Rabbijn Moshe Stiefel: De eerste Chanoeka-dag was toch geen wonder?

Acht avonden lang steken we elke avond een kaarsje meer aan. De eerste avond (7 december) Chanoeka steken we een kaarsje aan, de tweede avond twee, en op de achtste avond steken we acht kaarsjes aan.

Dit doen we ter herinnering aan het wonder dat meer dan twee duizend jaar geleden gebeurde, toen we na een wonderlijke overwinning op de Griekse overheerser een kruikje olijfolie vonden voor het aansteken van de menora (kandelaar) in de heilige tempel in Jeruzalem. De olie die ze hebben gebruikt moest komen uit een kruikje pure olie, dat verzegeld was door de Koheen Gadol (Hoge Priester). Ze hadden slechts één klein
kruikje gevonden dat genoeg was voor maar één dag, maar het duurde nog acht dagen om meer olie te kunnen krijgen. Door een wonder bevatte dat ene kleine kruikje toch genoeg olie om acht dagen lang de menora aan te kunnen steken. Dat is de reden waarom we de menora acht dagen lang aansteken.

De ‘Beet Joseef’ vraagt in zijn bekende boek ‘Sjoelchan Aroech’: “waarom steken we eigenlijk acht dagen lang kaarsjes aan? De eerste dag was toch geen wonder? Eigenlijk hadden we maar zeven dagen (vanaf de tweede dag) van het kruikje olie zelf ook al een wonder! Dus de eerste dag herdenken, en vieren we het
wonder van het vinden van het kruikje olie en de volgende zeven dagen herdenken we het wonder
van het blijven branden voor nog zeven dagen lang! Acht dagen dus.
In een van zijn toespraken stelt de Lubavitcher Rebbe de volgende vraag: “Hoewel het vinden van het kruikje olie volgens het antwoord van de ‘Beet Josef’ een wonder was, was het toch NIET een wonder dat bovennatuurlijk was. Daarom accepteren anderen die verklaring niet en geven hierover andere verklaringen. Waarom is eigenlijk het vinden van dat kruikje op zo een gewone manier gebeurd? Waarom is het niet via een bovennatuurlijke manier gebeurd door bijvoorbeeld een kruikje olie uit de hemel te laten vallen.
Net zoals de andere zeven dagen op zo een miraculeuze wijze zijn geschied?’ Zijn verklaring luidt als volgt: ‘We weten dat een belangrijk principe van het Jodendom het constante groeien is. Een mens moet steeds blijven groeien. Men moet zorgen dat het vandaag beter is dan gisteren en morgen beter dan vandaag.

Vandaar dat we elke dag van Chanoeka een kaarsje meer aansteken dan gisteren. De vraag is: wat doen we dan op de dag NA Chanoeka? Hoe kan het dan zijn dat na acht kaarsjes aansteken, als volgt: ‘Juist op z’n gewone dag, als we geen speciale inspiratie hebben van de Chanoekalichtjes, dán komt de test of we onszelf ook dan gaan gedragen op de manier zoals het hoort.
De gewone dingen van onze dagelijkse leven doen zoals Hasjem dat van ons verlangt: eerlijk zijn in zaken, aardig zijn tegen iedereen, arme mensen helpen, denken aan de medemens. Kortom, geïnspireerd worden door de Chanoekalichten is mooi, en ook belangrijk, maar het doel is dat ook onze gewone dagelijkse leven
daardoor wordt beïnvloed. Om dat te benadrukken heeft Hasjem het begin van dit Chanoekafeest juist op een doodgewone manier laten gebeuren, om het duidelijk voor ons te maken, dat het doel van de inspiratie is dat het ons in het dagelijks leven zal inspireren en tot een hoger niveau zal verheffen.

Reacties zijn gesloten.