Mordechai en Ester: lichaam en geest

Ester was één van de zeven profetessen en behoorde volgens de Midrasj tot de vier mooiste vrouwen uit de geschiedenis. Poeriem speelt zich af aan het einde van de zeventigjarige Babylonische ballingschap. De generatie van ballingen was verstoken van zijn grote leiders en wordt vergeleken met een weeskind; het zou verlost worden uit de klauwen van Haman door een weesmeisje.

Ester – Mordechai: een duo
Volgens de Talmoed (Megilla 13a) was Ester zelfs getrouwd met Mordechai. Rabbi Meïr zegt: lees niet (2:7) “Mordechai nam haar tot dochter” maar lees: “Mordechai nam haar tot vrouw”. De vraag naar de relatie tussen Ester in het harem van Achasjwerosj en Mordechai in de poort van de koning heeft vele pennen in beweging gezet. De Talmoed verklaart dat zij uit het bed van Achasjwerosj opstond, zich onderdompelde in het mikwe en haar huwelijk met Mordechai gewoon voortzette. De ongewenste intimiteiten van de machtige koning over 127 provincies vormden geen inbreuk op de relatie van de twee hoofdrolspelers uit de Esterrol.
Samen werkten zij in het belang van hun volk, elkaar aanvullend op verschillend terrein. Ester bereidt de val van Haman voor temidden van de pracht en praal van het Perzische hof, Mordechai’s werkterrein ligt daarbuiten, temidden van zijn volk. Toen Hamans Endlösung Mordechai ter ore kwam, verscheurde hij zijn kleren, hulde zich in zak en as en trok de stad door, luid en bitter jammerend. Overal in het uitgestrekte rijk volgden de Joden Mordechai’s voorbeeld: inkeer, vasten, geween en geklaag; voor velen werd zak en as als bed uitgespreid. Het volk richtte zich tot G’d om hulp. Mordechai liet Ester berichten wat er gebeurd was. Via de bode Hatach droeg hij haar op naar de koning te gaan om diens genade af te smeken en te pleiten voor haar volk: “Beeld je niet in, dat jij alleen van alle Joden zult ontkomen, omdat jij in het paleis van de koning zit. Want als jij in deze tijd blijft zwijgen, zal er van andere zijde redding voor de Joden opdagen; wie weet of jij niet juist met het oog op deze tijd de koninklijke waardigheid verkregen hebt!”.

Het mannelijke en vrouwelijke element in de Esterrol
Juist in onze tijd van feminisme en emancipatie brandt de vraag naar een Joodse visie op rolverschillen tussen de seksen. Meewarig schudt de vrijgevochten mens zijn hoofd over de slaafse rol van de traditionele Joodse huisvrouw. Kinderen barend en kippesoep kokend slijt zij haar uitzichtloos bestaan. Als ik vertel, dat geen enkele vrouw volgens de Joodse wet verplicht is kinderen te krijgen en dat het in orthodoxe kring gebruikelijk is, dat de vrouw een baan heeft en het gezins¬inkomen (mede) verwerft, wordt ik niet geloofd. Noch in de Talmoed noch in Sjoelchan Aroech wordt een duidelijke rolverdeling tussen man en vrouw voorgeschreven. Behalve de uitspraak, dat Hakadosj Baroech Hoe de vrouw meer ‘verstand’ gaf dan de man (B.T. Nidda 45b) zijn er in de klassieke bronnen geen aanwijzingen te vinden voor aangeboren verschillen in intelligentie. Ook in de wetenschap is dit verschil niet aangetoond.
De vroegere ossificatie (botvorming) en rijpheid bij meisjes (aangetoond door elektro-neurologisch research op de hersenen) alsmede de vroegere taalontwikkeling worden halachisch verwerkt in het feit, dat de Bat-mitswa voor meisjes één jaar eerder wordt gesteld dan de Bar-mitswa voor jongens. Maar dit is slechts een tijdelijk ontwikkelingspsychologisch verschil. Op emotioneel vlak stelt de Talmoed nog, dat dames over het algemeen barmhartig zijn (B.T. Megilla 14b) en mannen agressiever zijn (adrenaline!) maar hiermee hebben we het zo ongeveer gehad. Sekse-verschillen worden in de halacha niet filosofisch benaderd of begripsmatig geformuleerd. De halachische denkwereld is in eerste instantie religieus en niet zuiver filosofisch, zoals de Grieks-klassieke. Joodse ideologie vertoont weinig neiging tot abstractie en sluit meestal nauw aan bij concrete waarnemingen.

Kabbala en theologie
Joodse theologie daarentegen kenmerkt zich door een hoge graad van abstractie. Daar het Opperwezen Zelf zich in geen enkel denkpatroon of intellectuele vorm laat ‘vangen’ – G’d is noch materie noch geest – richt de kabbalistische theologie zich vooral op de uitstralingen van het G’ddelijk Licht, die ‘sefierot’ of sferen worden genoemd. Deze sferen vormen een eenheid met G’d. De mens kan echter niet denken in termen van oneindigheid en neemt deze uitstralingen van G’ddelijk Licht dus waar als differentiaties van G’ddelijke uitstraling. Door middel van de ‘sferen’ wordt de relatie mens – G’d gelegd, in elke wereld weer op een ander niveau. In één van de hoogste werelden, Berieja, overheersen de intellectuele sefierot zoals Chogma en Biena en zijn de engelen ‘intelligenties’. Hun relatie met het Opperwezen draag een verstandelijk karakter. In een lagere wereld, Jetsiera, overheersen de emotionele sefierot en dienen de engelen G’d met liefde, eerbied en ontzag. De spirituele maar ook de lichamelijke structuur van de mens wordt eveneens door de sefierot bepaald.
Het menselijk denken wordt beheerst door de sferen van Chogma en Biena. Chogma kan omschreven worden als de flits of Aha-Erlebnis, de oplossing van een ingewikkeld probleem, die in één verlichtende bliksemschicht wordt geschouwd. Deze ‘kiem’ van inzicht heeft nog geen duidelijke vorm aangenomen en dreigt in het niets te verdwijnen als het niet snel wordt uitgebouwd en ontwikkeld tot een duidelijke gedachtengang. Biena – van ‘be-grijpen’ – moet verder aan de slag met de flits van inzicht, onderzoekt het en werkt het tot in details uit. Van abstractie krijgt het flitsende idee gestalte en vorm en wordt het ingekaderd in concrete denkpatronen, toepasselijk op de alledaagse realiteit. De oorspronkelijke ‘vonk’ van inzicht daalt af en wordt ‘verduisterd’ tot een nivo van hanteerbaarheid en communicatie.
De afdaling van de zwevende flits tot een concrete en ook voor anderen volgbare logische gedachtengang wordt ook wel in termen van de conceptie van het menselijk leven omschreven. Het mannelijke element in de voortplanting wordt gevat door het vrouwelijke, smelt hiermee samen en wordt in de baarmoeder uitgewerkt tot een gedetailleerd menselijk wezen. Daar het Jodendom zich concentreert op het hier en nu van de aardse realiteit moge het ons niet verbazen, dat juist de identiteit van de moeder het Joods-zijn van het kind bepaalt.

Kort samengevat betekent dit, dat het ‘mannelijk’ element in de Schepping – de sfeer van Chogma – volstaat met abstracte waarneming, terwijl het vrouwelijk element de vrij-zwevende gedachtenflitsen ‘naar beneden trekt’ en concrete en tastbare gestalte geeft. Chogma is creatief, Biena is uit op ontwikkeling, expansie en concretisering. Dit betekent overigens niet dat vrouwen of mannen per defini¬tie tot één van beide categorieën ‘veroordeeld’ zijn.
Chogma en Biena zijn slechts sferen, globale denkpatronen, die ieders deel kunnen zijn. Het zijn universele tendensen, die overigens wel in empirisch onderzoek significante verschillen opleveren tussen mannen en vrouwen. Zo vonden Shontz (1963) en Fisher (1970) dat vrouwen ervaringen en wensen met betrekking tot het eigen lichaam veel beter konden omschrijven dan mannen. Bij vrouwen speelt het lichaamsidee een centrale rol in het totaal van het zelf-concept. Bij mannen staat het lichaam meer op de achtergrond en speelt slechts een perifere rol in het totale zelfconcept.

De Esterrol in de Tenach
Ester is één van de 24 heilige boeken en dit betekent, dat de uitstralingen van G’ddelijkheid en met name de sefierot Chogma en Biena in de realiteit en hoofdrolspelers van het Poeriem-verhaal onvervormd gestalte krijgen. Ester en Mordechai vullen een heilig boek omdat zij de hogere sferen zuiver weerspiegelen. Zoals in een uitgekristalliseerd denkproces Chogma en Biena in interactie elkaar aanvullen, hebben Mordechai en Ester ieder op eigen wijze bijgedragen tot de uiteindelijke redding. Mordechai heeft in de hogere sferen gewerkt aan de vernietiging van Hamans besluit en Ester in de aardse, politieke sfeer. Mordechai riep op tot boete en inkeer en werkte in Joodse sfeer.
Ester bewerkte Achasjwerosj en legde een val voor Haman in hetzelfde paleis, waar hij eerder tot grootheid was geroepen. Mordechai bewandelde een bovennatuurlijke, Ester een natuurlijke route. Zij wist Achasjwerosj op andere gedachten te brengen en de bedreigende situatie in het tegendeel te veranderen: “de 13e Adar, die – integendeel – werd tot een dag, waarop de Joden hun haters overweldigden” (9:1). Ook in de wijze waarop Ester het Poeriemfeest door de komende generaties gevierd wilde zien, verschilde zij van Mordechai. En ook hier vinden wij hetzelfde verschil in sfeer tussen het ‘mannelijke’ van Chogma en het ‘vrouwelijke’ van Biena.

Verschillen in viering
Bij vergelijking van de Babylonische en Jeruzalemse Talmoed is opvallend, dat Mordechai en Ester de Chagamiem beiden gevraagd hebben om de twee dagen van Poeriem op speciale wijze – met maaltijden en vreugde – ook voor de komen¬de generaties verplicht te stellen ter herinnering. Maar Ester ging verder: zij verzocht de Chagamiem, dat haar verhaal zou worden opgeschreven en ieder jaar opnieuw zou worden voorgelezen.

G’dsverduistering
De Esterrol is het enige boek in Tenach waar G’ds naam ontbreekt. G’d leek zich op een afstand te houden. Deze afstand ontstond door identiteitszwakte en twijfels bij de Joden in ‘goles’. De G’dsverduistering reflecteerde slechts de houding van het Joodse volk. Het Poeriem-wonder gebeurde zonder duidelijk aanwijsbare ingrepen van Boven. De religieuze uitdaging lag in die tijd in de erkenning, dat de natuur slechts een denkbeeldige sluier van G’dsverhulling was en dat G’d zich in de ‘toevallige’ loop van de politieke gebeurtenissen voor iedereen, die wilde zien, openbaarde.
Mordechai, die de Chogma-sfeer weerspiegelde, vond twee feestdagen met een uitbundige maaltijd en sjlagmones voldoende. Vastlegging in een rol en voorlezing daaruit achtte hij overbodig omdat het wonder van G’ds wereldleiding en sturing van het lot der mensheid alleen met het geestesoog gevat kon worden. Het wonderlijke van het Poeriem-verhaal is een abstractie van hetgeen werkelijk gebeurde, waargenomen door ogen van vlees en bloed. In de Chogma-sfeer gaat het om de gedachte erachter, het G’ddelijk licht, dat in het Esterverhaal sec onduidelijk blijft. Ester stelt de Biena-sfeer voor, waar het hogere licht verduisterd wordt en aangepast raakt aan latere regionen, die voor iedereen toegankelijk zijn. Het woord Ester zelf betekent verhulling en versluiering. Haar kracht lag in het openbaren van G’ds inwerking in de menselijke geschiedenis. Zij had met eigen ogen aanschouwd hoe het natuurlijk verloop van de politiek zelf van Hogerhand een positief-Joodse verandering had ondergaan. Daarom moest vanuit haar optiek ook het ‘gewone’ verhaal concreet in een rol zijn aardse vorm aannemen. De opdracht van het Joodse volk in diaspora is juist het oplichten van tipjes van de sluier van G’dsverduistering: de menselijke geschiedenis is meer dan alleen een toevallige samenloop van omstandigheden. Daarom was er meer nodig dan alleen herinneren. Vanuit een concreet en voor iedereen toegankelijk verhaal verschijnt de ware toedracht vanzelf.
De natuur zelf is de duidelijkste wegwijzer richting het bovennatuurlijke en het hogere.

Het einde van alle wonderen
Niet voor niets heet Ester ‘het eind van alle wonderen’ (B.T. Joma 29a). Poeriem was het laatste wonder, dat het hogere in het lagere openbaarde. Daarom vieren we Poeriem ook op zo’n luidruchtige en lichamelijke manier: eten en drinken, sjikkeren, verkleedpartijen en verhulling, cadeautjes sturen en geld voor arme mensen. Chanoeka is het enige Joodse feest, dat historisch nog volgt. Maar Chanoeka blijft beperkt tot het rijk van de geest. Het zachte Chanoeka-licht symboliseert slechts het spirituele. Ester is het typisch-Joodse: penetratie van heiligheid tot in de laagste, materiële regionen.

Reacties zijn gesloten.