Rosj Hasjana / Jom Kippoer – Sargenes of kittel

Wat is dat voor een jas die sommige mannen in sjoel dragen op Rosj Hasjana en Jom Kippoer?

Bij de ochtenddiensten van Rosj Hasjana en de hele dag gedurende de sjoeldienst van Jom Kippoer (inclusief Kol Nidré) dragen mannen een witte jas of heel lang hemd (jurk). De naam van het kledingstuk is sargenes. In Oost-Europese kringen noemt men het gewaad: kittel.

Het sargenes wordt in ieder geval gedragen door de voorzanger, de Koré (Tora-lajener), de Tokea (sjofarblazer) en de Matki’a of Ba’al Makrie (degene die de tonen voorzegt die de Tokea blaast).

Onschuld
De witte kleur staat symbool voor de onschuld. Afgeleid van de zin in het boek Jesaja (1:18) ‘onze zonden zullen wit worden als sneeuw’. In de tijd van de Tempel droeg de Koheen Gadol (Hoge Priester) op Jom Kippoer witte kledij in plaats van zijn van goud voorziene uniform. Omdat wij op deze ontzagwekkende dagen voor de Hemelse rechter staan, hullen wij ons in de doodskledij.

Doodskleed
Het sargenes is tegelijkertijd een feestkleed en het doodskleed waarin een overledene wordt gehuld. Het dubbele motief zien we in alle toepassing ervan terug: feestkleed, dat op sjabbat en bijzondere dagen wordt gedragen, ook Jom Kipoer en Rosj Hasjana, doodskleed waarin wordt begraven en de dood als kenmerk voor het dragen van het kledingstuk op Rosj Hasjana en Jom Kipoer als we ons onze vergankelijkheid als op geen ander moment in het Joodse jaar beseffen.

Het sargenes, waarin wordt begraven, heeft een ronde kraag waardoor een koordje loopt dat de kraag dicht kan knopen. In de praktijk dragen veel mannen tegenwoordig een witte jas, in plaats van het lange hemd waarin de dode ook wordt begraven. Die witte jas heeft een kraag als een jas of overhemd en een rij knopen om de jas te sluiten. De drager van het sargenes heeft een koord als een ceintuur om zijn middel. Maar er was ook een tussenvorm die vooral in Duitsland en ook in Nederland werd gedragen. Het lange hemd, net als het doodskleed, maar dan niet tot de enkels maar net over de knie, met een kraag zoals aan een overhemd, de mouwen eindigend in manchetten, de kraag en de manchetten afgewerkt met kant. Vanaf de kraag naar beneden loopt een rij met knopen tot ongeveer midden op de borst – vergelijkbaar met een poloshirt maar dan gaan de knopen dieper door. De knopen zijn niet van metaal, of tegenwoordig van kunststof, maar van katoen of linnen of een ander natuurproduct zodat ze afbreekbaar zijn wanneer de dode in het sargenes wordt begraven. Zulke knopen zijn niet gemakkelijk meer te vinden, het zijn knopen in de werkkleren van een kok die niet van kunststof of metaal zijn.

Groote Verzoendag Sargenes

Sargenes, ronde kraag, tot de enkels, het doodskleed gedragen op Jom Kipoer

Zijde
Het woord sargenes zou zijn oorsprong vinden in het woord ‘sericum’ wat de Latijnse aanduiding is voor de stof zijde. Zie Rasji op TB Sjabbat 77b). De Sefardiem kennen het gebruik om een sargenes te dragen niet en er is dus ook geen Sefardische naam voor kittel of sargenes.

Oudste bron
De waarschijnlijk oudste bron voor het woord Sargenes is bij rabbi Eliezer ben Nathan (RAbaN of Ra’AwaN ראב”ן, ca. 1090- ca. 1170) uit Mainz, vijftig jaar jonger dan Rassji. In zijn boek Even Ha’Ezer (Masechet Sjabbat op blz. 113A, 359), ook aangeduid als sefer RAbaN merkt hij op dat wie een kledingstuk heeft speciaal voor sjabbat zijn dagelijkse kledij daar voor verruilt. Rabbi Eliezer ben Nathan:

“Het lijkt mij dat hiervan het gebruik komt om een breed hemd te dragen dat men in het Duits een Sargense voor sjabbat noemt; wat niet een mantel voor door de week is, want je kunt in zo’n hemd geen werk verrichten.”

Ooit werd een wit kleed gedragen op iedere sjabbat en tijdens andere plechtige momenten. Dat valt op te maken uit de Talmoed Jeroesjalmi, Rosj Hasjana 1:3. Rabbi Eliezer ben Nathan lijkt daaraan het woord Sargenes te verbinden. Ook geeft hij aan wat te doen als je geen speciaal kledingstuk had voor sjabbat. Wat er op duidt dat dergelijke situaties waar men blijkbaar alleen doordeweekse kleren had of misschien zelfs maar één kledingstuk, zich kennelijk veelvuldig voordeden. Het lijkt erop dat het Sargenes in de ene regio gezien wordt als een feestelijk kledingstuk – dat lijkt ook het geval bij Rabbi Eliezer ben Nathan, en in andere delen van Asjkenaz, als primair het doodskleed. In het laatste geval wordt het dragen van het witte kleed op Jom Kipoer beschouwd als het doodskleed omdat op Jom Kipoer wordt geoordeeld over wie dit jaar zal leven en wie zal sterven. De dag waarop we ons meer dan anders bewust zijn van de vergankelijkheid van het leven en het tot inkeer komen centraal staat. De Utrechtse rabbijn J. van Gelder schreef in 1947: “Typisch komt dit tot uiting in de dubbele symboliek van het Sargenes. Het witte feestkleed en het doodskleed. Omdat het een feestkleed is, mogen Aweliem [in het Awel-jaar] het niet dragen. Wegens zijn karakter van doodskleed, draagt hij, die zich in het eerste jaar van zijn huwelijk bevindt, het niet.”
Rabbi Eliezer ben Nathan leefde in de middeleeuwen. Hij woonde in Mainz ten tijde van de Jodenvervolging ten gevolge van de Kruistochten in 1096. Rabbi Eliezer schreef meerdere pioetiem (liturgische gedichten) waaronder twee Selichot die vroeger ook in Nederland werden gezegd in Moesaf Jom Kipoer: Achapera pnee melech en Arieel bi’joto.

Machzor Amsterdam
Het fraai geïllustreerde Machzor Amsterdam, dat zich in het Joods Historisch Museum bevindt, heeft op één plaats een afbeelding van een mens.
Aan het begin van het Alenoe-gebed in Moesaf tweede dag Rosj Hasjana, staat de chazzan afgebeeld met een zgn. Jodenhoed op, een talliet om zijn schouders, en hij is gehuld in een lang gewaad (fol. 171b). Het gewaad zou kunnen verwijzen naar de kleding van de Hoge Priester in de Tempel maar goed mogelijk is dat de illustrator de chazzan heeft afgebeeld in het kledingstuk dat hij draagt op Rosj Hasjana, op de dag dat het Alenoe-gebed wordt gezegd: een sargenes. In The Amsterdam Mahzor, History, Liturgy, Illumination, E.J. Brill, 1989, wordt het prachtige boekwerk bestudeerd. De versiering van de tekst wordt beschreven door Gabrielle Sed-Rajna (p. 62). Zij ziet in het kledingstuk slechts ‘a long garment’, en maakt geen verwijzing naar de mogelijkheid dat het niet zomaar een kledingstuk betreft maar het sargenes.
Opperrabbijn Maarsen daarentegen ziet wel een sargenes in het kledingstuk dat de chazzan draagt. Maarsen schrijft hierover in zijn in het Hebreeuws geschreven artikel in Bijdragen en Mededelingen van het Genootschap der Joodse Wetenschap, 1925, p. 31: tsoerat jehoedie nilbasj besargenes.
Sed-Rajna dateert het Machzor Amsterdam rond 1260, afkomstig uit Keulen of omgeving, zo’n 150 jaar later dan dat rabbi Eliezer ben Nathan in Mainz over Sargenes schreef.

Alenoe Lesjabeach man in sargenes en talliet Amsterdam Machazor

Literatuur
Het woord sargenes heeft zijn weg gevonden in de Nederlandse literatuur.
Carry van Bruggen, dochter van de chazzan van Gorredijk en daarna Zaandam, schrijft in Het Huisje aan de Sloot:

mijnheer Snoek moest naar het Rabbinaat, in zwarte jas en hoogen hoed – heeft hij een eigen sargenes en waar ligt het, in de kast bij zijn moeder of in de kast bij zijn vrouw?

Haar broer Jacob Israel de Haan refereert in een van zijn gedichten aan het sargenes:

In Doodskleederen bidden wij gehuld,
Want God is Koning van leven en dood;
Zijn wil voert veilig door drijvende nood.
Wie ‘t hart als een wit kleed rein houdt van schuld.

Getrouwd
Alleen getrouwde mannen dragen een sargenes. Maar niet gedurende het jaar dat zij aweel (rouwende) zijn. Een uitzondering hierop zijn de voorgangers. Wanneer een voorganger, tokea of matkie’a, niet getrouwd of, ondanks dat hij aweel is, voorgaat in de dienst, dan draagt hij gedurende die momenten wel een sargenes.

In het reglement voor de sjoeldiensten van de Hoogduits Joodse Gemeente Amsterdam uit 1815 wordt het sargenes (laatste woord van het artikel) genoemd.

Kittel
In Oost-Europese kringen draagt de bruidegom een kittel onder de choepa. Ook is het daar gebruikelijk in een kittel de seder te geven (zie de afbeelding van Moritz Oppenheim waar de vader de Seder geeft in een wit gewaad met ronde hals.) en dat de chazzan een kittel draagt bij de ochtenddiensten van Hosjanna Rabba, de moesaf-dienst van Sjemini Atseret en van de eerste dag Pesach (Gesjem en Tal) en op de eerste avond van de Selichot (bij ons worden de Selichot uitsluitend ’s ochtends gezegd, zonder sargenes). Ook gebruikelijk was hrt dat de bruid voor haar bruidegom het sargenes naaide en de bruidegom de bruid een bruidstefilla schonk, een fraai, vaak goud op snee, uitgevoerde sidoer met achterin het boek een verzameling in het Jiddisch, Duits of Nederlands zgn. Waiber-techines. De bruidegom droeg het Sargenes – een feestkleed, geen doodskleed, voor het eerst onder de choepa.

Sargenes is aanwezig
In 1932 reisde de jonge uit Breslau afkomstige Joseph Walk naar Bad Münstereifel een kleine plaats zuidelijk van Keulen, zuidoostelijk van Maastricht om er voor te gaan op Rosj Hasjana. Uit zijn opgetekende herinnering blijkt dat alleen in het Rijnland en niet oostelijker het woord Sargenes werd gebruikt en niet Kittel, voor het witte doodskleed.

Im Jahr 1932 erhielt ich meine Ausbildung als Volksschul- und Religionslehrer am Jüdischen Lehrerseminar in Köln. Kurz vor Rosch Haschana erhielt auch ich, auf Empfehlung des Seminardirektors, eine offizielle Einladung, an den „Jomim Noroim” in Bad Münstereifel, unweit von Köln, vorzubeten.

Die vom Vorsitzenden der Gemeinde, Andreas Kaufmann, unterschriebene Karte enthielt aber  noch einen mysteriösen Satz: „..Sargenes ist vorhanden”. Dieses Wort war mir als in Ostdeutschland aufgewachsenem Kandidaten vollkommen fremd.
Frau Rabbiner Carlebach klärte mich auf: „Sargenes ist der im Rheinland übliche Begriff für „Kittel“, das Sterbegewand, das der Vorbeter an den Hohen Feiertagen anzulegen hat.
In dieser Hinsicht konnte ich also beruhigt sein.

Reacties zijn gesloten.