Het waren waarschijnlijk de joden en niet de christenen die in Rome zijn begonnen met het begraven van hun doden in catacomben. Dat blijkt uit een onderzoek van oudheidkundigen van de Universiteit Utrecht, dat is gepubliceerd in het blad Nature.
De Utrechtse hoogleraar Leonard Rutgers heeft aan de hand van koolstofdateringen van de joodse catacombe Villa Torlonia in Rome aangetoond dat deze is aangelegd tussen de eerste eeuw voor christus en de eerste eeuw na christus. Tot nog toe werd aangenomen dat joodse begraafplaatsen als Villa Torlonia pas vanaf de derde eeuw na christus werden gebruikt. Het moment waarop ook christelijke tegenhangers ontstonden. Het is zeer waarschijnlijk dat de joodse gemeenschap in Rome de begraafmethode introduceerde en dat de christenen deze hebben overgenomen, aldus professor Leonard Rutgers, die het onderzoek leidde, tegenover Novum.
Die catacomben dankten hun bestaan aan ruimtegebrek in het volle Rome. Vanuit bestaande grafkelders werden ze steeds uitgebreid tot uitgestrekte gangenstelsels met graven in de muren, stelsels die soms aan elkaar vastgroeiden. De catacombe van Villa Torlonia kent diverse muurschilderingen met Joodse symbolen.
Er hebben minimaal zes Joodse catacomben bestaan. Vier zijn ingestort of er is overheen gebouwd. De nog bestaande catacomben kunnen niet worden bezocht. Alleen met een speciale vergunning kan men in het park onder Villa Torlonia naar binnen. De andere catacombe ligt in particulier terrein dicht bij de antieke Via Appia.
Joden wonen meer dan 2.100 aaneengesloten jaren in Rome. De eerste vestiging van Joden vond plaats toen afgezanten van Jehoeda Hamaccabi in 161 voor het begin van de gewone jaartelling Romeinse steun zochten tegen Antiochus IV. Daarop volgde de vestiging van meer Joden die vanuit Rome handel gingen drijven.
Met hun komst brachten de Joden tradities mee uit de tijd van de Tweede Tempel, die zij sindsdien in Rome vasthielden. Daaronder dus mogelijk ook de begraving in catacomben. Andere vestigingen van Joden ontstonden veelal na de val van de Tweede Tempel en hun tradities zijn dan ook veelal afwijkend.
Over het mysterie van de catacomben heeft Leonard Rutgers ook onderzoek gedaan en de nauwe betrekkingen beschreven die de Joodse gemeenschap van het laat-antieke Rome onderhield met heidense en Christelijke bevolkingsgroepen.
Rutgers: ‘De interactie tussen het jodendom en het vroege christendom is heel belangrijk geweest. De joden vormden al vóór de christenen een uitgebreide, hechte gemeenschap in Rome, allesbehalve marginaal, zoals ze wél vaak zijn voorgesteld.” Rutgers meent dat de joden in de Romeinse diaspora bepaald geen marginale, geïsoleerde groep vormden, maar een zelfbewuste gemeenschap die actief deelnam aan het leven in het laat-Romeinse rijk.
De Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen benoemde Rutgers aan de Universiteit Utrecht tot speciaal hoogleraar voor de Late Oudheid. Hij onderzoekt sinds twe jaar de catacomben om meer duidelijkheid te krijgen over het beginnende westerse christendom. Eén miljoen euro heeft de Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek voor dit project gefourneerd.
Rutgers heeft hout verzameld uit de afsluitingen van de graven die liggen onder het stadspark dat Villa Torlonia omzoomt. De villa was gedurende twintig jaar het woonhuis van de dictator Mussolini.