De betekenis van licht; religie als bindende factor in de samenleving

Rabbijn Evers was naast een predikante, een pandith en een imam, spreker bij een iftarviering van Islam & Burgerschap dat in het teken stond van het thema ‘licht’. Aan de hand daarvan gaat hij in op het belang van religie als bindende factor in de samenleving. “Namens het Nederlands-Israëlitisch Kerkgenootschap dank ik Islam en Burgerschap voor de uitnodiging hier vanavond te zijn. Ik voel mij vereerd te spreken naast geestelijken van andere religies. Ik ben bekend met het gegeven dat de Ramadan de vastenmaand in de Islam is en zeer zeker bekend met het begrip ‘vasten’ omdat dat ook in het Jodendom een rol speelt als momenten van bezinning en introspectie. Ik beschouw het als positief om op deze wijze een gebaar te maken naar andere religies en naar de samenleving als geheel.

Vrijdagavond aanstaande vieren wij het Joodse Chanoeka-feest, het lichtfeest ter herinnering aan de inwijding van de Tempel bijna 2200 jaar geleden. Er gebeurde een wonder. Het enige kruikje met reine olie, dat nog over was na de vreselijke strijd met de Hellenistische vorsten, had eigenlijk maar een dag kunnen branden. Toch bleek het licht veel langer te branden dan voor mogelijk werd gehouden.

Dit heeft een verstrekkende betekenis.

Chanoeka kent ook een historische achtergrond. Hellenistische overheersers wilden hun normen, waarden en religie opleggen aan het joodse volk, dat toen een minderheid vormde in eigen land.

Het verhaal is ook vandaag de dag nog uiterst actueel. Het gaat over minderheden temidden van een andere cultuur.

Ja, Chanoeka biedt nog steeds een belangrijk thema; de vraag naar het belang van religie als bindende factor, de kwestie van waarden en normen en de moed om je eigen geloof te blijven beleven temidden van een andersdenkende en andersvoelende cultuur heeft nog steeds topprioriteit in het publieke debat maar ook in het privé-leven van met name minderheden.

Minister Donner van Justitie vroeg zich maandag nog af waarom de religieuzen de laatste tijd zo stil zijn in de luidruchtige discussie over de rol van de godsdienst in de samenleving. Bij het debat over waarden en normen lijken de georganiseerde religies aan de zijlijn te staan. De politiek is te belangrijk om aan de religieuze leiders toe te vertrouwen, sprak minister Donner fijntjes, maar de plaats van het geloof in het openbare leven is ook te belangrijk om aan de politici over te laten…

In meer godsdienstige termen vertaald wordt hier de tegenstelling tussen lichaam en geest, religieuze beleving en dagelijks werk, de seculier aspecten van de samenleving en de hogere mensaspecten neergezet – hetgeen allemaal in een notendop gesymboliseerd wordt door het kaarsje en de vlam, die wij op Chanoeka aansteken. De vlam geeft ’s mensens bezieling weer – de kaars stelt de aardse, materiele omgeving voor vanwaar de geestelijke inspiratie ontspruit, de publieke ruimte, die van ons allen is. Wil iedereen zijn religie optimaal kunnen beleven dan is iedereen gebaat bij een rustige, sympathieke en tolerante omgeving.

Het vlammetje van Chanoeka is klein – maar verdrijft niettemin een grote hoeveelheid duisternis. Wil het vlammetje van inspiratie en uitstraling inderdaad naar buiten schijnen dan moet het wel branden – intens van binnen verlichten voordat het zijn zegenende werking naar buiten kan uitdragen.

Er bestaat binnen de Joodse traditie een voorschrift, dat de vlammetjes, die wij met Chanoeka ontsteken niet mogen ontaarden in een fakkel. Een vreemde zaak ! Hoe meer licht – hoe beter, zouden we in een eerste opwelling denken.

Kennelijk is dat toch onjuist. De charme van het kleine vlammetje ligt in zijn bescheidenheid.

Zodra het spirituele vlammetje ontaardt in een fakkel en een vlammenzee, is het geen licht meer maar een verterend vuur – naar binnen en naar buiten toe. Dan dooft het licht…Dan is religie geen bindende maar een ontbindende factor geworden, een breukvlak en splijtzwam, die het totaal van de religie – ook de positieve aspecten ervan – niet erg positief belichten.

In Nederland anno 2002 zijn wij de integratiefase al gepasseerd. Het is op dit moment veel eerder een interculturalisatieproces, dat gaande is in Nederland. We leren van elkaar – en zo moet het ook zijn.

Met meer dan honderd nationaliteiten en geloven op vaderlandse bodem zijn we onszelf en elkaar verplicht om – in ieder geval in de publieke ruimte – te zoeken naar wat ons allemaal bindt. Bindt eer gij begint – Het besef van deze noodzaak – hoe weinig spiritueel het ook moge klinken – is misschien wel de hoogste waarde, die wij in het als problematisch ervaren normen- en waardenoffensief moeten koesteren.

We leven anno nu in een groeifase naar een andere cultuurvorm, waarin alles in beweging is. Dit soort overgangsfasen heeft altijd tot enige lichte paniek geleid. Referentiepunten zijn we kwijtgeraakt, het cultuurpessimisme heeft inmiddels een hoge graad van besmettelijkheid bereikt.

Belangrijke interculturele principes staan in de Tien Geboden verwoord. De Tien Geboden stonden beschreven op twee Stenen Tafelen. Een oude Joodse traditie stelt, dat op de rechtertafel de geboden tussen mens en G’d beschreven stonden terwijl de de linkertafel de intermenselijke verboden bevatte. In het Midden-Oosten lezen we van rechts naar links. In het Westen lezen we van links naar rechts. Welke van beide relaties de boventoon moet voeren is een kwestie van nadruk. Maar liefde voor G’d komt tot uitdrukking in liefde voor de medemens, die naar G’ds beeld geschapen werd en degene, die zijn naaste niet minimaal kan respecteren, kan volgens mij ook niet van de Schepper en Vormer van die naaste houden.

Ook ik besef, dat een geestelijk reveil iets anders en meer is dan het oppoetsen van de burgerlijke moraal. Niettemin is de dagelijkse praktijk op straat – laat ik het maar zeer concreet verwoorden – de toetssteen van alle verheven idealen.

De joodse religie schrijft voor, dat het Chanoeka licht naar buiten moet stralen – ook op straat, waar zich vele anderen en andersgezinden bevinden. Als wij onze grondwaarden geloofwaardig vanuit onze privé-domeinen weten uit te dragen naar het openbaar domein dwingen wij als religieuze minderheden respect en geloofwaardigheid af. Het moreel en de moraal van religie en religieuzen moet uitstralen. Wij mogen inderdaad geloven in de schittering van de eeuwenoude tradities, die wij uitdragen. Dat is de boodschap van Chanoeka.

Reacties zijn gesloten.