Parsja Soekot 5772

Zeven dagen in de Soeka

Op Soekkot lezen we uit de Tora over alle aspecten van de loofhut. De Soeka is een wankele hut en symboliseert de gedachte, dat wij doorlopend in het vergankelijke en voorlopige verblijven. Het geeft ook een gevoel van eenzaamheid weer: ”De dochter van Zion is als een loofhut gebleven in de wijngaard”, zegt de profeet Jesjaja (1:8). Eenzaamheid geeft ons het gevoel van tijdelijkheid.

Universeel
Juist door ons gevoel voor het tijdelijke van deze wereld en onze aparte positie binnen de reeks volkeren, is het mogelijk het offerritueel in de Tempel gedurende Soekkot te begrijpen, zoals dit voorgelezen wordt uit de Tora.

Totaal moesten er zeventig offers gebracht worden, die de zeventig volkeren symboliseren. Jeruzalem werd tot een mizbe’ach – altaar – van alle wereldburgers waardoor een opening tot eenheid onder alle mensen geschapen werd.

Ecologie, puur natuur
De soeka lokt ons ook weg uit onze kunstmatige woningen en stelt ons bloot aan de natuur, drukt ons met onze neus op de vraag naar de ecologie. We ontdekken weer de wereld van de eenvoud en verbondenheid met de omgeving van plant en dier. Maar de Tora verlangt meer van ons.

De superieure autochtoon
In Vajikra (Lev. 23: 42) staat, dat elke burger onder Israël moet zitten in de Soeka. Waarom juist de burgers? Omdat zij alle burgerrechten genieten, zich zeker voelen in hun omgeving en geaard zijn in hun vaderland. Ook dit gevoel wil de Tora bijslijpen.

Het superioriteitsgevoel van de ingezetene wordt even `kalt gestellt’. We gaan even voelen wat het betekent om geen vast huis en een stevig dak boven je hoofd te hebben: opdat jullie zullen weten, dat jullie voorouders in loofhutten verbleven toen zij door de woestijn trokken na de uittocht uit Egypte (Lev. 23:43).

Pas nadat wij de muren van onverschilligheid naar het leed om ons heen hebben neergehaald, zijn wij in staat in een ware `Soekkat sjalom’ te wonen. Vrede betekent eenheid met de ons omringende natuur, met alle mensen om ons heen en het G’ddelijke in de wereld.

In het Sechach resoneert de Sjofar
De Soeka verbindt het begin van de zevende maand, de  feestmaand Tisjri met het einde. Op Rosj Hasjana bliezen wij 100 Sjofartonen, die ons uit onze religieuze sluimertoestand moesten wekken. We deden tesjoeva, kwamen tot inkeer. We vinden deze zelfde tonen en het gevoel van nederigheid terug de in getalssymboliek (gematria) van het Sechach, het loof van de Loofhut Soeka. Iedere Hebreeuwse letter heeft een getallenwaarde. De ‘s’ is 60, de ‘ch’ is 20 en de tweede ‘ch’ eveneens. Tesamen dus 100. De honderd tonen van Rosj Hasjana vinden we twee weken later terug in het Sechach, de loofbedekking van onze gammele hut, die onze breekbaarheid en afhankelijkheid van Boven doen beseffen.

Kavvana, intentie
Vorige week schreven we over het belang van intentie en aandacht. Mitsvot vervullen is geen lippendienst of alleen maar uiterlijk vertoon. Het gaat om de verbinding van onze ziel met een aardse handeling. Bij elke mitsva past een algemene kavvana, intentie om G’ds wil hiermee te vervullen. Maar daarnaast bestaat er nog een tweede betekenislaag.

We zitten niet zo maar in de Soeka. Daarom moeten we in de Soekka bedenken, dat Hasjeem ons geboden heeft in de Soeka te zitten als aandenken aan de Uittocht uit Egypte: „Opdat jullie toekomsti­ge generaties zullen weten dat Ik de Bnee Jisra’eel, de Israëlieten in Soekot, hutten heb laten wonen, toen Ik hen uit Egypte gevoerd heb” (Vajikra/Lev. 23:43).

Het woord Soekot
We spreken achteloos over Soekot. Maar ook hier zijn diepere betekenislagen. Over dit woord „Soekot” hebben de Tannaïem, Misjna-geleerden in traktaat Soeka 11b een meningsverschil. Rabbi Elië­zer zegt dat dit de wolken zijn van de G-ddelijke Heerlijkheid, waarmee Hasjeem onze voorouders be­schermde tegen de hitte en de zon. Dit was de eerste airconditioning in de menselijke geschiedenis. Maar Rabbi Akiwa meent dat het echte hutten waren die de Joden voor zichzelf maakten ter bescherming tegen de zon, wanneer zij zich ergens legerden.

Waarom alleen wolken?
Jodendom onderscheidt zich door specificiteit. Niets is toeval. Alles heeft een uitleg of achtergrond. De vraag dringt zich op: waarom worden in de loofhutten alleen de wolken van G’ddelijke Heerlijkheid herdacht? Onze voorouders hebben bijzonder veel wonderen meegemaakt in de woestijn. Zo kregen zij dagelijks manna uit de hemel en water uit de bron van Mirjam. Waarom worden deze wonderen niet herinnerd in de symboliek van Soekot? Waarom worden alleen de wolken van de G’ddelijke Majesteit herdacht, die de Joden tegen hitte van boven, tegen schorpioenen en slangen van beneden en tegen pijlen en werpstenen van opzij beschermden?  Manna en water waren voor de Joden in de woestijn essentiële levensbehoeften. Daarzonder hadden zij niet kunnen blijven leven. HaSjeem, G’d had als het ware geen keuze: Hij moest hen dit wel geven als bestaansminimum. De wonderbaarlijke G’ddelijke wolken waren echter niet van direct levensbelang. Wij zijn daarom juist zo blij met de loofhutten, die de G’ddelijke beschermwolken symboliseren, omdat ze ons eraan herinneren dat G’d ons niet alleen van het hoognodige voorziet maar juist ook minder belangrijke aspecten van ons bestaan verzorgt.

Jiddisje klaagzang
Een ander antwoord hekelt impliciet het wangedrag van de Joden in de woestijn. De Soeka herinnert niet alleen aan positieve dingen van het Joodse volk. We moeten afleren doorlopend te klagen. We kunnen wat meer vertrouwen op G’d. Het manna werd door de Joden flauw voedsel genoemd (Bemidbar/ Num. 21:5). Ook over het water werd geklaagd, zoals bijvoorbeeld in Sjemot/Ex. 15:14 (“Wat moeten wij drinken?”). Over de wolken van G’ddelijke Majesteit hebben de Joden echter nooit problemen gemaakt. Het bleef voor hen een bron van grote vreugde. Daarom wordt Soekot, waarin deze G’ddelijke bescherming in de loofhut herdacht wordt ook zeman simchatenoe genoemd, de tijd van onze vreugde, omdat elke mitswa die de Joden met vreugde hebben aanvaard, zij tot op de dag van vandaag nog steeds met vreugde vervullen.

Tijdstip
Jodendom is een religie van de tijd. Ik moest laatst een film maken over tijd. Niets is zo tijdsgebonden als onze mitsvot. Daarom valt ook het tijdsaspect van Soekot op. Hoewel wij in de lentemaand Niesan uit Egypte trokken, gebood Hasjeem ons nog niet om op dat tijdstip van het jaar hutten te bou­wen, omdat het dan het begin van de zomer is. Iedereen maakt dan een hut voor de schaduw. Het zou dan niet duidelijk zijn dat het opzetten van een Soeka een mitsva is, die Hasjeem geboden heeft.

Daarom vieren wij Soekot in de zevende maand, in het regen­seizoen. Want dan verlaat iedereen zijn zomerhuisje en gaat weer thuis wonen. Maar wij gaan dan ons huis uit, om in de Soeka te wonen. Zo kan iedereen zien dat wij een mitsva, gebod van de Koning aller koningen vervul­len.

In de Tora wordt Soekot Chag ha’asief – het feest van de inzameling – genoemd na de oogst in Israël. De schuren liggen vol met de zegeningen van het land. Men wil terug naar de veilige beschutting van huis en haard. Regen, storm en kou staan voor de deur. Onze schaapjes staan op het droge. Wij neigen er weer toe ons vertrouwen bij onze materiële beschutting te leggen. De stevigheid van ons huis lijkt onze eerste zorg nu de winter aanstaande is. Precies op dat moment gaan wij de Soeka in. Wij laten zien dat we geen vertrouwen stellen in onze eigen kracht maar juist onder de vleugelen van de G’ddelijke Majesteit bescherming zoeken.

Wonen in de Soeka
Vajikra/Leviticus 23:42 stelt: „Jullie zullen zeven dagen in de Soeka verblijven”. Dat wil zeggen: jullie moeten erin wonen, zoals men woont in zijn huis. We brengen al ons mooie huis­raad in de Soeka, eten en drinken er, leren en slapen in de Soeka. Wil je telefoneren of praten met een vriend, dan doe je dat in de Soeka. Ook als men in zijn eentje davvent, davvent men in de Soeka.

Eerbiedwaardig
De mitsva moet met respect uitgevoerd worden. Breng daarom geen `onwaardige’ voorwerpen in de Soeka, zoals pannen of een emmer met water. Servies halen we na gebruik uit de Soeka. Maar drinkgerei mag men laten staan. Wanneer men er `onwaardige’ voorwerpen in heeft gebracht, blijft de Soeka kosjer. Maar zolang die voorwerpen zich in de Soeka bevinden, zegt men niet de Beracha: „Leesjeev basoeka”.

Reacties zijn gesloten.