Ha’azinoe (Devariem/Deuteronomium 32:1-52)
HA’AZIENOE (luisteren jullie) en JOM KIPPOER
Mosje roept hemel en aarde tot getuigen wat er gebeurde in vroeger dagen en schildert hoe het volk zal afwijken – in zeer poëtische taal. Weer worden alle rampen genoemd die over het volk zullen komen als ze de ge- en verboden niet gehoorzamen. Maar eens zal God Zijn volk genade schenken en wraak nemen op de tegenstanders. Nogmaals vermaant Mosje het volk zijn woorden ter harte te nemen. Het doel is G’d als de Schepper te erkennen en uiteindelijk kan niets de band tussen G’d en het Joodse volk teniet doen. Mosje mocht vanaf de berg Nevo uitkijken over het Land Israel. Israel binnentrekken mag hij niet.
Ha’azinoe is de 53e Tora-parsja, de 10e van Devariem. Ha’azinoe bevat 3 open afdelingen, telt 52 pesoekiem, verzen, 614 woorden en 2326 letters.
HA’AZINOE: LIED, OPDRACHT EN GETUIGENIS
“Schrijf voor jullie dit lied op en leer het aan de Israëlieten. Leg het hun op de lippen, zodat dit lied voor Mij een getuige zal zijn tegen de Israëlieten” (31:19). Ha’azinoe is
- een lied,
- twee opdrachten en
- een getuigenis.
De verklaarders leggen uit, dat dit lied de hele Tora is. De schrijfopdracht betekent, dat iedereen een hele Torarol moet schrijven. Dit kunnen de meeste mensen niet. Daarom kopen we zo veel mogelijk Joodse boeken om dit gemis goed te maken.
Maar de Tora zegt ook `Leg het hun op de lippen’. Dit betekent, dat wij dit lied uit het hoofd moeten kennen. Waartoe dient deze leeropdracht en hoe kan het lied dienen als getuigenis? Het lied spreekt over
- de ontrouw en rebellie van het Joodse volk,
- onze ellende en
- de uiteindelijke beloning.
Wij staan nu aan het einde van de Tora. Het hele vijfde Toraboek is een lange bestraffende deraasja (toespraak) van Mosje. Hij verafschuwt het gebrekkige geloof van het Joodse volk. Regelmatig waren ze gewaarschuwd tegen afgoderij. Mosje vreest, dat zij uiteindelijk weer zullen vervallen tot afgoderij.
Mosje weet, dat de Joden uiteindelijk in ballingschap zullen gaan. Dit lied Ha’azinoe is onze geschiedenis en onze toekomst. Aan de ene kant weten we wat er gaat gebeuren, we kennen het uit ons hoofd, we bezingen onze ballingschap. Aan de andere kant gaan wij twijfelen of G’d ons niet verlaten heeft.
Been adam laMakom – tussen mens en G’d
Ha’azinoe voorspelt niet alleen maar begeleidt ons ook. Het legt ons de oorzaak van onze ballingschap uit. Maar het is meer. Het is een modus vivendi, een ‘way of life’. Iets verderop (32:20) zegt G’d: “Ik zal Mijn Aangezicht voor hen verborgen houden”. Het idee van de G’dsverduistering doordrenkt Ha’azinoe. G’dsverduistering is verwijdering van G’d. G’d laat ons over aan de natuur en de loop van de menselijke geschiedenis, wanneer wij Hem niet willen kennen. Met de inhoud van dit lied in ons achterhoofd kunnen wij iets meer van onze ballingschap verwerken. Zo legt Rabbiner S.R. Hirsch (19e eeuw, Duitsland) Ha’azinoe uit als een getuigenis van G’d, Hemel en aarde tegen het Joodse volk.
DE TIEN BEKERINGSDAGEN: OOK BEEN ADAM LECHAVERO
Echte G’dsdienst uit zich in een open en warme instelling naar onze medemens. De laatste tijd bestaat er een duidelijke tendens om de mens in onze religieuze haast te vergeten. Rabbi Akiwa verklaart de naastenliefde tot een allesovertreffend hoofdprincipe. Door de exclusieve nadruk op ‘dit mag wel en dat mag niet’ vervreemden wij van onszelf.
Vraag een volwassene op te schrijven welke vijf belangrijkste humanistische en morele waarden hij aan de wereld zou willen nalaten, en al snel blijkt dat de meest hooggestemde idealen het dagelijkse verwachtingspatroon zijn binnen het Jodendom. Alleen al aan de intermenselijke aspiraties van Jom Kippoer heeft een humanist zijn handen vol.
‘Wie van de Vader houdt, heeft ook Zijn kinderen’. De morele basis voor naastenliefde ligt in onze gelijkheid voor G’d.
Bekend is het verhaal van een Rebbe die op sterven lag. Zijn chassidiem (volgelingen) vroegen hem wat zijn laatste boodschap aan hen is. De rebbe antwoordde: ‘Voel je beschaamd tegenover je medemens.’ De chassidiem vroegen verwonderd: ‘Rebbe, moeten wij ons niet meer schamen voor G’d?!’ De rebbe antwoordde: ‘Als je een schaamtegevoel hebt voor mensen zul je ook G’dvrezend zijn.’
JOM KIPPOER: EEN NIEUW STADIUM NA ROSJ HASJANA: ZELFKRITIEK
Aanstaande Sjabbat is het Jom Kippoer. Afgelopen week vierden we Rosj Hasjana. Rosj Hasjana is een dag van Oordeel, een Jom hadien.
Jom Kippoer daarentegen is de meest mensgerichte feestdag van het Joodse jaar. De mens wordt voornamelijk geconfronteerd met zichzelf, zijn gedrag tegenover G’d en medemens, zijn taak in de gemeenschap en zijn rol in de wereld.
Op Jom Kippoer worden onze zonden weggewassen. We staan de hele dag vastend, biddend en huilend in de synagoge. Het is de dag van inkeer en vergeving.
Jom Kippoer is de meest confronterende dag in het Joodse kalender. De mens wordt volledig op zichzelf teruggeworpen. Er zijn grote verschillen tussen Rosj Hasjana en Jom Kippoer.
Op Rosj Hasjana kronen we G’d tot Koning over de Wereld.
Op Jom Kippoer belijden wij onze zonden en hopen wij door tesjoewa, door inkeer vergeving te krijgen voor al onze zonden.
In de bekeringsdagen tussen Rosj Hasjana en Jom Kippoer bereiden we ons voor op deze confrontatie tussen G’d en mens. Maar eigenlijk waren we met de aanloop van Jom Kippoer al veel eerder begonnen. Al van het begin van Elloel, de maand voor Rosj Hasjana proberen we terug te keren tot G’d. Het zijn eigenlijk veertig dagen van inkeer waarin wij ons voorbereiden op Jom Kippoer. Ons dagelijkse ego moet hiervoor gevoelig worden gemaakt.
Wat betekent Jom Kippoer in dit groeiproces? Jom Kippoer leert ons groeien door introspectie (bij onszelf naar binnen kijken) en door erkenning van onze fouten. Alleen zo kunnen we met een schone lei een nieuwe start maken en opnieuw beginnen.
Op Jom Kipoer noemen we in sjoel zelfs tien keer alle mogelijke zonden op waaraan een mens zich schuldig kan maken. Het wordt gezamenlijk en hardop gezegd, zodat, wie zich aan één of meer van de genoemde zonden schuldig heeft gemaakt, daar niet apart voor de gemeenschap mee staat. En er is niemand die zich aan géén van de uitputtend genoemde wangedragingen te buiten is gegaan.
De viddoej, de zondenbelijdenis, is alfabetisch volgens het Hebreeuwse alfabet gerangschikt om het beter te onthouden.
Toegeven, dat we verkeerd hebben gehandeld, werkt zuiverend. Een zondebelijdenis maakt ons los van het verkeerde verleden en bereidt ons voor op een betere toekomst. Het geeft ons de mogelijkheid om door introspectie (naar binnen kijken) en kritische analyse van ons eigen handelen een beter mens te worden.
Ik ga hieronder in op een mogelijke uitleg van verschillende onderdelen van de zondenbelijdenis:
Diefstal komt zeer regelmatig voor, in grove maar meestal in (zeer) subtiele vorm. Hebt u ooit iets wat niet van u was, weggenomen, zoals een dropje uit de uitdagend openstaande bak in de supermarkt? `Wij hebben gestolen’ geldt niet alleen tussen mens en medemens maar ook in de relatie tussen mens en G’d (zoals Malachi (3:8) al zei: “Je besteelt Mij doorlopend”). We doen G’d zeer vaak tekort. Bekend is de uitspraak uit Spreuken (28:24) waar staat: “Hij besteelt zijn vader en moeder.” Volgens de Talmoed (Berachot 32b) betekent de ‘vader’ hier Hasjeem (G’d) en wordt met ‘moeder’ het Joodse volk of de medemens aangeduid.
Negatief spreken. We hebben met dubbele tong gesproken (we zeggen niet eerlijk wat we meenden), we hebben lasterlijke taal, leugens, bedrog, roddel (wat zelfs kan uitmonden in karaktermoord) of smerige taal gebruikt. Ook deze avera (overtreding) geldt zowel tegenover de medemensen als tegenover G’d. Hasjeem zegt via Zijn profeet Male’achi (3: 13): “Jullie spraken uitermate onaangenaam tegenover Mij”. Vaak spreken we geringschattend over onderwerpen uit de Tora of nemen we de eer van Hasjeem niet werkelijk serieus en tonen we zo, dat het niet de moeite waard is Hasjeem echt te dienen. Hieronder valt ook het voeren van zakelijke gesprekken op Jomtov en Sjabbat, al dan niet in sjoel!
Pervers handelen en denken. Wat recht was en duidelijk goed, hebben wij geperverteerd en slecht gemaakt, we hebben verkeerd gehandeld door andere mensen aan te zetten tot overtredingen of zonden. Ook hebben we onreine gedachten gekoesterd, en gekeken naar zaken die we moeten vermijden. Vervolgens hebben wij anderen in het openbaar te schande gezet; daaraan tilt het Jodendom zwaarder dan wij hier gewend zijn, en openbaar is zelfs al in huiselijke kring.
Spotten en uitlachen. Wij hebben mensen of belangrijke en heilige dingen belachelijk gemaakt. De profeet Jesjajahoe waarschuwt hier al tegen omdat men alles wat goed en gewijd is met een paar woorden totaal kan `afbreken’ (28:14). G’d verdraagt spottende en hoogmoedige mensen niet, die anderen naar beneden halen door ze belachelijk te maken. Volgens de Talmoed hebben deze lichtvaardige spotters geen plaats in het Paradijs.
De G’ddelijke opdracht negeren. We waren opstandig, tegen Hasjeem, G’d, onze ouders en onze leraren. Sommige mensen gaan in de fout omdat zijn hun hartstochten niet kunnen beteugelen maar als je willens en wetens een opdracht van G’d in de wind slaat, rebelleer je tegen het Opperwezen.
Opstandig rebelleren. We waren weerspannig, wellicht tegen zowel onze ouders als tegen de Hoogste autoriteit. Opstandig en weerspannig zijn bijna synoniem. Wij hebben onze harten van de G’dsdienst afgewend.
Vijandschap. Wij namen een vijandige houding aan. De onderlinge onverdraagzaamheid is het grootste euvel waar wij in deze tijd aan mank gaan.
Weinig flexibel of bescheiden. Wij gedroegen ons hardnekkig. Reeds Mosje Rabbenoe wees ons al vroeg in de Joodse geschiedenis, in het boek Exodus op ons hardnekkige karakter: “Zie, het is een stijfkoppig volk” (32:10). Wat ons ook gebeurt, we zien er nooit de Hand van G’d in. Ook al krijgen we duidelijke standjes, we blijven volhouden, dat het slechte dat ons overkomt, slechts een toevalstreffer is. We blijven rotsvast overtuigd van ons gelijk en worden nooit nederig.
Verdorvenheid. Wij hebben verderfelijke dingen gedaan. Het woord `sjicheet’ wordt nogal eens in verband gebracht met corruptie, afgoderij en ontucht of obsceniteiten. Maar verdorvenheid uit zich ook op subtiele wijze door anderen angst aan te jagen door altijd kwaad en opvliegend te zijn of anderen niet te willen helpen door te weigeren tsedaka (liefdadigheid) te geven.
Bewust-onbewuste fouten. Ook een dwaling of fout komt ergens vandaan. Meestal borrelt het op uit het onderbewuste en dat betekent, dat wij deze kwade neigingen normaliter niet toelaten tot ons bewustzijn. Maar zij maken wel deel uit van onze persoonlijkheid en vergrijpen, die hier uit voortvloeien kunnen we niet afdoen met het etiket `slipper of the tongue’.
Slecht voorbeeldgedrag. Wij hebben niet alleen zelf gezondigd maar ook anderen op een dwaalspoor gebracht. Ieder mens heeft een vrije keus. Dit betekent, dat hij soms of regelmatig in de fout kan gaan en anderen daarin kan meesleuren. Een subtiele vorm hiervan is een slecht voorbeeld geven. Een slecht voorbeeld doet helaas volgen.
Ik hoop, dat u zich na afloop van deze Ontzagwekkende en heilige doch zware dag bevrijd voelt van uw zonden en in staat bent er beter mee om te gaan. Zeker heeft u er een voldaan gevoel aan overgehouden voor de toekomst. Moge u de vast goed zijn doorgekomen; ik wens u alvast een gezond aanbijten!
Gemar chatima tova, Sjana tova oemetoeka, hier en in Israël, een sjana van sjalom en voorspoed, voor iedereen!