De meest bekende verklaring om aan de naam Chesjwan de drie letters ‘mar’ toe te voegen is de vertaling van mar = bitter. De maand Chesjwan heeft geen feestdagen en is daarmee een ‘bittere’ maand. Er is echter ook een andere opvatting die stelt dat de correcte naam in alle gevallen marchesjwan is en dat het onjuist is om slechts chesjwan te schrijven/zeggen. Achtste maand
De namen van de maanden zijn afkomstig uit de Babylonische tijd. De betekenis van marchesjwan is gelijk zijn plaats op de kalender, n.l. de achtste maand, in de Akkadische (Babylonische/Assyrische) taal. In de Misjna en Talmoed, maar ook in bijvoorbeeld de Tora- en Talmoedcomentaren van Rasjie, en de geschriften van andere vroegmiddeleeuwse verklaarders als Rambam en Ibn Ezra) wordt ook steeds de gehele naam – marchesjwan – en niet slechts chesjwan, gehanteerd.
Druppel
De Prie Chadasj (rabbi Chizkija da Silva) geeft ook een antwoord op de vraag waarom de maand marchesjwan heet. Naar zijn mening heeft het voorvoegsel ‘mar’ betrekking op het begin van het regenseizoen. De bede om regen – tefillat gesjem – gebeurt op de laatste feestdag van tisjrie – Sjeminie Atseret. Kort daarna begint de maand marchesjwan. Da Silva merkt op dat de Targoem het woord ‘mar’ vertaalt met ‘tipa’, een druppel. Zoals in Jesjaja wordt gehanteerd: Heen gojiem kemar midlie – Let op, de volkeren zijn als een druppel van een emmer (40:15). De naam marchesjwan duidt dan op het regenseizoen, dat in tegenstelling tot de vertaling van ‘mar’ met bitter juist de zegen van regen en daarmee (agrarische) voorspoed moet brengen.
Dit antwoord is gebaseerd op een uiteenzetting van rabbijn Arie Zivotofsky. In aansluiting op hetgeen wordt opgemerkt bij de vraag over de vier dagen die Jom Kippoer en Soekot met elkaar verbinden, stelt hij op basis van een verwijzing naar Bne Jissachar dat de inwijding van de Derde Tempel in marchesjwan zal plaatsvinden. Daarmee de betekenis van ‘mar’ als bitter geheel wegnemend.