Een matse is vergelijkbaar met een brood. Op vrijdagavond of jomtov-avond hebben we twee broden – de challot. Maar omdat wij op sederavond zeggen in Ha lachma anya laat ieder die honger heeft komen en mee-eten, is er een extra brood, een extra matsa.
De matsa wordt genoemd het brood van onze ellende, het brood van armoede. Wanneer een arme een brood krijgt, neemt hij er een stuk af maar bewaart de rest omdat hij niet weet wanneer hij opnieuw voedsel krijgt. Wij doen dat ook, breken een van de matses aan het begin van de seder. Maar voor de maaltijd hebben we twee hele matses nodig, zoals op vrijdagavond wij twee challot hebben, om hamotsie over te maken. Daarom moeten er drie matses zijn; een om te breken, twee onaangebroken matses voor hamotsie.
Toen Awraham drie bezoekers kreeg die hem de geboorte van Jitschak aankondigden, bakte Sara uit drie maten graan het brood dat Awraham zijn bezoekers voorschotelde. In het gedicht We’amartem zewach Pesach dat we gedurende de naseder zeggen of zingen, komt ook de beschrijving voor van het feit dat de drie bezoekers (engelen) matsot te eten werd aangeboden toen zij bij Awraham Awienoe gedurende Pesach op bezoek kwamen.
Gelijk het aantal matses zitten alle Joden aan de sedertafel; de kohaniem, de levieten en de rest van het volk Israel.
