900-ste sterfdag Rasji: de grootste commentator aller tijden

Rasji's Tora-commentaar in het Nederlands vertaaldVandaag precies 900 jaar geleden overleed Rashi, de beroemdste bijbelcommentator aller tijden. Dagblad Trouw meent dat deze Middeleeuwse Joodse geleerde, ook buiten Joodse kring belangstelling verdient. Hier en daar wordt hij al herontdekt. Een Nederlandse vertaling van Rasji’s commentaar op de Tora is verkrijgbaar bij het NIK.

Trouw, 13 juli 2005

De Bijbel lijkt populairder dan ooit sinds delen van het Boek der Boeken 3300 jaar geleden door Mozes werden opgeschreven. Maar mét het geven van Tora ontstond ook het eerste commentaar. Eeuwenlang werd dit commentaar enkel mondeling doorgegeven. Schriftelijk vastleggen was verboden. Maar in 200 na Chr. was deze mondelinge traditie (Misjna) door de slachtpartijen onder rabbijnse geleerden bijna verdwenen. Daarom besloot de leider van het Sanhedrien (Israëls Hoge Raad) het verbod naast zich neer te leggen en de Misjna, inclusief de latere commentaren (Gemara), op te schrijven. Zo ontstond de Talmoed.

Rasji, rabbi Sjlomo ben JitschakRasji, een acroniem voor Rabbi Sjlomo ben Isaak (1040 -1105), werd geboren in Troyes en wordt door de eeuwen heen als de meest gezaghebbende Bijbel- en Talmoedcommentator ter wereld beschouwd. Iets wat niet alle kerken snel toe zullen geven.
Welk bijbelcommentaar men ook ter hand neemt, altijd klinkt de stem van Rasji erin door. De commentaren op de Lutherbijbel, de King James Version en de Statenvertaling zouden zonder Rasji nooit hun diepte hebben gekregen, omdat Rasji de bron was voor alle andere commentatoren.

 

Edelsteen
Voor zijn geboorte werd Rasji al aangekondigd als een edelsteen, die ooit de wereld met zijn wijsheid zou verlichten. Volgens een bekende legende was Rasji’s vader, een vrome Jood en wijnboer, in het bezit van een kostbare diamant. De steen was zo uniek dat verschillende christenen hem wilden kopen. Maar toen hij hoorde dat men de steen als oog wilde gebruiken in een christelijk beeld, wees hij ieder aanbod resoluut van de hand. Dat was afgoderij. Om de steen toch in handen te krijgen, werd Rasji’s vader aan boord van een schip gelokt en gedwongen de steen af te geven.
Toen hij dat doorhad, gooide hij de diamant in zee en zei – naar waarheid – de steen niet langer in zijn bezit te hebben. Op datzelfde moment klonk een stem uit de hemel en riep: „U, Izaak, zult een zoon krijgen, die als een schitterende edelsteen de wereld zal verlichten met zijn wijsheid.”

Veel kennis
Over zijn jeugdjaren is weinig bekend, maar uit zijn geschriften blijkt dat Rasji naast zijn gebruikelijke opvoeding veel kennis bezat over landbouw, veeteelt en wijnbouw en daarnaast een helder inzicht had in het bankwezen en het internationale handelsverkeer. Bovendien blijkt Rashi goed op de hoogte te zijn geweest van allerlei ambachten, gewoonten en gebruiken in zijn tijd.

Dochters
Na zijn studies in Mainz en Worms aan de vermaarde Talmoedscholen in het Rijnland, moest hij plotseling terug naar Frankrijk, omdat zijn vader tijdens de aanloop tot de eerste kruistochten door christenen was vermoord en hij het bedrijf van zijn vader moest overnemen. Later stichtte hij zelf een Talmoedschool in het Noord-Franse Troyes. Naast wijnboer en leraar was hij schrijver van commentaren die nationaal en internationaal zoveel indruk maakten dat Rasji’s invloed allengs groter werd en de faam van de Rijnlandse scholen naar de tweede plaats verdween. Rasji had drie dochters. Misschien was het voor hem een teleurstelling dat hij geen zoon kreeg, maar zijn dochters bewees hij met dit ’gemis’ waarschijnlijk een grote dienst.
Hij droeg zijn kennis aan hen over (en vervolgens aan zijn kleinzonen).
Deze dochters gingen de geschiedenis in als de geleerde dochters van Rasji. Zij waren uitzonderlijk begaafd en trouwden alle drie met Talmoedgeleerden, terwijl hun kinderen de traditie van hun grootvader hebben voortgezet.
Een van zijn dochters deed dienst als zijn privé-secretaris en was goed ingevoerd in de Tora- en Talmoedteksten, omdat zij tijdens ziekte of afwezigheid van haar vader zijn wetenschappelijk werk en correspondentie moest overnemen.

Criterium
13e eeuws kopie rasji-commentaar op de Tora, Leiden UniversiteitRasji’s invloed was zo groot dat een Jood die hem niet had bestudeerd, eeuwenlang als een schandvlek voor het Jodendom gold. Tot in de 19de eeuw was kennis van Rasji nog steeds het criterium voor Joodse cultuur en beschaving.
Rasji’s stijl is niet alleen erudiet en verhelderend, maar ook eenvoudig. Men zou het populair-wetenschappelijk kunnen noemen. Daarom is zijn werk niet alleen interessant als naslagwerk voor geleerden en bijbelexegeten, maar vormt het ook een praktisch commentaar voor de geïnteresseerde leek.

 


Noodgedwongen

In de Middeleeuwen moesten christenen zich noodgedwongen wel tot Rasji wenden, omdat zij zelf geen auteurs van naam hadden, die over zo’n diepgaande kennis van het Hebreeuws en over zoveel inhoudelijke bronnen beschikten als Rashi.
In de 14de eeuw was Nicolaas van Lyra (1270-1349) de enige onder de christelijke denkers die er openlijk voor uitkwam Rasji te raadplegen. Op grond daarvan noemden anderen hem honend ’de aap van Rasji’, terwijl zij hetzelfde deden, maar niet publiek wilden toegeven dat ze de Jood Rasji plagieerden.
Een populair rijmpje uit de 16de eeuw luidde: Si Lyra non lyrasset, Lutherius non saltasset, ’als Nicolaas van Lyra de lier niet had gespeeld, zou Maarten Luther niet hebben gedanst’. Lyra’s hoofdwerk werd intensief door Luther geraadpleegd voor zijn eigen bijbelvertaling uit 1534.

Buiten beschouwing
Voor Rasji vormde de oorspronkelijke, letterlijke tekst het uitgangspunt voor zijn commentaren. In principe wilde hij de mystieke betekenis van de tekst buiten beschouwing laten. Dat zegt hij ook letterlijk.
Toch geeft hij ook regelmatig verklaringen waaruit blijkt dat hij over veel meer geheime kennis beschikt dan hij in zijn toracommentaren kwijt wil. Algemeen neemt men aan, dat Rasji ook een gedegen kabbalist was. Door de sterke nadruk op de letterlijke betekenis van de Bijbel echter en het openlijk vermijden van andere, mystieke verklaringen, laadde hij echter niet de verdenking op zich, zich met kabbalistische praktijken bezig te houden.
Onder het mom van een terloopse, filosofische verwijzing kon hij echter indirect ook naar de diepere lagen van de Tora, de mystieke inhoud, verwijzen. Maar net als elke kabbalist sprak hij hier nooit openlijk over. Hooguit maakte hij soms een korte opmerking in de trant van: „Dit is voor hen die het begrijpen, zij zullen het begrijpen”. De rest was taboe.

Rouwen, linzen, mond
Een voorbeeld van Rasji’s manier van schrijven is de passage over de linzensoep van Esau (Genesis 25: 30; Esau verkoopt zijn eerstgeboorterecht aan zijn jongere broer Jacob voor een bord soep).
Rasji vraagt zich af, waarom Jacob uitgerekend linzensoep had klaargemaakt?
Hij legt uit, dat Izaak in de rouw was, omdat zijn vader Abraham kort daarvoor gestorven was. Het is een Joods gebruik, dat de rouwende niet zelf kookt en ook niet als eerste spreekt. Vandaar dat Jacob voor zijn vader had gekookt. De ronde linzen verwijzen naar een rad, dat rond is.
Letterlijk zegt Rasji: „Want het rouwen is als een rad, dat ronddraait door de wereld en zo ieder op zijn beurt ooit treft; en nog een andere reden: net zoals linzen geen mond, geen opening of geen plekje hebben dat men als beginpunt kan zien, zo hebben ook degenen, die in de rouw zijn, geen mond. Het is hen verboden om te spreken. En daarom is het ook gebruikelijk om degene, die rouwt, eieren te geven. Ook zij zijn rond en hebben geen begin of einde.” (’Pentateuch’ van A.S. Onderwijzer. Hebreeuws-Nederlands).

Reacties zijn gesloten.