Wie heeft de leiding? De koning, de bedelaar of de handelaar?

Deze vraag werd gesteld door Maimonides, de grote rabbijn en filosoof die leefde van 1135 tot 1204 en die niet alleen een man van enorme kennis was op Joods en ander terrein (waaronder geneeskunst, astronomie en wiskunde), maar zijn kennis ook systematiseerde.

Maimonides kwam uit een vooraanstaande familie in de Joodse gemeenschap van de toen belangrijke Spaanse stad Cordoba, in die tijd geregeerd door moslims – die door de christelijke Spanjaarden werden aangeduid als ‘Moren’. Toen Maimonides zeven jaar oud was, werd de macht in Cordoba overgenomen door fundamentalistische moslims uit Noord-Afrika, de Almohades. Een van de vreselijke dingen die toen gebeurden was dat de synagoge tot de grond toe afbrandde – wat erger was dat het grootste deel van de Joodse gemeenschap haar toevlucht in de synagoge had gezocht en in de brand omkwam.

Maimonides op een Israelische postzegelDe familie van Maimonides ontsnapte en leefde een aantal jaren het leven van ballingen en vluchtelingen. Ze trokken door Noord-Afrika en de christelijke koninkrijken van het Heilige Land en hielden hun geloof verborgen, totdat zij hun toevluchtsoord vonden in het vredige, tolerante en islamitische land Egypte, dat in die tijd geregeerd werd door de grote Saladin. Maimonides verbleef de rest van zijn leven in Cairo, een man die geëerd werd door de Joodse gemeenschap en gerespecteerd door de moslims.

De bedelaar en de handelaar
In een van zijn geschriften vraagt Maimonides zicht af “Heeft hier iemand de leiding?” – of wellicht is een betere vertaling “Heeft deze stad een koning?” Maimonides geeft aan dat er twee manieren zijn om deze vraag te beantwoorden. Je zou kunnen zeggen: “Ja, de koning is de grote, knappe man die elke ochtend op een wit paard zijn paleis verlaat, wanneer hij op weg gaat om plaats te nemen op zijn troon in het gerechtshof, waar hij recht spreekt over de mensen van de stad die hem zijn problemen voorleggen.”

Je zou ook kunnen zeggen: “Ja, kijk maar eens naar dat donkere hoekje van het marktplein. Je ziet daar een grote, sterke man. Een bedelaar die om aalmoezen vraagt aan een handelaar bij de stal – een klein, petieterig mannetje die niettemin, als hij dat wil, de bedelaar iets kan geven. Maar hij geeft hem niets en zegt hem weg te gaan, waarschijnlijk door gebruik van een aantal krachttermen. En de grote, sterke bedelaar gaat weg.”

Dit, zo zegt Maimonides, is een even goede manier om een antwoord te verkrijgen. “Ja, er is een koning in deze stad.” Als er geen koning zou zijn die wetten geeft en deze afdwingt, zou de grote bedelaar alles wat hij maar wil kunnen afnemen van de zwakke handelaar. We zouden kunnen denken dat de handelaar erg onaardig is, als hij bedelaars een aalmoes weigert en hem beledigt. Ofschoon dit mogelijk correct is, is het niet relevant. We weten dat er een koning in de stad is, zelfs als we niet de knappe man op het witte paard hebben gezien.

Op dezelfde wijze, zegt Maimonides, kunnen we concluderen dat er in de stad ‘wereld’ een Koning is, namelijk God, zelfs als we hem nog nooit hebben gezien – we weten dat door te redeneren over hetgeen we om ons heen zien. Wat we nodig hebben is de pienterheid om de zaken die kunnen dienen als bewijs te herkennen – zoals de handelaar en de bedelaar uit het verhaal – en dan, zoals de mensen zeggen, de logica toe te passen.

Christopher Martin, docent filosofie aan de University of St. Thomas (Houston, Texas) op rknieuws

Reacties zijn gesloten.