als pijn blijken bijzonder complex te zijn. De meeste mensen denken dat er een centraal pijncentrum in de hersenen bestaat. Scans hebben echter uitgewezen dat dit niet bestaat. Pijn ontstaat door activering van hersengebieden die geassocieerd worden met ‘aandacht’ en `emotie’. In termen van neurologische activiteit is nu duidelijk waarom we pijn meer voelen wanneer we emotioneel onder druk staan en waarom we het vaak niet opmerken wanneer we onze aandacht op andere dingen richten. Het religieuze centrum in de hersenen lijkt daarentegen opvallend mechanisch te werken. Geloof en religieuze ervaring worden meestal `niet wetenschappelijk’ geacht. Neurologen van de Universiteit van California, San Diego hebben een gebied in de temporale kwab van de hersenen gelokaliseerd die bij stimulering intense gevoelens van spirituele transcendentie produceren, vaak gecombineerd met een gevoel van een mystieke aanwezigheid. De Canadese neurowetenschapper Michael Persinger van de Laurentian Universiteit is het met elektrische stimulatie zelfs gelukt om religieuze gevoelens te produceren bij atheïsten. Volgens Persinger krijgen mensen dan een duidelijke notie van de aanwezigheid van een Opperwezen. Het feit dat er een godsdienstige hot-spot in onze hersenen zit, bewijst niet noodzakelijkerwijs de stelling dat het spirituele in de mens alleen maar `tussen onze oren zit’. Religie is meer dan alleen een product van elektrische hersenactiviteit. Als G’d bestaat en van ons verlangt, dat wij contact met Hem zoeken, moet Hij ons begiftigd hebben met een biologisch mechanisme waarmee we Zijn Aanwezigheid kunnen voelen. Het opwekken van religieuze ervaringen door een goedgeplaatste elektrode is niet strijdig met de diepgang van de religieuze emotie. Het religieuze hersencentrum vormt de overgang tussen lichaam en ziel, het aardse vehikel en ons ware zelf.

Echte ego
Wat is dat “onszelf”, waar ligt ons ego? Descartes zei: “ik denk dus ik ben”. Maar wat de neurologen ook afspeuren in ons brein, ‘ik en zelf’ houden zich totaal verborgen. Bestaat “onszelf” wel? Neuropsychologen stellen dat er geen verzamelpunt, geen cockpit van de ziel bestaat. De overgang van neurale patronen naar mentale voorstellingen blijft nog steeds een raadsel. Hoe ontstaan onze geest en ons bewustzijn? Wat is mijn persoonlijke identiteit?

Ik zit tegenover u. Ik zie een lichaam. U ziet mijn lichaam. Ik spreek met u over verheven gedachten die blijken aan te slaan want u kan met mij communiceren over de meest abstracte begrippen. Wanneer ik u beledig of ophemel raak ik uw ziel. Wanneer ik uw gedrag bespreek, ga ik in op uw essentie, niet uw lichaam. Wanneer ik zeg “je bent een genie of mislukking” dan is niet uw protoplasma de aangesproken persoon, zelfs niet uw honderd miljoen hersencellen. Er zit een werkelijkheid achter dat lichaam tegenover mij. Ik zie alleen maar een grote verscheidenheid aan lichaamsonderdelen maar de persoon erachter, de ziel, de persoonlijkheid, de nesjama, kan ik niet zien. Een bekende Russische chirurg zei eens dat hij duidenden mensen had opengesneden maar nog nooit een ziel had gezien. Dat was inderdaad juist. Met onze ogen van vlees en bloed kunnen wij geen hoge abstracties waarnemen. Dat kan alleen met onze nesjama. Die kan zijn gelijken aanvoelen.

Eenheidservaring
Ons lichaam bestaat uit triljarden onderdeeltjes. Toch ervaren wij onszelf als een eenheid. Ik zie het licht, ik snap een idee, ik wil, ik ga. Ik ervaar mijzelf als een eenheid, hoewel de logica mij dicteert te stellen dat mijn lichaam uit een oneindig aantal stukjes bestaat. Hoe is het mogelijk dat ik mijzelf ervaar als een eenheid? Wat verbindt al die verschillende onderdelen tot een zinvol leven? Zodra we sterven vallen al die deeltjes weer uit elkaar en verdwijnen ze in moeder aarde.
Ik ben mijn persoonlijkheid. Ik ervaar mijzelf als ondeelbaar, ondanks mijn eindeloos deelbare lichaam. Ik ervaar mijzelf als een eenheid, hoewel mijn lichaamsdelen totaal verschillend reageren. Lichaam is veelheid. Ziel is eenheid. Wat een geweldige ervaring om te zien dat ik niet mijn lichaam ben! Wat verheven om te zien dat ik mij kan abstraheren van al dat aardse. Ik kan de nesjama van de ander niet zien. Maar ik kan de nesjama van mijzelf wel voelen. Nesjama betekent “adem”. Ademen betekent uitwisseling met de omgeving. Ik kan mijn zieleberoerselen delen met een andere ziel. Onze nesjama heeft iets G’ddelijks want het onttrekt zich volledig aan de aardse, fysieke realiteit. Het staat erboven hoewel het ermee verbonden is. Ik heb het lichaam nodig om mijn nesjama te laten spreken en handelen in deze wereld. Maar tegelijkertijd voel ik aan mijn klompen aan dat de nesjama veel hoger reikt. Het is veel meer dan alleen het vuren van neuronen in mijn hersenen. De nesjamma geeft mij mijn lichaamsvoorstelling. Mijn nesjamma geeft mij een beeld van de wereld, integreert alles om mij heen, maakt het tot één grote eenheid, die ik waarneem zodra ik mijn ogen open doe. Wat een wonder!
De Talmoed stelt dat net zoals de ziel zich verbergt achter het lichaam, G’d zich verbergt achter de wereld. Hoe is het mogelijk dat het hele universum toch als een eenheid opereert? Hoe is het mogelijk dat alle verschillende deeltjes samenhangen? Er is geen fenomeen in de wereld, dat niet afhankelijk is van iets anders!
Maar wat stuurt dit alles aan? Wat is het doel van dit geheel? Achter die veelheid van materie zit een totale eenheid die zo abstract is dat het door de veelheid van de materie niet gevangen kan worden. Hij is er wel en hij vormt de middelpuntvliedende Kracht van het heelal. Daarzonder is geen zin en doel mogelijk, daarzonder is geen eenheid mogelijk, daarzonder is geen samenhang mogelijk.
Er bestaat geen strijd tussen wetenschap en religie. Religie is de basis van de wetenschap. Spreuken stelt “het begin van de wijsheid is G’d zien”. Wat betekent dit?

Werkelijke wetenschap
Zolang wij er niet vanuit gaan dat er achter de materiele wereld een Eenheidscreërend Principe schuil gaat, is zoeken naar correlatie en samenhang totaal zinloos. Wanneer wij ervan uitgaan dat alles uit één punt voortkomt, is het zinnig om naar correlaties te zoeken en verbanden aan te brengen tussen de gebeurtenissen in de wereld. Ieder mens heeft een natuurlijk gevoel voor samenhang. Maar samenhang is alleen maar denkbaar wanneer fenomenen uiteindelijk uit één punt voortvloeien of in ieder geval door één punt samengebundeld worden. Op de universiteit doen we niet veel anders dan doorlopend zoeken naar verbanden, samenhang, correlaties en verhoudingen. Alles staat met alles in verband.
Deze impliciete aanname vormt de basis van “het begin van wijsheid is G’d zien”. Pas wanneer we dat achterliggende Unificerende Beginsel herkennen, is er sprake van werkelijke wetenschap, geen toevallige maar van tevoren ingebedde verbanden ontdekken.

Wat meer respect voor het G’ddelijke in de mens, dat ons allen verbindt en de basis voor ons psycho-religieuze gemeenschapsgevoel vormt, zou ons gemeenschapsleven enorm kunnen verheffen.

Reacties zijn gesloten.