De taak van de chazzan

Een oud Jiddisch spreekwoord zegt weinig vleiend: Chazzoniem … Narroniem, voorzangers zijn narren !

Door: Hans Bloemendal, oppervoorzanger

Uiteraard valt het mij moeilijk als fungerend voorzanger te bevestigen dat met dit spreekwoord een juiste definitie van het begrip chazzan is gegeven. Ik ben wel bereid te erkennen dat dit oude gezegde te denken geeft. Maar liever dan hier uit te weiden over de historische groei van het voorzangersambt, wil ik over het spreekwoord mediteren alvorens iets te zeggen over de taak van de chazzan, zoals die in de tegenwoordige tijd eigenlijk zou moeten worden uitgevoerd.

Synoniem
In oude tijden vervulde de man die toen chazzan werd genoemd de plichten die tegenwoordig de sjammasj (synagoge-bewaarder) in een normaal functionerende sjoel heeft. In de Talmoed, bijvoorbeeld, is de chazzan als voorzanger nog niet bekend. Particulieren, aangewezen door de parnas (hoofd van het gemeentebestuur), gingen in de dienst voor. Afgaande op hedendaagse toestanden lijdt het geen twijfel dat ook toen de belangstelling groot en de onenigheid veelvuldig geweest moet zijn, gezien het feit dat menig godsdienstige Jood in zich zelf een potentiële baäl tefilla (letterlijk: meester van het gebed) ziet.
Ik kan mij zeer goed voorstellen dat, toen de begrippen chazzan en baäl tefilla synoniem werden, voor het eerst het denkbeeld van de dwaze chazzan opkwam. Lieden die òf de gangbare melodieën, òf de Hebreeuwse teksten, òf beide niet goed kenden zullen ook toen weleens voor het amoed (gestoelte voor de chazzan) hebben gestaan. Later, toen steeds hogere eisen aan de stemkwaliteiten van de chazzan werden gesteld kwam het niet zelden voor dat men de gebrekkige kennis van de inhoud van voorgedragen gebeden wel wilde vergeven mits de man, nu met baret en toga, een hoge C kon produceren, een parelende coloratuur wist te brengen, of een eindeloze triller kon laten horen.

Noodzakelijk kwaad
In de geest van het Joodse voorschrift moet degeen die geregeld in het gebed voorgaat zowel een baäl tefilla als een sjaliach tsibboer (vertegenwoordiger van de gemeente) zijn. Een chazzan als zodanig is eigenlijk, bij wijze van spreken, een noodzakelijk kwaad. Kawana (aandacht) bij het gemeenschappelijk gebed moet voorop staan, terwijl de stem van de voorzanger, zeggen we, op de tiende plaats zou moeten komen. Deze ideale situatie komt in het algemeen gesproken helaas, maar vanuit het gezichtspunt van sommige goedbetaalde chazzaniem gelukkig, lang niet altijd voor.

Verslappende aandacht
Aan de andere kant, het is niet gemakkelijk de toestand van volledige kawana te bereiken. Daarom wordt elk middel belangrijk dat tot devote aandacht kan bijdragen. De mooie menselijke stem kan zo’n medium zijn. Laten we dus stellen dat de chazzan met het fraaie stemgeluid de aandacht die dreigt te verslappen gespannen weet te houden. Het zou dan eigenlijk vanzelfsprekend moeten zijn dat hij, op zijn beurt, inziet dat een té lange dienst een averechtse uitwerking op de gemeente zal hebben. Doet hij dat niet dan draagt hij ertoe bij dat bovengenoemd spreekwoord blijft voortleven

Assimilatie
Een ander hachelijk onderwerp is de stijlopvatting van de chazzan. Op het gevaar af enthousiaste volgelingen van de verschillende stijl-richtingen tot heftige protesten te brengen, waag ik het erop om stelling te nemen. Laat ik vooropstellen dat ik nóch voorstander ben van het stijve, statige chazzanoet van de echte Jekkes (Joden met Duitse achtergrond), nóch van het vaak huilerige dáwwenen (bidden) van vele Oosteuropees georiënteerde cantors en hun imitatoren. En terwijl aan de ene kant Duits-aandoende melodieën het bet hakkeneset (synagoge) binnenslopen, penetreerde aan de andere kant onvervalst Slavische sentimentaliteit de sjoel.
Eigenlijk laten orthodoxe Joden op het gebied van chazzanoet oogluikend iets toe waartegen ze altijd hebben gestreden … assimilatie! Wat dat betreft zijn we dus laaggezonken en niet alleen in de landen van het galoet (diaspora), maar ook in Israel. De kans op verbetering lijkt mij gering. In dit verband krijgt psalm 137 een diepe betekenis. Daar wordt beschreven wat de ballingen aan de stromen van Babylon zeggen: “Hoe kunnen we God’s lied op vreemde bodem zingen?”

De gemeente welgevallig
Soms denk ik dat er eigenlijk een ander soort chazzanoet zou moeten komen. Maar ik zie ook de opstand al. “Nieuwe stijl : Onzin ! Wij willen de vertrouwde melodieën houden!” Ik zie mij dit nog niet wegwuiven met: “de chazzan die zich daar iets van aantrekt is een nar !” Want dit zou een volstrekte misvatting zijn van de plichten die de sjaliach tsibboer heeft. De dien (wettelijk voorschrift) eist immers dat de chazzan meroetsa lakahal (de gemeente welgevallig) moet zijn. De voorzanger die zich in het geheel niets van de wensen van zijn gemeente aantrekt is erger dan een nar; hij overtreedt een wettelijk voorschrift.
Daartegenover staat natuurlijk de betrekkelijkheid van gewoonten en “tradities”. Wanneer een chazzan, laten we zeggen, 90% bekende niggoeniem (melodieën) zingt, blijven er altijd nog 10% over voor vernieuwing en verbetering. Waarschijnlijk zijn die resterende 10% binnen een jaar al tot “traditie” verheven. . Mits de chazzan in kwestie niet té halsstarrig is zal het hem wonderwel gelukken zijn gemeente geleidelijk tot zijn stijl en inzichten te “bekeren”. En wee dan de arme opvolger die van deze traditie afwijkt.

Verkeerde klemtoon
Een andere (kwalijke) “traditie” is het verkeerde gebruik van de klemtoon op de Hebreeuwse woorden. Terwijl bij het voorlezen uit de Tora de baäl kore (voorlezer) de juiste klemtoon zal kiezen, dankzij de negginot (voorgeschreven toontekens), verwaarlozen zeer vele voorzangers de correcte klemtoon bij de voordracht van de gebeden. Helaas kan ik in deze echter niet al té hard van leer trekken. Immers, mij is een niet-Joodse zegswijze bekend: hij die zonder zonden is werpe de eerste steen. Bovendien stelt u zich eens het vreselijke dilemma van een chazzan voor die, omwille van de juiste klemtoon, een bestaande (mooie) melodie moet vermoorden. En dan te bedenken dat de meeste composities op het gebied van chazzanoet , zeker in het verleden, geen rekening hielden met de juiste klemtonen in de tekst.
De klemtoonkwestie klemt gelukkig niet zo zeer voor Nederland. Boze tongen hebben wel eens beweerd dat menigeen die hier in het gebed voorgaat beter de klemtonen dan de betekenis van de Hebreeuwse woorden beheerst. U weet natuurlijk evengoed als ik dat Hebreeuws geen Engels of Nederlands is, maar gelukkig weer een levende taal met haar eigen regels. En waarom zou je dan een verschil moeten maken tussen het in het dagelijks leven gesproken profane Iwriet en het lasjon hakodesj (heilige taal) van de sjoel ?

Tot het verleden behoren
Tot besluit nog dit: Wanneer alle chazzaniem hun zang in overeenstemming weten te brengen met de correct uitgesproken tekst; de sjoel niet degraderen tot music hall of opera; niet téveel zullen vergen van het geduld van hun kehilla (gemeente); hun persoonlijke ijdelheid wegcijferen en eerlijke waardering zullen opbrengen voor hun collega-voorzangers; ….ja, dan zal het spreekwoord Chazzoniem… Narroniem uiteindelijk tot het verleden behoren.

Prof. dr. H. Bloemendal (1923) is oppervoorzanger van de Nederlands-Israëlietische Hoofdsynagoge te Amsterdam, waar hij sedert 1949 voorgaat in de diensten ter synagoge Jacob Obrechtplein.

Reacties zijn gesloten.